Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[adres] ,
nu gedetineerd in het [detentieplaats] .
1.Onderzoek ter terechtzitting
mr. C.M. Casteleijns en van wat verdachte en zijn advocaat mr. Chr.T. Pittau naar voren hebben gebracht.
2.Beschuldiging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.Waardering van het bewijs
6 december 2021 tijdens het verhoor in de raadkamer gevangenhouding afgelegd. De rechtbank gaat ervan uit dat hij op dat moment bekend was met de inhoud van het dossier. De rechtbank vindt het bovendien opvallend dat verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij al een mes uit de buddy van zijn scooter had gepakt, nog vóór hij had gezien dat [benadeelde partij 1] of [benadeelde partij 2] een mes bij zich had. Dit valt moeilijk te rijmen met het door verdachte geschetste scenario van zelfverdediging. Opmerkelijk is ook dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zelf, nadat de beweerde aanval voorbij was, de confrontatie met [benadeelde partij 1] heeft opgezocht. Dat blijkt overigens ook uit de op de zitting afgespeelde geluidsopname van de 112-melding. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk is geworden.
4.Bewezenverklaring
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straf
(hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging) zal worden opgelegd. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van aanzienlijk langere duur.
tbs-maatregel met dwangverpleging niet mogelijk is, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de feiten heeft gepleegd onder invloed van een stoornis. De oplegging van een gevangenisstraf van ten hoogste 21 maanden is afdoende. Ook een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden vindt de advocaat passend. Tot slot heeft de advocaat verzocht in de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, gelegen in de te dragen zorg voor zijn kinderen.
8.Beslag
9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
€ 7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade gevorderd.
[benadeelde partij 2] niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat deze te laat zijn ingediend en de verdediging niet voldoende in de gelegenheid is geweest om zich voor te bereiden op een reactie.
[benadeelde partij 2] heeft de advocaat verzocht het gevorderde immateriële schadebedrag af te wijzen, omdat de benadeelde partij – gelet op de rechtspraak over schok- of shockschade – onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel en een nauwe relatie tussen het primaire en het secundaire slachtoffer.
[benadeelde partij 1] gevorderde materiële schadebedrag slechts voor een lager bedrag toewijsbaar is, nu de kosten van littekencrèmes en de gederfde inkomsten onvoldoende zijn onderbouwd. Daarnaast moeten de kosten van kleding en schoenen op een lager bedrag worden vastgesteld omdat de nieuwprijs is gevorderd, terwijl het om oudere goederen gaat. Ook het door benadeelde partij [benadeelde partij 2] gevorderde materiële schadebedrag moet naar beneden worden bijgesteld, nu de kosten van de bril en de jas onvoldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van de kosten van de oordopjes geldt dat dit bedrag naar beneden moet worden bijgesteld omdat de nieuwprijs is gevorderd, terwijl het om een ouder goed gaat.
[benadeelde partij 1] door de bewezen verklaarde poging tot doodslag en bedreiging rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De verschillende posten van de vordering zijn met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat de gevorderde proceskosten niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f, eerste lid, Sv. Daarnaast moet op het gevorderde bedrag aan kosten van litteken crèmes de door de verkoper aangeboden 50% korting in mindering worden gebracht en wordt als gevolg hiervan het toe te wijzen schadebedrag gewaardeerd op € 217,90. Verder is ten aanzien van de kosten van kleding en schoenen geen afschrijvingspercentage gehanteerd. De rechtbank doet dit wel waardoor het toe te wijzen schadebedrag wordt gewaardeerd op € 750,-. Tot slot vindt de rechtbank de gederfde inkomsten onvoldoende onderbouwd.
onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van de onderbouwing van de geleden immateriële schade kan de rechtbank naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van lichamelijk en geestelijk letsel. Uit de stukken volgt dat de benadeelde partij als gevolg van de poging tot doodslag een ontsierend blijvend litteken in het gezicht heeft opgelopen. Ook is bij hem de diagnose posttraumatische stress-stoornis gesteld, hetgeen direct is te relateren aan het geweldsincident en waarvoor hij behandeling ondergaat/heeft ondergaan.
niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
(zegge: negenduizenddrieënzestig euro en drieëntwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente.
[benadeelde partij 2] door de bewezen verklaarde bedreiging rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De verschillende posten van de vordering zijn met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat de gevorderde proceskosten niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f, eerste lid, Sv. Ten aanzien van de kosten van de bril en oordopjes is geen afschrijvingspercentage gehanteerd. De rechtbank doet dit wel, zodat het toe te wijzen schadebedrag zal worden gewaardeerd op respectievelijk
€ 500,- en € 75,-. Ten aanzien van de gevorderde kosten van de jas geldt dat de benadeelde partij bij de politie heeft verklaard over een lager schadebedrag dan thans gevorderd. Hoewel de hoogte van de schade aan de kleding niet precies is vast te stellen, zal de rechtbank op basis van het in de aangifte genoemde bedrag het toe te wijzen schadebedrag waarderen op
€ 500,-.
niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
4 is vermeld.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstraf van 54 (vierenvijftig) maanden.
onttrokken aan het verkeer:
teruggaveaan verdachte van:
€ 1.563,23 (zegge: vijftienhonderddrieënzestig euro en drieëntwintig eurocent)aan vergoeding van materiële schade en
€ 7.500,- (zegge: vijfenzeventighonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
€ 9.063,23 (zegge: negenduizenddrieënzestig euro en drieëntwintig eurocent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
181 (eenentachtig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
toetot een bedrag van
€ 1.698,- (zegge: zestienhonderdachtennegentig euro)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
€ 1.698,- (zegge: zestienhonderdachtennegentig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
26 (zesentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.