ECLI:NL:RBAMS:2022:585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
RK 21/4689 en 21/4690
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane verzekering en gederfde inkomsten na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding vroeg op grond van de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1992, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van € 260,- voor schade door ondergane verzekering, € 900,- voor gederfde inkomsten en € 680,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de verzoeker in het verzoek gehoord, maar hij is niet verschenen. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen een schadevergoeding van € 390,- voor de ondergane inverzekeringstelling en € 500,- voor gederfde inkomsten, en ook niet tegen de standaardvergoeding voor de kosten van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 26 oktober 2019 is aangehouden en op 28 oktober 2019 in verzekering is gesteld, maar op 26 mei 2021 door de politierechter is vrijgesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding op grond van artikel 533 Sv, omdat de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel is geëindigd. De rechtbank heeft de verzoeker een schadevergoeding van € 890,- toegekend voor de ondergane verzekering en gederfde inkomsten, en een vergoeding van € 680,- voor de kosten van het verzoekschrift. Tevens is bepaald dat deze vergoedingen verrekend worden met openstaande bedragen die de verzoeker aan de Staat verschuldigd is, resulterend in een uitkering van € 1.432,61 aan de verzoeker en een betaling van € 137,39 aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als de verzoeker binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13//257132-19
RK: 21/4689 en 21/4690
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. M.H. Aalmoes, [adres] .
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 25 augustus 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 24 september 2021 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
Op 21 oktober 2021 heeft de raadsvrouw aanvullende stukken aan de rechtbank toegestuurd.
De rechtbank heeft op 27 januari 2022 de gemachtigd raadsvrouw van klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 260,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding vanwege gederfde inkomsten van klager van € 900,- en van een vergoeding van € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsvrouw ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie het verzoek aangepast in die zin dat zij instemt met een schadevergoeding voor drie dagen ondergane inverzekeringstelling. Het verzoek ten aanzien van de gederfde inkomsten heeft de raadsvrouw aangepast in die zin dat zij thans verzoekt om een vergoeding van € 500,- vanwege twee gemiste optredens.
Ten aanzien van de verrekening met de bedragen die in het overzicht van het CJIB staan heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verzoeker € 450,- per maand aflost. De raadsvrouw is niet op de hoogte van het nog openstaande bedrag en verzoekt daarmee rekening te houden bij een eventuele verrekening.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat hij zich niet verzet tegen een vergoeding van € 390,- (drie dagen à € 130,- per dag) voor ondergane inverzekeringstelling. Ook verzet de officier van justitie zich niet tegen toewijzing van
€ 500,- voor gederfde inkomsten nu hij dat voldoende onderbouwd acht en verzet hij zich ook niet tegen het toekennen van de standaardvergoeding voor het indienen van en behandelen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft erop gewezen dat op grond van artikel 534 lid 3 Sv verrekening dient plaats te vinden met de openstaande bedragen die in het overzicht van het CJIB staan vermeld.

De beoordeling

Verzoeker is op 26 oktober 2019 aangehouden en dezelfde dag in verzekering gesteld op verdenking van openlijke geweldpleging. Verzoeker is op 28 oktober 2019 heengezonden.
Verzoeker is op 26 mei 2021 door de politierechter in deze rechtbank vrijgesproken.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 1 Sv een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde en kan aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 2 Sv uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 10 juni 2021 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker gedurende zijn voorarrest in een politiecel en/of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoeker heeft in totaal drie dagen op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 130,- per dag die op het politiebureau is doorgebracht.
Daarnaast kan ingevolge artikel 533 Sv een vergoeding worden toegekend voor inkomstenderving en andere extra-immateriële schade, mits deze een rechtstreeks gevolg zijn van de detentie.
De rechtbank overweegt dat verzoeker vanwege de inverzekeringstelling twee optredens heeft gemist en daardoor € 500,- aan inkomsten heeft gederfd. Deze schade is voldoende onderbouwd met stukken en komt voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
Ten aanzien van het verrekenen ex artikel 534 lid 3 Sv
Indien de rechter naar aanleiding van een verzoek ex artikel 533 en/of 530 Sv beslist tot het toekennen van (schade)vergoeding, wordt op grond van artikel 534 lid 3 Sv, het uit te keren bedrag verrekend met geldboeten en andere aan de Staat verschuldigde geldsommen, tot betaling waarvan de verzoeker bij onherroepelijk geworden vonnis of arrest in een strafzaak is veroordeeld of tot betaling waartoe de verzoeker op grond van een jegens hem uitgevaardigde, onherroepelijk geworden strafbeschikking verplicht is indien die nog niet door hem zijn voldaan.
Uit gegevens van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) blijkt dat verzoeker op grond van een jegens hem in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften opgelegde boete (CJIB nr. [nummer] ) een betalingsregeling heeft getroffen en er in dat kader nog € 137,39 voldaan moet worden verplicht is dat bedrag aan de Staat te betalen.
De op grond van artikel 530 en/of 534 Sv aan verzoeker uit te keren (schade)vergoedingsbedragen zullen worden verrekend met het hierboven genoemde bedrag.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 890,- (achthonderdnegentig euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering en gederfde inkomsten heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Ten aanzien van de verrekening ex artikel 534 lid 3 Sv:
De (schade)vergoedingsbedragen worden verrekend met het bedrag dat verzoeker de Staat nog moet betalen met dien verstande dat aan verzoeker € 1.432,61 (eenduizend vierhonderdtweeëndertig euro en eenenzestig eurocent) zal worden uitgekeerd en aan de Staat in de persoon van het CJIB € 137,39 (eenhonderdzevenendertig euro en negenendertig eurocent).
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van 1.432,61 (eenduizend vierhonderdtweeëndertig euro en eenenzestig eurocent) op IBAN-nummer [bankrekening 1] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Aalmoes Advocaten, onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] 13/257132-19.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 137,39 (eenhonderdzevenendertig euro en negenendertig eurocent) op IBAN
[bankrekening 2] (Geldboete)
ten name van
Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwardenonder vermelding van CJIB-nummer [nummer] .
Aldus gedaan op 27 januari 2022
door mr. H.E. Hoogendijk, rechter.