In deze zaak heeft Liander N.V. een vordering ingediend tegen [gedaagde] met betrekking tot de onderbreking van energieaansluitingen en betaling van afsluitkosten en schadevergoeding. De vordering is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor het afsluiten van een energiecontract, terwijl er sinds 22 april 2021 geen contract meer is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomsten tussen [gedaagde] en de oude verhuurder geen expliciete verplichting bevatten voor [gedaagde] om een energiecontract af te sluiten. De rechter oordeelt dat Liander onvoldoende heeft aangetoond dat [gedaagde] als afnemer kan worden beschouwd in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De vordering van Liander wordt afgewezen, en Liander wordt veroordeeld in de proceskosten.
De procedure begon met een dagvaarding op 3 januari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 mei 2022. Tijdens deze behandeling zijn beide partijen gehoord en hebben zij hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor overleg tussen partijen, waarna Liander een nadere akte heeft ingediend. De rechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de oude huurovereenkomst nog steeds geldig is en dat de nieuwe verhuurder verantwoordelijk is voor het afsluiten van een energiecontract.
De rechter concludeert dat Liander niet kan optreden tegen [gedaagde] en dat de vorderingen van Liander om de energieaansluitingen te onderbreken en kosten te verhalen, niet kunnen worden toegewezen. De proceskosten worden aan Liander opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld.