ECLI:NL:RBAMS:2022:587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
RK 21-016125
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen toepassing vervangende hechtenis na niet verrichte taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan op een bezwaar van de veroordeelde tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 80 uren opgelegd gekregen, maar had deze niet verricht. Het Openbaar Ministerie had op 8 november 2020 besloten om de vervangende hechtenis van 40 dagen toe te passen, wat op 7 januari 2022 aan de veroordeelde was betekend. De veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. Y. Karga, heeft bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, met het verzoek om de taakstraf alsnog te mogen verrichten.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De veroordeelde had aangegeven dat hij vanwege een dreiging op zijn leven niet in staat was om de taakstraf te verrichten. De reclassering had geprobeerd contact met hem te krijgen, maar dit was niet gelukt. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde zelf verantwoordelijk was voor het onderhouden van contact met de reclassering en dat hij geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank heeft de argumenten van de veroordeelde en de reclassering gewogen en geconcludeerd dat er voldoende redenen zijn om de veroordeelde een laatste kans te geven om zijn taakstraf te verrichten.

De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard en de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis opgeheven. De veroordeelde moet de taakstraf van 80 uren binnen 12 maanden na de uitspraak voltooien. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. H.E. Hoogendijk, politierechter, in aanwezigheid van griffier A. Gordon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-085302-17
raadkamernummer : 21-016125
datum : 27 januari 2022
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres veroordeelde] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. Y. Karga, [kantooradres advocaat] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Feiten

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 9 november 2017 veroordeelde een taakstraf van 80 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 40 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 8 november 2020 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 7 januari 2022 aan de veroordeelde betekend. In de stukken bevindt zich ook een betekening met als datum 15 oktober 2021.

Procedure

Het bezwaar is op 20 oktober 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 27 januari 2022 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft veroordeelde (telefonisch in verband met Corona), de raadsvrouw en de officier van justitie op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt de taakstraf alsnog te verrichten.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft in raadkamer aangevoerd dat het vonnis op 8 juni 2020 onherroepelijk is geworden en veroordeelde vanaf 4 mei 2021 niet meer bereikbaar was. De raadsvrouw is destijds door de recherche gebeld over de dreiging naar veroordeelde en die dreigende situatie was op dat moment nog niet opgelost. Veroordeelde heeft toen besloten om naar het buitenland te gaan. Veroordeelde wilde vanwege dat gevaar geen project buiten op straat doen. De reclassering heeft vervolgens in augustus 2021 de taakstraf stop gezet. Er was echter ook tijd overheen gegaan waarin helemaal niets is gebeurd. Daarom verzoekt veroordeelde om een tweede kans. Het is op geen enkel moment onwil van hem geweest om zijn taakstraf niet te doen. Veroordeelde verscheen wel bij de reclassering maar hij wilde geen taakstraf op een buitenproject. Het was aan de reclassering om daar wat mee te doen, maar dat is niet gebeurd.
Veroordeelde heeft in raadkamer (telefonisch) aangevoerd dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft om zijn taakstraf te verrichten en contact te onderhouden met de reclassering hierover. Hij heeft dat niet gedaan omdat hij stress had in verband met zijn veiligheid. Dat gaat nu veel beter. Veroordeelde had verwacht dat de reclassering wel contact met hem zou opnemen en dat het niet zo ver zou komen dat hij in plaats van zijn taakstraf te verrichten hij de gevangenis in moet.
Veroordeelde heeft een contract bij een koeriersbedrijf en heeft elke dag wisselende diensten. Zijn werkgever zal er niet blij mee zijn als hij 40 dagen zou moeten uitzitten. Hij loopt dan het risico om zijn werk te verliezen.
Veroordeelde woont bij zijn ouders voor wie hij ook zorgt. Hij is nog de enige die thuis woont. Hij heeft een relatie.

De rapportage van de reclasseringDe reclassering heeft op 8 juni 2020 de werkstrafopdracht ontvangen. Vanaf 21 oktober 2019 is de reclassering bezig geweest contact te krijgen met veroordeelde en om hem op een project te plaatsen, maar het is niet gelukt. Veroordeelde wilde in verband met dreiging op zijn leven niet op een buitenproject werken. Tijdens een intakegesprek heeft hij dat laten weten en zijn raadsvrouw heeft dat op 5 februari 2020 bevestigd. Omdat zijn veiligheid, de veiligheid van de medewerkers van de reclassering en de medewerkgestraften dan wel omstanders niet gegarandeerd kon worden zolang deze dreiging zou aanhouden is de werkstraf opgeschort totdat de dreiging is afgenomen. Veroordeelde zou dan wel regelmatig contact moeten houden met de reclassering. In het begin was hij ook goed bereikbaar voor de reclassering, maar vanaf 4 mei 2020 was contact met veroordeelde niet meer mogelijk en verscheen hij niet op de afspraken waartoe hij door de reclassering was opgeroepen. De reclassering is van mening dat zij voldoende inspanning heeft geleverd om de werkstraf op een positieve manier af te sluiten, maar veroordeelde heeft hieraan geen prioriteit gegeven. Veroordeelde heeft niet een keer zelf contact met de reclassering gezocht.

Hij heeft 0 uur gewerkt van de 80 uur.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ongegrond verklaard dient te worden.
In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat de reclassering zich voldoende heeft ingespannen om veroordeelde zijn taakstraf te laten verrichten, hoewel dat lastig was omdat er een bedreiging op zijn leven was. Veroordeelde heeft na 4 mei 2020 geen enkele keer gereageerd op oproepingen of brieven van de reclassering, terwijl het ook de verantwoordelijkheid van veroordeelde was om contact te houden met de reclassering.
Het is goed dat veroordeelde zijn taakstraf wel wil verrichten, maar ook vandaag is hij niet persoonlijk in raadkamer aanwezig. Daarbij heeft de officier van justitie weinig gehoord over de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde en waarom het uitzitten van de vervangende hechtenis onherstelbare gevolgen voor hem heeft. De officier van justitie blijft bij zijn vordering.

Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, van 11 september 2020, met het advies de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaar van de veroordeelde.
Nu de veroordeelde de taakstraf niet heeft verricht, heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in zoverre op goede gronden bevolen.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat veroordeelde nog een kans krijgt om zijn taakstraf te verrichten. De rechtbank overweegt het volgende. Gelet op de inhoud van het rapport van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat er weinig reden zijn om veroordeelde nog een kans te geven. Veroordeelde is een paar keer niet verschenen en heeft zelf weinig ondernomen om contact te houden met de reclassering. In raadkamer heeft veroordeelde ook niet onderbouwd waarom het voor zijn werk niet goed zou zijn als hij zijn straf moet uitzitten in de gevangenis. Aan de andere kant heeft veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten op zijn strafblad en is zijn gedrag niet zodanig dat hij geen tweede kans verdient. Er is een lange tijd een dreiging geweest op het leven van veroordeelde, maar hij heeft nu werk en de dreiging op zijn leven is verdwenen. De rechtbank zal daarom veroordeelde een laatste kans geven om zijn taakstraf te verrichten.
De rechtbank zal daarom het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond verklaren en de beslissing tot toepassing van 40 dagen vervangende hechtenis opheffen.
De rechtbank zal daarbij het aantal te verrichten uren van de taakstraf, die bij voornoemd
vonnis opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op 80 uren;
- bepaalt dat de taakstraf binnen 12 (twaalf) maanden na heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, politierechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.