ECLI:NL:RBAMS:2022:5795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
13.065520.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en vrijspraak in drillrapgerelateerd geweld met jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die betrokken was bij een steekincident op 31 juli 2020 in Amsterdam. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging moord op slachtoffer [persoon 5] en poging zware mishandeling van slachtoffer [persoon 3], maar hem wel schuldig bevonden aan twee keer poging doodslag op de slachtoffers [persoon 4] en [persoon 5]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het derde ten laste gelegde feit, waarbij [persoon 3] zou zijn gestoken. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de slachtoffers en de beschikbare camerabeelden niet voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit specifieke incident.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die deel uitmaakt van de drillrapscene, opzettelijk geweld heeft gebruikt door met een mes te steken in de buik van [persoon 4], wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de betrokkenheid van de verdachte in de gewelddadige drillrapcultuur en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming en het Leger des Heils in overweging genomen, maar heeft besloten geen bijzondere voorwaarden op te leggen bij het voorwaardelijke deel van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.065520.22
Datum uitspraak: 22 september 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: Forensisch Centrum [locatie te plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en mevrouw [persoon 2] , namens het Leger des Heils (hierna: het LdH) naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [persoon 3] wordt ter zitting vertegenwoordigd door mr. R.H. Bouwman, advocaat te Amsterdam.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 31 juli 2020 te Amsterdam poging doodslag van [persoon 4] , subsidiair zware mishandeling van [persoon 4] en meer subsidiair een poging zware mishandeling van [persoon 4] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 31 juli 2020 te Amsterdam poging moord of doodslag van [persoon 5] , subsidiair poging zware mishandeling van [persoon 5] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 31 juli 2020 te Amsterdam poging zware mishandeling van [persoon 3] , subsidiair mishandeling van [persoon 3] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De moeder van slachtoffer [persoon 4] was aangesproken door een jongen die vertelde dat hij haar zoon had geholpen door zijn hand voor het mes te zetten. [persoon 3] heeft recentelijk een verklaring opgesteld dat hij inderdaad in zijn hand is gestoken en uit het onderzoek in zijn telefoon blijkt dat een foto is gemaakt op 31 juli 2020 van een hand met een steekwond.
De raadsvrouw van verdachteheeft vrijspraak bepleit.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat uit verschillende tapgesprekken, dan wel Snapchatgesprekken kan worden afgeleid dat [persoon 3] in zijn hand gestoken zou zijn op 31 juli 2020. De moeder van slachtoffer [persoon 4] heeft verklaard dat zij buiten bij de hoofdingang van het ziekenhuis werd aangesproken door een jongen die stelde zijn hand voor het mes te hebben gezet om haar zoon te helpen. Zij heeft hierbij ook een beschrijving van deze jongen gegeven. De politie heeft echter geen verder onderzoek gedaan naar het feit of deze beschrijving voldoet aan het signalement van [persoon 3] . Daarnaast heeft [persoon 3] geen verklaring afgelegd bij de politie en is er geen letselverklaring opgesteld. Dat [persoon 3] recentelijk een schriftelijke verklaring heeft opgesteld doet hier niet aan af. Deze verklaring is immers opgesteld ten behoeve van de vordering benadeelde partij en kan daarom niet dienen tot het bewijs. De aangetroffen foto in de telefoon van [persoon 3] biedt evenmin ondersteuning aan het feit dat hij zou zijn gestoken, nu uit deze foto niet kan worden vastgesteld dat dit de hand van [persoon 3] betreft.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de primair ten laste gelegde poging doodslag van [persoon 4] en poging moord van [persoon 5] wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft vrijspraak bepleit. Aan de hand van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte ‘ [bijnaam verdachte] ’ is. Het dossier hangt aan elkaar van waarschijnlijkheden. Voor zover door de rechtbank wordt vastgesteld dat het Instagramaccount ‘ [instagramnaam verdachte] ’ aan verdachte toebehoort, kan niet worden vastgesteld wie hiervan de gebruiker was. Ook het telefoonnummer eindigend op * [nummer] kan niet aan verdachte worden gekoppeld, nu daar onder andere gesprekken worden gevoerd over een kind en verdachte geen vader is. Derhalve kan verdachte niet worden aangemerkt als [bijnaam verdachte] en dient hij te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel als [bijnaam verdachte] kan worden aangemerkt kan aan de hand van het dossier worden vastgesteld dat slachtoffer [persoon 4] is gestoken en dat hij letsel heeft. Echter is niet vast te stellen hoe is gestoken en of er opzet is geweest op de dood van [persoon 4] , dan wel van voorwaardelijk opzet.
Ten aanzien van het slachtoffer [persoon 5] kan geen voorbedachte rade worden vastgesteld. Daarnaast kan het steken in de nek niet bewezen worden verklaard, nu uit de letselverklaring blijkt dat er boven zijn sleutelbeen, bij de linkerschouder een lichte steekwond had. Tevens kan op basis van de camerabeelden en de letselverklaring niet vastgesteld worden dat er überhaupt is gestoken, er is immers sprake van streepvormig letsel en niet van een steekwond. Aan de hand van het dossier kan niet worden vastgesteld door wie en hoe het letsel is toegebracht, mogelijk waren er zelfs meerdere daders. Het opzet op de dood, dan wel het voorwaardelijk opzet kan niet bewezen worden.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [persoon 4] (bijnaam [bijnaam persoon 4] ) en [persoon 5] (bijnaam [bijnaam persoon 5] ) op 31 juli 2020 met een mes zijn gestoken in de buik respectievelijk boven het sleutelbeen. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat het steekincident heeft plaatsgevonden in het Nelson Mandelapark (ook wel Bijlmerpark genoemd) en dat de slachtoffers lid zijn van een drillrapgroep. Uit onderzoek naar de camerabeelden blijkt dat dit heeft plaatsgevonden rond 20:39 uur en dat de dader een negroïde persoon is van ongeveer 18 jaar met een grijze joggingbroek, zwarte jas, grijze capuchon en (vermoedelijk) een zwart mes. Op de camerabeelden is te zien dat deze persoon [persoon 5] vastpakt en stekende bewegingen richting zijn linkerschouder maakt.
Het letsel van [persoon 4] bestond uit een steekwond in de bovenbuik met bloedingen bij de nier en milt, een klaplong en middenrifletsel. Bij [persoon 5] is streepvormig letsel vastgesteld bij zijn sleutelbeen, een klaplong, drie gebroken ribben en een fractuur in een wervel.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld wie de dader is geweest van de steekpartij.
[bijnaam verdachte] / ‘ [instagramnaam verdachte] ’
Uit (internet)onderzoek door de politie blijkt dat de persoon die ‘ [bijnaam verdachte] ’ wordt genoemd mogelijk degene zou zijn geweest die [persoon 4] en [persoon 5] heeft neergestoken. Deze persoon zou zich ook wel voordoen als ‘ [instagramnaam verdachte] ’. De rechtbank zal aan de hand van het dossier allereerst vaststellen of de persoon die [bijnaam verdachte] dan wel ‘ [instagramnaam verdachte] ’ wordt genoemd kan worden aangemerkt als de steker.
Uit het onderzoek van de politie naar drillrapvideo’s op Youtube is gebleken dat in meerdere video’s door [bijnaam verdachte] wordt gerapt over het steekincident in het Bijlmerpark op 31 juli 2020. Zo worden onder andere de volgende teksten door [bijnaam verdachte] gerapt:
- “Vraag [bijnaam persoon 5] wat ik met 'm deed”
- “SSQ wij zijn niet op geintjes. Laat 'm liggen op die BP pleintje”
- “... die wil niet komen, hij is vergeten dat hij is gesplasht. Je zegt ik djoek de verkeerde guy, maar hoeveel zijn er toen gewhackt?”- "Geen punt op SSQ. maar die [naam drillrapgroep 1] heb ik wel gewet”- “Faka met die [naam drillrapgroep 1] ? Mijn kitchen zat vol met bl.. Ziekenhuisbed met spoed.. Ik laat een Gooser liggen op de stoep”- “Yo wat is met deze youths? Ze backen members niet dus ze worden gesplasht net (ntv).. Hoe durf ie nog te chatten. ie rijdt naar blauw in ie strakke broek. Helikopters die zoeken maar ik heb ze al geloest.”
