ECLI:NL:RBAMS:2022:5843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
9751279 CV EXPL 22-3904
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake leaseovereenkomst tussen Athlon Car Lease Nederland B.V. en consument over betalingsverplichtingen en consumentenbescherming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Athlon Car Lease Nederland B.V. (eiseres) en een consument (gedaagde) over een leaseovereenkomst voor een auto. De eiseres vorderde betaling van een aanzienlijk bedrag aan achterstallige leasetermijnen en bijkomende kosten, terwijl de gedaagde zich verweerde door te stellen dat zij de overeenkomst enkel was aangegaan ten behoeve van haar toenmalige vriend, en dat zij als consument moet worden aangemerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks het feit dat zij een eenmanszaak had, de leaseovereenkomst niet in de uitoefening van haar beroep of bedrijf is aangegaan. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen, waaronder de leeftijd van de gedaagde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en het feit dat de leaseovereenkomst op naam van haar bedrijf was gezet om de auto te kunnen verkrijgen voor haar vriend. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat Athlon niet heeft voldaan aan haar informatieplicht en dat de bedingen in de overeenkomst mogelijk oneerlijk zijn. Hierdoor heeft de kantonrechter de vordering van Athlon afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9751279 CV EXPL 22-3904
vonnis van: 26 september 2022
fno.: 399

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

Athlon Car Lease Nederland B.V.

gevestigd te Almere
eiseres
nader te noemen: Athlon
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Inc.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesverloop blijkt uit de volgende gedingstukken:
- de dagvaarding van 22 februari 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis van 11 april 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
Athlon heeft ten behoeve van de mondelinge behandeling op voorhand zowel een schriftelijke toelichting als nadere stukken overgelegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juli 2022. Voor Athlon is verschenen de heer [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Athlon heeft ter zitting haar vordering verminderd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Athlon is een autolease bedrijf.
1.2.
Op 17 oktober 2018 heeft [gedaagde] , destijds 19 jaar oud, een Mantelovereenkomst leasing ondertekend. Op de overeenkomst staat als klant vermeld: “ [gedaagde]
, geboren [geboortedatum] (…) h.o.d.n. [bedrijf] (…)”. In de considerans is opgenomen: “
overwegende dat: (…) Klant voor de uitoefening van zijn onderneming gebruik wenst te maken van Leaseobjecten en van diensten van Athlon. (…)”. In artikel 1.1 van de overeenkomst is – voor zover relevant – bepaald: “
Klant heeft de Algemene Leasevoorwaarden van Athlon ontvangen. Onder algemene Leasevoorwaarden wordt in dit verband verstaan de versie 2012 van de door Athlon vastgestelde voorwaarden. De Algemene Leasevoorwaarden maken onlosmakelijk en integraal deel uit van deze Mantelovereenkomst. (…)”
1.3.
Op 23 oktober 2018 heeft [gedaagde] een leaseovereenkomst ondertekend waarin is opgenomen dat Athlon voor een bedrag van € 1.092,43, exclusief btw per maand aan [gedaagde] een Mercedes A klasse (hierna: de auto) aan [gedaagde] ter beschikking stelt. De ex-vriend van [gedaagde] , [naam 2] (hierna: [naam 2] ), staat op de leaseovereenkomst als leaserijder vermeld.
1.4.
Vanaf januari 2019 zijn de maandelijks verschuldigde leasetermijnen onbetaald gebleven.
1.5.
Athlon heeft [gedaagde] bij brieven van 24 januari 2019, 5 en 14 maart 2019 gesommeerd om tot betaling van de achterstallige termijnen over te gaan. Bij brief van 16 april 2019 heeft Athlon [gedaagde] in gebreke gesteld en bij uitblijving van tijdige betaling tot beëindiging van de overeenkomst te zullen overgaan.
1.6.
De overeenkomst is op 23 april 2019 beëindigd en de auto is op 21 mei 2019 bij Athlon ingeleverd.
1.7.
Bij factuur van 2 juni 2019 is aan [gedaagde] een totaalbedrag van € 17.466,57 in rekening gebracht in verband met correcties en een herberekening in verband met een voortijdig einde van het contract.
1.8.
Bij facturen van 7 en 23 juli 2019 is een bedrag van € 196,20 respectievelijk € 630,30 bij [gedaagde] in rekening gebracht in verband met bekeuringen die zijn opgelegd in verband met door [naam 2] begane overtredingen.
1.9.
Bij factuur van 15 juli 2019 is aan [gedaagde] een bedrag van € 136,00 in rekening gebracht in verband met aan de auto geconstateerde inleverschade.

