ECLI:NL:RBAMS:2022:5800

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
13/04220-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en mishandeling van ambtenaar door verdachte met psychische stoornis

Op 12 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder vernieling en mishandeling van een ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 januari 2022 te Amsterdam een intercom heeft vernield die toebehoorde aan een woningstichting, en op 18 april 2022 twee autoruiten van een aangever heeft vernield. Daarnaast heeft de verdachte op 19 april 2022 een ambtenaar, die als surveillant van de politie werkzaam was, mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van de aangever, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de aangever in een situatie heeft geduwd die een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamine. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte voor de vernieling van de intercom niet strafbaar is, omdat hij ten tijde van het feit het zicht op de realiteit volledig was verloren. Voor de andere feiten is de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van één maand opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de schade volledig door de verzekeraar was vergoed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/004220-22
Datum uitspraak: 12 oktober 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.M. Rombouts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
poging tot zware mishandeling van [aangever] op 4 januari 2022 te Amsterdam;
vernieling van een bril en deurbel/intercom van [aangever] / [naam woningstichting] op 4 januari 2022 te Amsterdam;
vernieling van twee autoruiten van [aangever] op 18 april 2022 te Amsterdam;
mishandeling van [naam 1] (ambtenaar in functie) op 19 april 2022 te Amsterdam.
De gehele tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit van de onder 2 ten laste gelegde vernieling van de bril van [aangever] . Voor de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank vindt de poging tot zware mishandeling van [aangever] niet bewezen.
Hoewel uit het dossier volgt dat er een worsteling heeft plaatsgevonden, kan niet worden vastgesteld in hoeverre verdachte aangever richting het trappengat heeft geduwd of gegooid. Voor zover dit wel het geval is geweest, bevat het dossier onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. En zou die kans er zijn geweest, dan is het voor de rechtbank nog niet vast te stellen in hoeverre verdachte die kans zou hebben aanvaard. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.2.
Partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste
Op basis van de stukken in het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte de bril van [aangever] heeft vernield. De verklaring hierover van getuige [naam 2] wordt niet door een ander bewijsmiddel ondersteund.
De rechtbank vindt op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting wel bewezen dat verdachte de intercom heeft vernield.
3.3.3.
Het oordeel over het onder 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank vindt op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en de aangifte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee autoruiten heeft vernield.
Daarnaast vindt de rechtbank op basis van de aangifte van [naam 1] , de letselverklaring en de bevindingen van verbalisant [naam 3] bewezen dat verdachte verbalisant [naam 1] heeft mishandeld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
2.
op 4 januari 2022 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een intercom, die geheel of ten dele aan [naam woningstichting] , toebehoorde heeft vernield;
3.
op 18 april 2022 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk twee autoruiten, die aan [aangever] toebehoorden heeft vernield;
4.
op 19 april 2022 te Amsterdam, een ambtenaar, [naam 1] (surveillant van de politie Eenheid Amsterdam), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door de wapenstok van die [naam 1] vast te pakken en te houden en door aan die wapenstok te trekken terwijl zij, [naam 1] , die wapenstok tevens vast hield ten gevolge waarvan althans waardoor die [naam 1] tegen een tafel is getrokken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen bevonden heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen bevonden feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro justitia rapportage van 15 juni 2022, opgemaakt door dhr. drs. M.H. Diawara, psychiater. Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamine. De gestelde stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig.
De psychopathologie uit zich bij betrokkene in achterdocht, impulscontroleprobleem,
zich snel gekrenkt voelen en in het reageren met agressie. Vanwege het psychotisch toestandsbeeld is het oordeel- en kritiekvermogen van verdachte aangetast, met impulsief handelen als gevolg. Vanuit de beperkte realiteitstoetsing gaf verdachte een vertekende betekenis aan de gebeurtenissen om zich heen en vertoonde hij oninvoelbaar agressieve gedragingen. Hij was onvoldoende in staat om rationele overwegingen te maken om het te corrigeren.
Geadviseerd wordt om de onder 2 ten laste gelegde vernieling niet aan verdachte toe te rekenen omdat verdachte het zicht op realiteit volledig was verloren. Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde vernieling wordt geadviseerd om dit in verminderde mate toe te rekenen, omdat er geen sprake lijkt te zijn geweest van volledig verlies van zicht op de realiteit: verdachte zou dit uit boosheid hebben gedaan.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de door haar bewezen geachte feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het toenemende gebruik van verdovende middelen staat in de weg aan volledige ontoerekeningsvatbaarheid, omdat verdachte zich zelf in die situatie heeft gebracht (
culpa in causa). Dit moet niet leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht het advies uit de rapportage te volgen. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de onder 4 ten laste gelegde mishandeling ook in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend. Het toestandsbeeld van verdachte zal ten opzichte van een paar dagen eerder niet wezenlijk hebben verschild.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de conclusies van voornoemde rapportages over en volgt het advies ten aanzien van feit 2. Het onder 2 bewezen geachte feit kan verdachte wegens een ziekelijke stoornis niet worden toegerekend. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om van het advies af te wijken. Verdachte dient ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde vernieling dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de onder 3 en 4 bewezen geachte feiten verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Hoewel de rapportage niet is opgemaakt met betrekking tot de onder 4 ten laste gelegde mishandeling, vindt de rechtbank het aannemelijk dat het toestandsbeeld van verdachte binnen een dag niet zodanig zal zijn verbeterd dat er geen sprake meer is van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Verdachte is voor deze feiten strafbaar.
De rechtbank zal bij de straftoemeting in strafverminderende zin rekening houden met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is (zie hierna rubriek 8.3).