- “Yo.. ik hoor alleen maar verbal verbal maar ze deden niks. Wat is gaande met die Ganze pricks? Ze proberen op me te zijn maar niemand die echt op me is. [bijnaam persoon 5] die mag niet eens chatten. ik liet hem huilen net een kleine bitch. Je mag me shank eten like (ntv). ”- ------ ----
“Helikopters die zoeken, maar ik ben echt veels te fit”
De rechtbank interpreteert de rapteksten zo dat [bijnaam verdachte] rapt over wat hij met [persoon 5] ( [bijnaam persoon 5] ) zou hebben gedaan. Hij zou mensen van de rapgroep [naam drillrapgroep 1] hebben laten liggen op de stoep. Uit het dossier blijkt dat [persoon 4] in het Bijlmerpark is neergevallen nadat hij was gestoken en dat hij lid is van de drillrapgroep [naam drillrapgroep 1] .
Ook blijkt uit een artikel van AT5 dat er enige tijd een politiehelikopter boven het Bijlmerpark heeft gevlogen en rapt [bijnaam verdachte] dat hij weg is gekomen van de politie(helikopter).
In de beschrijving van de Youtube video’s wordt verwezen naar het Snapchataccount ‘ [snapchataccount verdachte] ’ en het Instagramaccount ‘ [instagramnaam verdachte] ’. Op het Instagramaccount van ‘ [instagramnaam verdachte] ’ wordt vervolgens weer verwezen naar het Snapchataccount [snapchataccount verdachte] . Daarnaast blijkt uit onderzoek dat het Spotify account van [bijnaam verdachte] onder andere wordt beheerd door het emailadres [e-mailadres] . De rechtbank gaat er, gelet op de naam van deze gebruikersaccounts, vanuit dat de naam of bijnaam van de persoon die gebruik maakt van deze accounts ‘ [snapchatnaam verdachte] ’ betreft.
Gelet op de onderlinge verwijzingen tussen de accounts concludeert de rechtbank dat [bijnaam verdachte] en ‘ [instagramnaam verdachte] ’ ( [snapchatnaam verdachte] ) dezelfde persoon betreffen.
In een ander opsporingsonderzoek, SUZU, is in de telefoon van [persoon 6] een printscreen van een Snapchatgesprek aangetroffen met [snapchatnaam verdachte] van 1 augustus 2020 om 03:20 uur, waarin het volgende wordt gezegd:
[snapchatnaam verdachte] :OiLeev mannen gingen op me rennen dacht had alleen [bijnaam persoon 5] gehitDie van [bijnaam persoon 4] ging perongeluk manWist niet eensIk:Heb net met je niffo gesproken me neefje is nu in comaAls hij dede gaat ga ik nie veel pratenAlleen dat ga ik je zeggen[snapchatnaam verdachte] :SeeMaar ehMoest hem niet hitten heEn wie is je neefjeWou alleen die [bijnaam persoon 5]Ik:[bijnaam persoon 4]Ja ewa je hebt verkeerd gehit[snapchatnaam verdachte] :AinohKk man
In het opsporingsonderzoekonderzoek NOBORIBETSU is in de telefoon van [persoon 3] een printscreen van een Snapchatgesprek aangetroffen met [bijnaam verdachte] , waarin het volgende wordt gezegd:
[bijnaam verdachte] : Zou [bijnaam persoon 5] toen al geven
Ik: Op snap
[bijnaam verdachte] : Had ik 6 maanden geleden al gezegd
Ik: Van die gesprekken
[bijnaam verdachte] : [bijnaam persoon 4] kwam ervoor
Ik: Heb je punt om wel
[bijnaam verdachte] : Hij kwam ervoor. Wie heeft je matties gechingd. Je zegt ik heb geen punt. Op jullie.