Vordering en verweer

2. Athlon vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 19.772,90 aan hoofdsom;
b. € 932,29 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 4.437,55 aan rente, berekend tot 16 februari 2022;
d. rente over € 19.772.90 vanaf 16 februari 2022 tot aan de dag van voldoening;
e. de proceskosten.
Op haar vordering brengt zij een bedrag van € 5.700,00 in mindering en een op 3 februari 2022 ontvangen betaling van € 4.044,00.
3. Athlon stelt dat [gedaagde] met haar een leaseovereenkomst heeft gesloten, waarbij zij heeft gehandeld in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. Nu [gedaagde] in gebreke is gebleven met het betalen van de maandelijkse termijnen, is de overeenkomst beëindigd en moet [gedaagde] de daaruit voortvloeiende kosten vergoeden. Daarnaast heeft zij de boetes die zijn opgelegd naar aanleiding van met de auto begane overtredingen door belast aan [gedaagde] en aan het voertuig veroorzaakte schade in rekening gebracht.
4. [gedaagde] verweert zich tegen de vordering. Dit verweer zal – voor zover relevant – bij de beoordeling worden besproken.

Beoordeling

5. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1800) het volgende overwogen over de consument:
“Een consument is volgens art. 2, onder b, Richtlijn 93/13 iedere natuurlijke persoon die bij onder de richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Het begrip ‘consument’ is een objectief begrip. Niet van belang is over welke concrete kennis of informatie de betrokken persoon beschikt. Evenmin is van belang of de betrokkene een onderneming drijft. In plaats daarvan moet, aan de hand van alle omstandigheden van het geval, worden vastgesteld met welk doel de overeenkomst is aangegaan, wat met name moet worden afgeleid uit de aard van het goed of de dienst waarop de betrokken overeenkomst betrekking heeft (HvJEU 3 september 2015, C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 ( [partij] )). In twee beschikkingen van latere datum heeft het HvJEU overwogen dat onderzocht moet worden “of de betrokken contractuele band deel uitmaakt van activiteiten die niets te maken hebben met de uitoefening van een beroep of een bedrijf” (HvJEU 19 november 2015, C-74/15, ECLI:EU:C:2015:772 ( [partij] ), en HvJEU 14 september 2016, C-534/15, ECLI:EU:C:2016:700 ( [partij] )). Mede gelet op de verwijzing naar het arrest [partij] in de beschikking in de zaak [partij] , en de wijze waarop het HvJEU beoordeelt of de betrokkene de overeenkomst is aangegaan als consument, moet worden aangenomen dat niet is bedoeld een andere maatstaf aan te leggen dan in het arrest in de zaak [partij] is geformuleerd. Wel is verduidelijkt dat, ook als een natuurlijke persoon een overeenkomst (mede) aangaat ten behoeve van een bedrijf, de betrokkene nog steeds als consument kan worden aangemerkt, mits hij zelf geen functionele banden heeft met het bedrijf”.
6. Gelet op het hiervoor aangehaalde citaat, moet worden onderzocht met welk doel [gedaagde] de overeenkomst is aangegaan. Het enkele feit dat [gedaagde] een eenmanszaak heeft, is daarbij niet van belang. Het onderzoek naar het doel is van belang om vast te kunnen stellen of de [gedaagde] al dan niet als consument moet worden aangemerkt.
7. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de overeenkomst enkel is aangegaan ten behoeve van haar toenmalige vriend [naam 2] . Een vriend van [naam 2] was werkzaam bij Athlon, zodat hij op die manier aan een auto kon komen. Een overeenkomst kon echter alleen worden gesloten indien deze op naam van een bedrijf kon worden gezet. Om die reden is het contract op naam van het door haar kort voordien gestarte bedrijf gezet. Volgens [gedaagde] was Athlon hiervan ook op de hoogte. Er zijn gesprekken geweest en betalingen verricht waarvan [gedaagde] geen weet had. Ook bij het ophalen van de auto draaide het alleen om [naam 2] , door hem werd de proefrit gemaakt en haar is eigenlijk niets gevraagd, aldus [gedaagde] .
