ECLI:NL:RBAMS:2022:5807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4342 en AWB - 22_4344
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gebiedsverboden opgelegd op grond van artikel 172a van de Gemeentewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaken AWB - 22_4342 en AWB - 22_4344. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben bezwaar gemaakt tegen de door de burgemeester van Amsterdam opgelegde gebiedsverboden voor de duur van drie maanden, die zijn ingesteld op grond van artikel 172a van de Gemeentewet. De burgemeester heeft deze verboden opgelegd omdat verzoekers herhaaldelijk de openbare orde hebben verstoord en ernstige overlast hebben veroorzaakt in hun woonomgeving. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om deze gebiedsverboden op te leggen en dat er voldoende bewijs was van de overlast die door verzoekers werd veroorzaakt. Tijdens de zitting op 22 september 2022 hebben verzoekers hun bezwaren toegelicht, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de argumenten van verzoekers niet opwogen tegen het algemeen belang van het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de burgemeester voldoende gemotiveerd had dat er sprake was van ernstige verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/4342 en AMS 22/4344

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2022 in de zaken tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te Amsterdam, verzoekers

(gemachtigde: mr. R.C. Fransen),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. M.I. Houben en mr. C.M. Ho Sue Sang).

Procesverloop

Met afzonderlijke besluiten van 29 juli 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan verzoekers een gebiedsverbod voor de duur van drie maanden opgelegd.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de bestreden besluiten te schorsen tot twee weken nadat op het bezwaar is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2022. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De bestreden besluiten
2. Verweerder heeft bij de bestreden besluiten op grond van artikel 172a van de Gemeentewet aan verzoekers een gebiedsverbod opgelegd. Dit verbod houdt in dat verzoekers in de periode van [periode] zich niet in een tweetal gebieden in de [locatie] mogen begeven. De reden hiervoor is dat verzoekers herhaaldelijk de openbare orde ernstig hebben verstoord en zich schuldig hebben gemaakt aan structurele overlast. Verweerder heeft bij de bestreden besluiten twee kaarten gevoegd waarop de gebieden zijn gemarkeerd. Omdat verzoekers woonachtig zijn in het overlastgebied heeft verweerder verzoekers bij dit verblijfsverbod een corridor verleend, zodat zij zich naar hun woning kunnen begeven zonder dat dit een overtreding van het gebiedsverbod inhoudt.
3. Ten aanzien van de gebiedsverboden heeft verweerder overwogen dat verzoekers eerder op [datum 1] , [datum 2] en [datum 3] een gebiedsverbod opgelegd hebben gekregen voor de duur van drie maanden. Aan de met de bestreden besluiten opgelegde gebiedsverboden heeft verweerder een bestuurlijke rapportage van de politie, Eenheid Amsterdam, van [datum 4] ten grondslag gelegd. Uit deze rapportage blijkt dat verzoekers in de afgelopen periode in delen van de [locatie] in Amsterdam herhaaldelijk de openbare orde hebben verstoord. Dit volgt volgens verweerder uit de aard en omvang van politiemutaties en meldingen van buurbewoners.
Standpunt verzoekers
4. Verzoekers stellen dat de gebiedsverboden een grote inbreuk op hun persoonlijke vrijheid vormen. Zij hebben een gebiedsverbod opgelegd gekregen in hun eigen wijk. Door deze gebiedsverboden kunnen zij niet meer hun zusje naar school brengen of van school ophalen. Dit vormt een beperking van het recht op “family life” als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [1] Ook kunnen zij met de auto de wijk niet verlaten, omdat sprake is van eenrichtingsverkeer bij de verleende corridor. Verder voeren verzoekers aan dat er geen sprake is (geweest) van ernstige verstoring van de openbare orde. De meldingen zien op het achterlaten van afval. Er bestaat volgens verzoeker daarom geen aanleiding voor het opleggen van de gebiedsverboden. Verweerder heeft ter onderbouwing van de bestreden besluiten verwezen naar een bestuurlijke rapportage van [datum 4] . Volgens verzoekers heeft verweerder onvoldoende met stukken onderbouwd waarom de gebiedsverboden zijn opgelegd. De gebiedsverboden zijn opgelegd op basis van een samenvatting van incidenten. De onderliggende processen-verbaal ontbreken.