Ik: Heb je punt op hem
[bijnaam verdachte] : Dan door wie ben je gechingd
Ik: Ja of nee
[bijnaam verdachte] : Nee hij kwam ervoor. Tel dat. Niet mee.
De rechtbank interpreteert dit gesprek zo dat [bijnaam verdachte] verwijst naar het steekincident in het Nelson Mandelapark en dat hij eerder [bijnaam persoon 5] ( [persoon 5] ) al zou geven en dat [bijnaam persoon 4] ( [persoon 4] ) ervoor kwam. Ook lijkt er een discussie gaande te zijn over de verdiende punten ten behoeve van de scorelijst die binnen de drillrapscene wordt bijgehouden in geval van gewelddadigheden tussen verschillende groepen. [bijnaam verdachte] lijkt toe te geven dat hij geen punt op [bijnaam persoon 4] heeft verdiend omdat [bijnaam persoon 4] voor het mes kwam.
Gelet op bovenstaande concludeert de rechtbank dat [bijnaam verdachte] ofwel ‘ [instagramnaam verdachte] ’ kan worden aangemerkt als de dader van de steekpartij in het Nelson Mandelapark waarbij [persoon 5] en [persoon 4] gewond zijn geraakt.
Betrokkenheid verdachte
Uit het dossier blijkt dat de politie verdachte aanmerkt als de persoon die [bijnaam verdachte] en ‘ [instagramnaam verdachte] ’ wordt genoemd. De rechtbank zal hieronder vaststellen of zij van oordeel is dat verdachte kan worden aangemerkt als [bijnaam verdachte] dan wel ‘ [instagramnaam verdachte] ’.
Zoals hierboven al aangegeven gaat de rechtbank er vanuit dat [bijnaam verdachte] tevens gebruik maakt van het account met de naam ‘ [instagramnaam verdachte] ’. Dit betreft dus eenzelfde persoon.
Door de politie is onderzoek gedaan naar de gebruiker van het snapchataccount met de naam [snapchataccount verdachte] en het Instagram- en Facebookaccount genaamd ‘ [instagramnaam verdachte] ’.
Uit onderzoek naar de IP-adressen waarop het Instagramaccount is gebruikt zijn onder andere de volgende adressen naar voren gekomen: [adresssen] . Dit betreffen de adressen van de tante en neef van verdachte. Verdachte is woonachtig in België en heeft verklaard dat hij meerdere familieleden heeft in Amsterdam waar hij regelmatig verblijft.
Op het Facebookaccount van ‘ [instagramnaam verdachte] ’ staat een foto geplaatst met daarbij de tekst ‘ [initialen verdachte] ’ en een vinkje. Deze letters komen overeen met de initialen van de naam van verdachte.
In de telefoon van verdachte is een afbeelding aangetroffen met daarin de tekst: ‘Demon in mij die blijft me roepen [bijnaam verdachte] kom weer naar deze side’. Uit de metadata valt op te maken dat de locatie bij deze afbeelding het adres de [adres] , België betreft. Verdachte is op dit adres woonachtig.
In de telefoon van [persoon 7] , de neef van verdachte, is het volgende gesprek met zijn vriendin aangetroffen:
Allereerst wordt er door het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [persoon 7] ) via Whatsapp op 31 juli 2020 om 22:21:13 uur (UTC+2) een screenshot gestuurd waarop een Snapchat-bericht is te zien van ‘Kartell’ met de tekst “Gewoon kwamen er kils uit Antwerpen om te chillen in BP eindstand afgesloten".