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een drugsverbod, een contactverbod met [aangever] en de verplichting om mee te werken aan middelencontrole.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de rechtbank een geldboete aan verdachte op te leggen ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernielingen en aan mishandeling van een politieagent. Hij heeft met zijn handelen overlast veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendommen. Ook heeft verdachte een politieagent gehinderd in het goed en veilig kunnen uitvoeren van haar werk. In beginsel volgen er forse straffen op het uitoefen van geweld tegen ambtsdragers.
Naast de hiervoor in rubriek 7.3 aangehaalde Pro justitia rapportage, heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 26 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis waren verbonden. Om de kans op recidive te beperken, adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, waarbij de bijzondere voorwaarden die in het kader van de schorsing golden worden voortgezet.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 september 2022 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Alles overwegende – waaronder de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zoals hiervoor geconcludeerd in rubriek 7.3 – legt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één maand op. De rechtbank ziet, gelet op de duur van het voorarrest en de vrijspraak voor de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verdachte op dit moment goed is ingebed in zorg, omdat er in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis een zorgmachtiging is afgegeven die nog steeds van kracht is.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] vordert € 1.150,49 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen. Hoewel de schade door de verzekeraar is vergoed, heeft het uitkeren van schadevergoeding invloed op de schadevrije jaren en de door hem te betalen premie.
De benadeelde partij kan het uitgekeerde schadebedrag aan de verzekeraar terugbetalen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De vordering wordt betwist. Uit het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat de schade volledig is vergoed door de verzekeraar. Dat de uitkering van het schadebedrag van invloed is op de te betalen premie, is onvoldoende onderbouwd, aldus de raadsman.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van materiële schade moet worden afgewezen, omdat uit de stukken is gebleken dat de schade met betrekking tot de reparatie van de autoruiten volledig is vergoed door de verzekeraar, Allianz Direct. De benadeelde partij komt niet in aanmerking komt voor vergoeding.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feiten 2 en 3:
telkens opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
ten aanzien van feit 4:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte] ,voor het in rubriek 4 onder 2 bewezene (te weten de vernieling op 4 januari 2022) niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Verklaart verdachte voor het overige bewezene strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever]af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2022.
[…]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]