Is verweerder bevoegd de gebiedsverboden op te leggen?
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is voor het opleggen van een gebiedsverbod voldoende dat aannemelijk wordt gemaakt dat de gedragingen, op grond waarvan het gebiedsverbod wordt opgelegd, hebben plaatsgevonden. [2] Niet is vereist dat voor de gedragingen op grond waarvan tot een gebiedsverbod besloten wordt, een al dan niet onherroepelijke veroordeling door de strafrechter is uitgesproken.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aannemelijk is dat verzoekers daadwerkelijk overlast veroorzaken. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat sprake is van ernstige verstoring van de openbare orde. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt waaruit het overlastgevende gedrag van verzoekers bestaat, te weten:
- doelloos rondhangen
- intimiderend gedrag
- bedreigend gedrag naar bewoners
- hangen in portieken en kozijnen
- blowen
- spugen op de grond
- luid schreeuwen
- met scooters over het voetpad rijden
- het hinderlijk aanwezig zijn met scooters met draaiende motoren
- met grote groepen samenscholen
- het achterlaten van straatafval, zoals: sigarettenpeuken, frisdrankblikjes, lange vloeitjes, tipjes, kartonnen koffiebekertjes en verpakkingsmateriaal.
7. Ter onderbouwing van de gebiedsverboden heeft verweerder kunnen verwijzen naar de bestuurlijk rapportage. Naast de registraties van de politie zijn er ook meldingen van handhaving en buurtbewoners. In de twee maanden voorafgaand aan de bestreden besluiten zijn er veertien meldingen van overlast gemaakt door buurtbewoners. De overlast bestaat uit geluidsoverlast en het achterlaten van afval op straat. Daarnaast zijn er ook acht meldingen van handhaving. De tot nu toe ingezette acties, het gesprek aangaan, het waarschuwen en het verbaliseren, hebben niet het overlastgevende gedrag doen stoppen.
8. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder op grond van artikel 172a van de Gemeentewet bevoegd was tot het opleggen van de gebiedsverboden.
Heeft verweerder van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken?
9. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verweerder het algemeen belang van het herstel van de door verzoekers ernstig verstoorde openbare orde zwaarder heeft mogen laten wegen dan de individuele belangen van verzoekers. Verzoekers zijn niet ter zitting verschenen om zelf hun belangen toe te lichten. Dit ondanks dat zij niet naar school gaan, geen werk hebben, geen gezinnen hebben om voor te zorgen en geen dagbesteding hebben. Volgens de toelichting van hun gemachtigde op de zitting hadden zij ten tijde van de zitting andere prioriteiten.
10. Er is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een inbreuk op artikel 8 van het EVRM. Aan verzoekers is een corridor verleend om hun woning te kunnen bereiken. Voorafgaand aan het opleggen van de gebiedsverboden zijn verzoekers ook om een zienswijze gevraagd. Uit het mutatierapport van de politie van [datum 5] blijkt dat verzoekers hebben verklaard het belachelijk te vinden dat er eventueel gebiedsverboden worden opgelegd omdat zij in de wijk wonen. Verzoekers hebben daarbij geen melding gemaakt van de omstandigheid dat zij hun zusje naar school moeten brengen of van school moeten ophalen. Voor zover gewenst, kunnen verzoekers verweerder verzoeken om aanpassing (verruiming) van de corridor. Dit geldt ook ten aanzien van het betoog van verzoekers dat zij met de auto de wijk niet kunnen verlaten, omdat sprake is van eenrichtingsverkeer bij de verleende corridor.
Conclusie
11. De voorzieningenrechter verwacht dat de bestreden besluiten in bezwaar stand zullen houden. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden daarom afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening in beide zaken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.G.J. Geerlings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2112.