ECLI:NL:RBAMS:2022:5806

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
9637370 CV EXPL 22-842
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot onderbreking van energieaansluitingen en betaling van afsluitkosten door Liander N.V.

In deze zaak heeft Liander N.V. een vordering ingediend tegen [gedaagde] met betrekking tot de onderbreking van energieaansluitingen en betaling van afsluitkosten en schadevergoeding. De vordering is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor het afsluiten van een energiecontract, terwijl er sinds 22 april 2021 geen contract meer is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomsten tussen [gedaagde] en de oude verhuurder geen expliciete verplichting bevatten voor [gedaagde] om een energiecontract af te sluiten. De rechter oordeelt dat Liander onvoldoende heeft aangetoond dat [gedaagde] als afnemer kan worden beschouwd in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De vordering van Liander wordt afgewezen, en Liander wordt veroordeeld in de proceskosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 3 januari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 mei 2022. Tijdens deze behandeling zijn beide partijen gehoord en hebben zij hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor overleg tussen partijen, waarna Liander een nadere akte heeft ingediend. De rechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de oude huurovereenkomst nog steeds geldig is en dat de nieuwe verhuurder verantwoordelijk is voor het afsluiten van een energiecontract.

De rechter concludeert dat Liander niet kan optreden tegen [gedaagde] en dat de vorderingen van Liander om de energieaansluitingen te onderbreken en kosten te verhalen, niet kunnen worden toegewezen. De proceskosten worden aan Liander opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9637370 CV EXPL 22-842
vonnis van: 18 oktober 2022
fno.: 33806

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de naamloze vennootschap Liander N.V.

gevestigd te Arnhem
eiseres
nader te noemen: Liander
gemachtigde: [gemachtigde]
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- de dagvaarding van 3 januari 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het instructievonnis waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2022. Voor Liander is de gemachtigde verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben partijen ieder een akte met nadere producties ingediend. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De zaak is aangehouden voor overleg tussen partijen. Vervolgens heeft Liander een nadere akte ingediend. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd. Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Liander is netbeheerder van regionale elektriciteits- en gasnetten in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Liander stelt deze netten (en aansluitingen) ter beschikking, zodat een door de afnemer gekozen energieleverancier elektriciteit en/of gas aan het verbruiksadres kan leveren.
1.2.
[naam] (hierna: de nieuwe verhuurder) is eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: het verbruikadres of de woning).
1.3.
[gedaagde] staat ingeschreven en woont op het verbruiksadres, waar zij gebruik maakt van de door Liander beheerde aansluiting op het energienetwerk.
1.4.
[gedaagde] heeft met de vorige eigenaar en verhuurder van de woning (hierna: de oude verhuurder) twee huurovereenkomsten gesloten. Op 15 augustus 2017 heeft [gedaagde] (samen met twee medebewoners) een huurovereenkomst gesloten voor de woning tegen een maandelijkse kale huurprijs van € 325,00 per persoon. Op 15 juni 2020 heeft [gedaagde] samen met één medebewoner een huurovereenkomst gesloten voor de woning tegen een kale huurprijs van € 600,00 per maand per persoon.
1.5.
Sinds 22 april 2021 is er voor het verbruikadres geen contract meer met een energieleverancier, omdat de oude verhuurder het energiecontract heeft opgezegd.
1.6.
Bij vonnis in kort geding van 4 januari 2022 tussen [gedaagde] en de nieuwe verhuurder is geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk geworden is dat [gedaagde] en de nieuwe verhuurder op 15 april 2021 wilsovereenstemming hebben bereikt over de verhuur per 1 mei 2021 van de gehele woning aan [gedaagde] en dat niet is komen vast te staan dat het huurcontract met de oude verhuurder haar geldigheid heeft verloren.

Vordering

2. Liander vordert – samengevat – dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Liander gerechtigd is om de energieaansluitingen op het verbruiksadres te onderbreken, en [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de ruimtes die Liander moet betreden om de voor deze onderbreking noodzakelijke werkzaamheden te kunnen verrichten, met bevel tot afgifte van de meters aan Liander. Verder vordert Liander betaling van € 324,04 voor afsluitkosten en € 250,00 als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. Liander stelt hiertoe, samengevat, dat op het verbruiksadres gebruik wordt gemaakt van het energienet, maar dat er sinds 22 april 2021 geen contract is met een energieleverancier. Liander heeft [gedaagde] schriftelijk een termijn gegeven om zich alsnog aan te melden bij een energieleverancier. Ook na sommaties door de gemachtigde van Liander heeft [gedaagde] dit niet gedaan. Het is Liander op grond van artikel 11 lid 1 en artikel 17 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 3 lid 1 en artikel 10b van de Gaswet verboden om tegelijk als energieleverancier en als netbeheerder op te treden. Liander is daarom op grond van (de toelichting bij) artikel 2 van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas verplicht het transport van energie op het verbruiksadres te beëindigen door afsluiting. Hieraan werkt [gedaagde] niet vrijwillig mee. Liander lijdt schade doordat [gedaagde] geen energiecontract heeft. Deze schade bestaat uit de kosten voor sinds 22 april 2021 door [gedaagde] afgenomen gas en elektra, die als netverlies aan Liander worden toegerekend, misgelopen netbeheerderskosten die via de energieleverancier worden geïnd, en buitengerechtelijke kosten. Deze schade en kosten fixeert Liander op € 250,00. Daarnaast bedragen de afsluitkosten € 324,04.
4. [gedaagde] betwist dat zij verantwoordelijk is voor het aangaan van een energiecontract op het verbruikadres. Bij het aangaan van de huurovereenkomsten van 15 augustus 2017 en 15 juni 2020 is een huurprijs inclusief gas, water en licht afgesproken. De oude verhuurder was, en de nieuwe verhuurder is, daarom verantwoordelijk voor het aangaan van een energiecontract. [gedaagde] doet in dat verband een beroep op de met de oude verhuurder gesloten huurovereenkomsten, bankafschriften waarop de betalingen van de huur staan vermeld, door haar opgemaakte transcripties van telefoongesprekken met de oude en nieuwe verhuurder, WhatsApp-verkeer met de nieuwe verhuurder en e-mailcorrespondentie met de nieuwe verhuurder. Liander moet zich daarom richten tot de nieuwe verhuurder.