31-7-2021 22:21:26 ( [persoon 7] ): Aino op huid31-7-2021 22:21:45 (Owner): Ze zijn niet eens van Antwerpen31-7-2021 22:22:04 ( [persoon 7] ): Ze weten in ieder geval van welke kant ze komen31-7-2021 22:22:04 (Owner): Ze zijn van Lommel an Amsterdam. Waren gewoon boys waarmee ze beef hadden.31-7-2021 22:22:24 ( [persoon 7] ): Wie is ze?31-7-2021 22:22:29 (Owner): Het is hun of hij. [snapchatnaam verdachte] en z’n bende ( [naam drillrapgroep 2] )31-7-2021 22:23:03 ( [persoon 7] ): HAHAHAHHAHAHAHAHAHAHHAHAHAHA
31-7-2021 22:25:05 (Owner): M’n neefje is bout that niet mijn ding tho31-7-2021 23:09:21 ( [persoon 7] ): 1 voor 1 sukkels of je nou bout that life bent of niet31-7-2021 23:09:48 (Owner): Mja wat moetje doen als 3 gasten op je af komen. Blijven staan?31-7-2021 23:10:04 ( [persoon 7] ): Verzin je nou een excuus voor ‘m?31-7-2021 23:10:09 (Owner): Nee. Maar iedereen had het zelfde gedaan.
De eigenaar van de telefoon, [persoon 7] , spreekt over zijn neefje [snapchatnaam verdachte] en zegt dat drie gasten op hem afkwamen en dat iedereen hetzelfde zou hebben gedaan. Dit gesprek is enkele uren na de steekpartij gevoerd. Uit de screenshot valt af te leiden dat het ging om een incident in het Bijlmerpark.
De rechtbank constateert dat verdachte tijdens de behandeling van het hoger beroep tegen de verlenging van zijn voorlopige hechtenis bij het gerechtshof heeft aangegeven dat hij door zijn moeder [snapchatnaam verdachte] wordt genoemd. [snapchatnaam verdachte] is een afkorting van zijn naam Roché, zo stelt de rechtbank vast.
Tot slot is er een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten waarin zij de stem van verdachte herkennen als de stem van [bijnaam verdachte] in de raps op Youtube.
Uit de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden – in onderlinge samenhang bezien – komt naar het oordeel van de rechtbank een beeld van wezenlijke betrokkenheid van verdachte naar voren. Verdachte heeft niet willen verklaren hoe de tapgesprekken en rapteksten moeten worden begrepen. Tevens heeft verdachte geen verklaring willen geven over het gebruik van de genoemde accounts. Verdachte heeft ervoor gekozen om verder niets te verklaren of uit te leggen.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf niet tot het bewijs bijdragen. Echter kan de rechtbank in haar overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal wel betrekken dat verdachte geen redelijke dan wel ontzenuwende verklaring heeft gegeven omtrent de inhoud van deze bewijsmiddelen, die als redengevend worden geacht voor het tenlastegelegde feit.
Gelet op het bovenstaande in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte moet worden aangemerkt als [bijnaam verdachte] en ‘ [instagramnaam verdachte] ’ en dus als degene die de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Kwalificatie
Slachtoffer [persoon 4]
Slachtoffer [persoon 4] is gestoken met een groot mes in zijn bovenbuik. Zoals blijkt uit de camerabeelden was dit mes 25 tot 35 centimeter groot. Als gevolg hiervan is een bloeding ontstaan in de nier en de milt, had het slachtoffer een klaplong en was sprake van middenrifletsel.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld hoe en met welke kracht de steekwond is toegebracht. Uit verschillende bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat er sprake was van een confrontatie tussen verdachte en [persoon 5] en dat [persoon 4] ervoor zou zijn gesprongen.
Vastgesteld kan worden dat [persoon 4] door verdachte in zijn buik is geraakt en dat hij als gevolg daarvan letsel heeft opgelopen. Gelet op het ernstige letsel dat is ontstaan kan worden vastgesteld dat er met (enige) kracht is gestoken in de buik van [persoon 4] . Door met een groot mes te steken richting de bovenbuik heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat vitale organen in de buik zouden worden geraakt. In de buik bevinden zich immers meerdere vitale organen en zoals blijkt uit de letselverklaring zijn deze organen ook daadwerkelijk geraakt, als gevolg waarvan bovenstaand letsel is veroorzaakt. Dergelijk geweld is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer fataal geraakt zou worden dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Uit de letselrapportage en het verslag van de behandelend arts is gebleken dat slachtoffer [persoon 4] met spoed is geopereerd en in eerste instantie niet meer zelf kon ademen. Het is dus te danken aan het snelle medische ingrijpen dat [persoon 4] niet om het leven is gekomen.
