ECLI:NL:RBAMS:2022:5855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
722510 / FA RK 22.5574
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding op verzoek van een wilsonbekwame cliënt in de zorg onder de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2022 een beschikking gegeven over een verzoek tot schadevergoeding van een wilsonbekwame cliënt, verzoekster, die onvrijwillig in een verpleeginrichting verbleef zonder wettelijke titel. De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder de wet niet in acht had genomen, aangezien verzoekster in de periode van 31 maart 2022 tot en met 11 mei 2022 zonder rechtsgeldige titel in de kliniek verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster gedurende 42 dagen in onzekerheid en stress heeft geleefd door het niet naleven van de wet door de zorgaanbieder. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 25,- per dag, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1050,-. De zorgaanbieder werd veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding aan verzoekster. De rechtbank verwierp het verweer van de zorgaanbieder dat verzoekster niet-ontvankelijk zou zijn, en oordeelde dat de advocaat van verzoekster bevoegd was om het verzoek tot schadevergoeding in te dienen. De beslissing benadrukt de verplichtingen van zorgaanbieders onder de Wet zorg en dwang en de rechten van cliënten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/722510 / FA RK 22/5574
Beschikking van 11 oktober 2022 betreffende een schadevergoeding als bedoeld in artikel 44 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: WZD)
op verzoek van:
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende te [verblijfadres] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. R.M.G. Sussenbach te Amsterdam,
tegen:
[verweerder]hierna: de zorgaanbieder,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] ,
advocaat: mr. I.N.F. van Wassenaar.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit
- Het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 8 september 2022
- Beoordeling wilsbekwaamheid verzoekster door deskundige d.d.27 september 2022
- E-mail met verklaring van de dochter van verzoekster d.d. 23 september 2022
- E-mail van [verweerder] aan wederpartij inzake schikking d.d. 15 juni 2022
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 september 2022, in het gebouw van [verweerder] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- verzoekster;
- dochter verzoekster, tevens wettelijke vertegenwoordiger;-
- advocaat verzoeker mr. R.M.G. Sussenbach;
- advocaat [verweerder] , mr. I.N.F. van Wassenaar;
- specialist ouderengeneeskunde, mevrouw A. Duiker.

2.Feiten

2.1.
Bij beslissing van deze rechtbank van 30 maart 2021 is op voet van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd) een machtiging verleend voor de duur van 12 maanden om verzoekster te doen opnemen en te doen verblijven in een verpleeginrichting tot en met 30 maart 2022.
2.2.
Bij beslissing van deze rechtbank van 12 mei 2022 is op voet van artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd) een machtiging verleend voor de duur van 5 jaar. Omdat het verzoek is ingediend na het verstrijken van de laatste machtiging heeft de rechtbank de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, verleend voor 6 maanden, en geldt aldus tot en met 12 november 2022.

3.Verzoek

3.1.
Verzoekster heeft verzocht om een schadevergoeding van een bedrag ter hoogte van € 100,- per dag voor de periode van 21 april 2022 tot en met 12 mei 2022 (met een totaal van € 4.300,=), dan wel een passende schadevergoeding toe te kennen die de rechtbank vermeent te behoren omdat de wet ten aanzien van verzoekster niet dan wel onvoldoende in acht is genomen.
3.2.
De advocaat van verzoekster heeft daartoe gesteld dat verzoekster in de voornoemde periode in de accommodatie heeft verbleven zonder wettelijke titel en onvrijwillig. Verzoekster heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij de kliniek wilde verlaten en heeft dit ook aangegeven in de periode na expiratie van de machtiging. Desondanks is zij tegen haar wil en zonder geldige titel door de kliniek op de afdeling gehouden. Verzoekster heeft in totaal 43 dagen zonder rechtsgeldige titel en in onzekerheid en stress in de kliniek verbleven als gevolg van het niet naleven van de wet door de kliniek en verzoekt de rechtbank haar daarom daarvoor een schadevergoeding toe te kennen. De advocaat heeft tevens tijdens de mondelinge behandeling het verweer gevoerd dat een AIOS ouderengeneeskundige niet een medical expert is in de zin van de Wzd. Tevens is niet aannemelijk geworden dat de AIOS ouderengeneeskundige die de beoordeling naar de wils(on)bekwaamheid heeft gedaan onafhankelijk is omdat niet staat vermeld aan welke zorgaanbieder deze arts is verbonden.

4.Beoordeling

4.1.
De zorgaanbieder voert mede bij monde van zijn advocaat verweer tegen de verzochte schadevergoeding. De advocaat stelt ter zitting, na overlegging van pleitaantekeningen, het volgende.
De zorgaanbieder betoogt primair dat verzoekster niet-ontvankelijk is, omdat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen (wilsonbekwaamheid). De zorgaanbieder verwijst naar de beoordeling van de wils(on)bekwaamheid van verzoekster door een daartoe deskundige. Tevens wordt verwezen naar het feit dat de dochter van verzoekster als haar vertegenwoordiger optreedt in de zin van de Wzd en verzoekster daarnaast een bewindvoerder heeft. De dochter van verzoekster heeft per e-mail d.d. 23 september 2022 aangegeven het niet eens te zijn met dat er door de advocaat van verzoekster een verzoek tot schadevergoeding is ingediend. De specialist ouderengeneeskunde heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat er fouten zijn gemaakt. Wegens ziekte is de informatie die het CIZ nodig had ter voorbereiding van het verzoekschrift te laat aangeboden, met als gevolg dat het niet mogelijk was om de rechterlijke machtiging onder de Wzd te laten aansluiten op de eerder verleende machtiging.
4.2.
De zorgaanbieder voert tevens verweer tegen de hoogte van de schadevergoeding en de termijn.
4.3.
De zorgaanbieder stelt dat het niet om een termijn van 43 dagen gaat, maar dat dit een termijn van 42 dagen moet zijn. De rechterlijke machtiging was namelijk geldig t/m 30 maart 2022. Er is een nieuwe rechterlijke machtiging afgegeven op 12 mei 2022. De periode van 31 maart t/m 11 mei 2022 telt 42 dagen. De zorgaanbieder verzoekt wijziging van het te betalen bedrag aan schadevergoeding naar een billijke vergoeding van € 10,= per dag zodat de toe te kennen schadevergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 420,= (42 maal €10,=)
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is niet aannemelijk geworden dat de vertegenwoordiger (de dochter) van verzoekster, zich verzet tegen een verzoek tot schadevergoeding. De vertegenwoordiger heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard het niet eens te zijn met de handelwijze van de advocaat omdat hij geen contact heeft opgenomen met haar als enige dochter en vertegenwoordiger van verzoekster, maar dat zij achteraf wel kan instemmen met het ingediende verzoek. De advocaat heeft verzoekster lange tijd bijgestaan en hij is derhalve gemachtigd om namens verzoekster een verzoek tot schadevergoeding in te dienen.
4.5.
Ook op overige gronden is er geen reden verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen grond om aan te nemen dat de advocaat, namens verzoekster, verzoekt tot schadevergoeding, terwijl dit tegen de zin is van verzoekster.
4.6.
De rechtbank vindt het opmerkelijk dat er (blijkbaar) geen beslissing omtrent de wilsbekwaamheid van betrokkene, zoals bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid WZD, is vastgelegd, terwijl de zorgverantwoordelijke hiertoe reeds verplicht was bij aanvang van de opname. Er is in ieder geval niet gebleken dat de in de genoemde artikelen beschreven procedure is gevolgd. De zorgverantwoordelijke heeft pas toen er namens betrokkene om schadevergoeding werd gevraagd het oordeel van een arts – waarvan niet kan worden vastgesteld of dit een deskundige, niet bij de zorg betrokken arts betreft – omtrent de wilsbekwaamheid ingewonnen. Dit had in overleg met de vertegenwoordiger (dochter) gemoeten, en het is de rechtbank ook niet gebleken dat de vertegenwoordiger hierbij is betrokken.
4.7.
De rechtbank verwerpt het primaire verweer. De rechtbank gaat over tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.8.
Uit artikel 44 lid 2 Wzd volgt dat indien de wet niet in acht is genomen door de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris of de zorgverantwoordelijke, de cliënt, advocaat van cliënt of haar vertegenwoordiger de rechter kan verzoeken tot schadevergoeding door de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris of de zorgverantwoordelijke. De rechter kent in dat geval een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
4.9.
De rechtbank dient te beoordelen of de zorgaanbieder in dit geval de wet niet in acht heeft genomen. De rechtbank oordeelt daarover als volgt. Bij beslissing van deze rechtbank van 30 maart 2021 is op voet van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd) een machtiging verleend voor de duur van 12 maanden om verzoekster te doen opnemen en te doen verblijven in een verpleeginrichting tot en met 30 maart 2022. Bij beslissing van deze rechtbank van 12 mei 2022 is op voet van artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd) een machtiging verleend voor de duur van 6 maanden. Omdat het verzoek is ingediend na het verstrijken van de laatste machtiging heeft de rechtbank de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn van 5 jaar, verleend voor 6 maanden, en geldt aldus tot en met 12 november 2022. Onweersproken is vast komen te staan dat verzoekster in de periode van 31 maart 2022 t/m 11 mei 2022 zonder wettelijke titel en onvrijwillig heeft verbleven bij de zorgaanbieder. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de wet niet in acht is genomen door de zorgaanbieder en dat er, gelet op hetgeen namens verzoekster is aangevoerd sprake is van nadeel voor verzoekster. Verzoekster heeft in totaal 42 dagen zonder rechtsgeldige titel en in onzekerheid en stress in de kliniek verbleven als gevolg van het niet naleven van de wet door de kliniek.
4.10.
Een schadevergoeding als deze laat zich slechts naar billijkheid schatten. De rechtbank zal hierbij niet het tarief volgen dat gebruikelijk is in strafzaken omdat het onvrijwillig onder beschuldiging vastzitten in een huis van bewaring over het algemeen een andere en zwaardere situatie is. Bij te laat beslissen en daardoor een periode van opname zonder titel, maar waarbij daarna alsnog een (opname)machtiging is verleend, met verdiscontering van de dagen waarmee de beslistermijn is overschreden zal de rechtbank een bedrag van € 25,= per dag aanhouden, zodat de toe te kennen schadevergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van € 1050,= Er is geen sprake van een vrijheidsbeneming die achteraf bezien niet had behoren plaats te vinden of die langer heeft geduurd dan zonder het procedureel verzuim het geval zou zijn geweest. De schade bestaat spanning en onzekerheid door het uitblijven van een tijdige beslissing. De rechtbank zal de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding van de schade.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek tot schadevergoeding toe, zoals overwogen onder 4.8. en 4.9.
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een schadevergoeding aan [verzoekster]
,ten bedrage van € 1050,=
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 11 oktober 2022 mondeling gegeven door mr. D. van den Brink, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J. Koomen als griffier.