Beoordeling

5. Het staat vast dat op het moment van de dagvaarding op het verbruiksadres voor de elektriciteits- en/of gasaansluiting geen energieleverancier bekend was. Wanneer voor een verbruikadres geen energieleverancier (vergunninghouder) bekend is, is een netbeheerder wettelijk verplicht de afnemer van energie af te sluiten. Indien de netbeheerder niet aan die verplichting voldoet, handelt hij in strijd met de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet omdat hij in dat geval feitelijk optreedt als energieleverancier (vergunninghouder).
6. [gedaagde] heeft de vordering van Liander betwist. Gelet op het door haar gevoerde verweer (zie onder 4 hiervoor) moet worden beoordeeld of zij als afnemer in de zin van artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet kan worden beschouwd. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Dat wordt hierna toegelicht.
7. Een afnemer is volgens artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 een ieder die beschikt over een aansluiting op een net. Volgens artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet is een afnemer een persoon met een aansluiting op een gastransportnet. Omdat de aansluiting voor elektra en gas zich over het algemeen in een woning bevindt, is het de eigenaar van die woning die over de aansluiting op het net beschikt. In het geval de eigenaar de woning echter verhuurt aan een derde, kan hij daarmee ook de aansluiting in die woning aan die derde ter beschikking stellen door overeen te komen dat de huurder zelf verantwoordelijk is voor het afsluiten van een leveringsovereenkomst voor elektra en gas. De eigenaar kan dan niet langer worden aangemerkt als degene met een aansluiting/degene die over een aansluiting beschikt, met andere woorden: als afnemer.
8. In dit geval is de woning verhuurd aan [gedaagde] . In de tussen [gedaagde] en de oude verhuurder gesloten huurovereenkomst(en) staat vermeld dat sprake is van een kale huurprijs, derhalve een huurprijs zonder bijkomende kosten zoals voor gas en elektra. In de huurovereenkomst(en) is evenwel niet bepaald dat [gedaagde] (of een van haar medehuurders) zal zorgen voor het afsluiten van een contract voor de levering van gas en elektra. Uit het door [gedaagde] in het geding gebrachte WhatsApp- en e-mailverkeer met de nieuwe verhuurder blijkt eerder dat het juist de oude verhuurder was die daarvoor zorgde. Daarin staat immers vermeld dat de oude verhuurder voor de woning een contract voor de levering van gas en elektra had afgesloten, dat de oude verhuurder dat contract op 21 april 2021 heeft beëindigd, de nieuwe verhuurder [gedaagde] op 21 april 2021 heeft gevraagd of zij (onder meer) gas en elektra op haar eigen naam wil zetten en de nieuwe verhuurder [gedaagde] op 28 april 2021 heeft bericht dat hij er van uitgaat dat zij inmiddels heeft geregeld dat (onder meer) gas en elektra op haar eigen naam is komen te staan (zodat de servicekosten alleen nog betrekking hebben op de erfpacht en kosten VvE). Voor zover [gedaagde] aan de oude verhuurder niet apart een bijdrage heeft betaald voor de kosten van gas en elektra – mogelijk kwam dit door het feit dat een van de medehuurders van [gedaagde] de dochter van de oude verhuurder was – moet het er voor worden gehouden dat partijen (ondanks de letterlijke bewoordingen van de huurovereenkomst(en)) kennelijk hebben bedoeld om een huurprijs inclusief de kosten voor gas en elektra overeen te komen. Niet valt in te zien waarom, zoals Liander heeft aangevoerd, sprake zou zijn van een schenking, ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling.
9. In een kort geding tussen de nieuwe verhuurder en [gedaagde] is verder geoordeeld dat de oude huurovereenkomst haar gelding niet heeft verloren, zodat de nieuwe verhuurder daar vooralsnog aan is gebonden. [gedaagde] heeft daarnaast gemotiveerd toegelicht dat zij, ondanks de wens daartoe van de nieuwe verhuurder, met de nieuwe verhuurder juist niet is overeengekomen dat zij zelf verantwoordelijk zou worden voor het afsluiten van een energiecontract en het dragen van de kosten daarvan.
10. Gelet op het voorgaande heeft Liander onvoldoende over het voetlicht weten te brengen dat [gedaagde] , en niet de nieuwe verhuurder, is te beschouwen als afnemer in de zin van artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet. Dat afsluiting slechts kan plaatsvinden binnen het verbruiksadres waar de energieaansluitingen zich bevinden en waar [gedaagde] woonachtig is, maakt nog niet dat de vorderingen van Liander (met alle kosten van dien) jegens [gedaagde] kunnen worden toegewezen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
11. Liander wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Nu [gedaagde] pas in het stadium van de mondelinge behandeling een gemachtigde in de arm heeft genomen, wordt het salaris gemachtigde beperkt tot 1 punt.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Liander in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Liander begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde;
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Liander in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.