8. Athlon heeft haar stelling dat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst heeft gehandeld in de uitoefening van haar beroep of bedrijf niet nader onderbouwd of toegelicht. Weliswaar heeft Athlon ter zitting betwist dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst heeft gehandeld als consument, maar de door [gedaagde] geschetste omstandigheden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst zijn door Athlon niet betwist. Daarnaast heeft Athlon ter zitting verklaard dat de aanvraag voor de leaseovereenkomst via [naam 2] bij haar is binnengekomen. Voorts staat als onweersproken vast dat het eenmansbedrijf van [gedaagde] ziet op het zetten van nagels en dat zij deze onderneming pas zeer recent was gestart. Het leasen van een auto als de onderhavige ligt onder deze omstandigheden niet voor de hand. De kantonrechter acht verder van belang dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst slechts 19 jaar was. Al deze omstandigheden tezamen leiden tot het oordeel dat [gedaagde] bij het sluiten van de leaseovereenkomst heeft gehandeld voor doeleinden die buiten haar bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen en zij derhalve als consument moet worden aangemerkt.
9. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen) en of Athlon bij het sluiten van de overeenkomst de op haar rustende (informatie)verplichtingen heeft nageleefd.
10. Om deze toets te kunnen uitvoeren moet de kantonrechter beschikken over de voor de beslissing van belang zijnde feiten en stukken. Welke dat zijn volgt uit de wet en jurisprudentie (waaronder ECLI:NL:HR:2021:1677), maar betreffen in ieder geval een toelichting op de totstandkoming van de overeenkomst, de overeenkomst zelf en de op de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden. Ingevolge artikel 21 en 111 lid 2 sub d Rv dient eiseres deze voor de beslissing van belang zijnde feiten bij dagvaarding volledig en naar waarheid aan te voeren. Als dat niet is gebeurd kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
11. Door Athlon is niet toegelicht op welke wijze en waar de overeenkomst tot stand is gekomen. Voorts heeft zij bij dagvaarding enkel de door [gedaagde] getekende mantelovereenkomst en leaseovereenkomst overgelegd. Algemene voorwaarden - waarvan Athlon in de dagvaarding stelt dat die zijn bijgevoegd voor zover die op de overeenkomst van toepassing zijn verklaard – zijn echter niet bij de dagvaarding gevoegd.
11. Bij haar schriftelijke toelichting voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Athlon wel ‘productvoorwaarden lease’ overgelegd, die door Athlon in dat stuk worden omschreven als ‘algemene leasevoorwaarden’. Blijkens artikel 1 van de mantelovereenkomst zijn de algemene leasevoorwaarden versie 2012 van toepassing, maar de door Athlon overgelegde ‘productvoorwaarden lease’ passen niet bij de door [gedaagde] ondertekende mantelovereenkomst. Dit volgt uit de artikelen 18.2 en 18.3 van deze productvoorwaarden waarin wordt verwezen naar de artikelen 9.1, 9.2 en 9.3 van de mantelovereenkomst die betrekking hebben op tussentijdse beëindiging van de overeenkomst en de als gevolg daarvan verschuldigde vergoeding. De door [gedaagde] getekende mantelovereenkomst bevat daarentegen totaal maar acht artikelen en geen van deze artikelen zien op tussentijdse beëindiging en daaruit voortvloeiende vergoeding. Athlon heeft de kantonrechter op dit punt onjuist, dan wel onvolledig voorgelicht.
11. Nu Athlon eveneens niet heeft toegelicht of en zo ja hoe zij aan de op haar rustende informatieplichten heeft voldaan, heeft zij ook op dat punt niet voldaan aan haar stelplicht. De voor de beslissing van belang zijnde feiten zijn niet volledig en naar waarheid aangevoerd, zoals voorgeschreven in artikel 21 Rv. Dat leidt tot afwijzing van de vordering.
11. Athlon wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Athlon in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kraak, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.