ECLI:NL:RBAMS:2022:5870

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
AMS 22/4131
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij rectificatieverzoek in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Openbaar Ministerie. De eiser had op 26 april 2022 een rectificatieverzoek ingediend met betrekking tot een gespreksverslag dat niet correct zou zijn. Het Openbaar Ministerie had echter aangegeven dat rectificatie niet mogelijk was, wat leidde tot een bezwaarschrift van de eiser. De rechtbank ontving het beroepschrift van de eiser op 29 augustus 2022, waarin hij verzocht om een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft echter besloten het onderzoek te sluiten zonder zitting, omdat zij van mening was dat zij onbevoegd was om van het beroep kennis te nemen. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat het rectificatieverzoek betrekking had op een strafzaak, waarvoor de bestuursrechter niet bevoegd is. De rechtbank heeft uiteengezet dat de hoofdstukken van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen voor bezwaar vatbaar besluit was genomen door het Openbaar Ministerie, waardoor er geen mogelijkheid was voor bezwaar of beroep. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrecht en strafrecht en de beperkingen van de bestuursrechter in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4131

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

het Openbaar Ministerie, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 29 augustus 2022 een beroepschrift van eiser ontvangen.

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaak omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden. Eiser heeft in het beroepschrift om een mondelinge behandeling gevraagd. De rechtbank ziet aanleiding om dat verzoek terzijde te leggen omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. [1]
Waar gaat het over?
2. Eiser heeft op 26 april 2022 een rectificatieverzoek bij verweerder ingediend omdat het verslag van een gesprek op [datum 1] in de zaak met parketnummer [nummer] niet klopt. Verweerder heeft eiser op 10 mei 2022 bericht dat rectificatie niet mogelijk is. Op 11 mei 2022 heeft eiser een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Verweerder heeft eiser op 17 mei 2022 bericht dat het bericht van 10 mei 2022 geen besluit is. [2] Op 2 juni 2022 heeft verweerder eiser de inhoud van het bericht van 17 mei 2022 andermaal toegezonden. Eiser heeft zich op 12 juli 2022 opnieuw tot verweerder gewend. Verweerder heeft, in tegenstelling tot hetgeen op 14 juli 2022 is toegezegd, niet meer gereageerd.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet op tijd nemen van een besluit. Eiser heeft zich onder verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank van 4 juli 2022 op het standpunt gesteld dat sprake is van een voor beroep vatbaar besluit.
Wettelijk kader
4. Onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. [3]
5. In de Awb is bepaald dat de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van de Awb niet van toepassing zijn op de opsporing en vervolging van strafbare feiten. [4]
Beoordeling
6. De bestuursrechter ziet zich voor de vraag gesteld of zij bevoegd is van het beroep kennis te nemen. De rechtbank zal daarbij eerst ingaan op de vraag of verweerder een besluit heeft genomen.
7. Het onderhavige geschil heeft betrekking op een verzoek van eiser om een gespreksverslag te wijzigen. De uitspraak van 22 juli 2022, waarnaar eiser heeft verwezen, heeft eveneens betrekking op een verzoek van eiser om een gespreksverslag te wijzigen. [5] Eiser heeft het rectificatieverzoek in die zaak op grond van artikel 16 van de AVG gedaan. [6] De bestuursrechter heeft in de uitspraak van 22 juli 2022 beslist dat een dergelijk rectificatieverzoek op grond van de AVG kan worden gedaan, dat dit verzoek een aanvraag is en dat het bestuursorgaan daar een voor bezwaar vatbare beslissing op moet nemen. [7]
8. Het beroepschrift van eiser heeft betrekking op een rectificatieverzoek van een verslag dat in het kader van een strafrechtelijk onderzoek is opgesteld. Nog los van de vraag of eiser het rectificatieverzoek op grond van artikel 16 van de AVG heeft ingediend, betekent het voorgaande dat de hoofdstukken 2 tot en met 8 van de Awb niet van toepassing zijn. Er kan geen bezwaar worden gemaakt en daarmee ook geen beroep (als bedoeld in de Awb) worden ingesteld. Artikel 1:6 van de Awb bevat dwingend recht. De bestuursrechter is derhalve niet bevoegd om van het beroepschrift kennis te nemen.
9. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat zij niet bevoegd is. Zij zal zich dan ook onbevoegd verklaren.
10. Van eiser is geen griffierecht geheven. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 oktober 2022
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.als bedoel in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb
3.artikel 1:3, eerste lid, van de Awb
4.artikel 1:6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb
5.uitspraak van 22 juli 2022 in zaaknummer AMS 21/5388 met als partijen [eiser] en het
6.de afkorting AVG staat voor de Algemene Verordening gegevensbescherming
7.aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb