In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 31 maart 2005 in Caïro, Egypte, zijn gehuwd. De vrouw heeft de Egyptische nationaliteit, terwijl de man zowel de Egyptische als de Portugese nationaliteit bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De minderjarige kinderen van partijen zijn [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw bepaald, met instemming van de man. Tevens is een zorgregeling vastgesteld voor de minderjarige [minderjarige 3], waarbij de man en de vrouw gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de zorg- en opvoedingstaken.
De rechtbank heeft ook de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen behandeld. De vrouw heeft verzocht om de verdeling van de inboedel en de schulden, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor de op de peildatum opstaande schulden. De rechtbank heeft de vrouw ook verplicht om een bedrag van € 180,67 aan de man te voldoen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitvoering van de beschikking niet hoeft te wachten op de afloop van eventuele rechtsmiddelen.
De rechtbank heeft benadrukt dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij goed contact houden met hun vader, en heeft beide partijen aangespoord om dit contact te stimuleren. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.