Gelet op het bovenstaande zal verdachte worden aangemerkt als pleger van de primair ten laste gelegde poging doodslag op slachtoffer [persoon 4] .
Slachtoffer [persoon 5]
Op de camerabeelden van het Nelson Mandelapark, ook genoemd Bijlmerpark, is te zien dat [persoon 5] op korte afstand van NN1, verdachte, staat. Verdachte pakt [persoon 5] vast en [persoon 5] lijkt hem af te weren. De rechterhand van NN1 lijkt met het voorwerp in de richting van de linkerschouder van [persoon 5] te gaan. [persoon 5] loopt weg en grijpt daarbij naar zijn linkerschouder ter hoogte van zijn sleutelbeen. Eerder is al geverbaliseerd dat het betreffende voorwerp gelijkend is op een mes van ongeveer 25 tot 35 centimeter.
In een ander proces-verbaal wordt door een verbalisant verklaard dat hij op de camerabeelden een persoon ziet met vermoedelijk een zwart mes. Deze persoon rent mee met de persoon in het rood, [persoon 5] , en deze persoon haalt vervolgens uit naar de persoon in het rood.
Uit de letselverklaring blijkt dat bij [persoon 5] sprake is van streepvormig letsel van 4 centimeter boven het linker sleutelbeen. Tevens is sprake van een klaplong en een fractuur bij drie ribben. Het is niet duidelijk of dit letsel door de steekpartij zijn veroorzaakt of door een vechtpartij die een aantal dagen eerder heeft plaatsgevonden. Gelet op de camerabeelden gaat de rechtbank er vanuit dat enkel het streepvormige letsel door het steekincident is veroorzaakt.
De raadsvrouw van verdachte heeft allereerst aangevoerd dat geen sprake is geweest van voorbedachte rade. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld hoe en met welke kracht de steekwond is toegebracht en of er überhaupt wel gestoken is, gelet op het ontstane letsel.
Op basis van de camerabeelden en de letselverklaring kan worden vastgesteld dat door verdachte is uitgehaald richting het sleutelbeen van verdachte en dat als gevolg daarvan streepvormig letsel is ontstaan. In het proces-verbaal van bevindingen ter plaatse is door verbalisanten opgeschreven dat zij bij aankomst een wond bij [persoon 5] hebben dichtgehouden en dat dit een diepe wond betrof. De verbalisant die de eerste hulp later heeft overgenomen verklaarde dat sprake was van een wond van enkele centimeters diep.
Gelet op deze bevindingen concludeert de rechtbank dat wel degelijk sprake is geweest van een steekwond.
Slachtoffer [persoon 5] is met een groot mes gestoken boven zijn sleutelbeen. In dit gebied bevinden zich niet alleen diverse spieren en pezen, maar ook slagaders. Door met een groot mes in de omgeving van het sleutelbeen te steken bestaat de aanmerkelijke kans dat een slagader wordt geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank is het geweld dat tegen aangever is gebruikt naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de aanmerkelijke kans dat aangever fataal geraakt zou worden dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van de strafverzwarende omstandigheid van voorbedachte rade om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet opmaken dat verdachte van plan was om [persoon 5] levensbedreigend te verwonden. Uit het dossier is niet af te leiden dat verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad om zich hier daadwerkelijk over te beraden. Het enkele feit dat verdachte en het slachtoffer deel uitmaakten van een drillrapgroep en dat sprake lijkt te zijn van een voortdurend motief om rivaliserende leden neer te steken om punten te verdienen, is daartoe niet voldoende.
Verdachte zal derhalve partieel worden vrijgesproken van dit bestanddeel.
Gelet op het bovenstaande zal verdachte worden aangemerkt als pleger van de primair ten laste gelegde poging doodslag op slachtoffer [persoon 5] .

6.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 31 juli 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon 4] opzettelijk van het leven te beroven, die [persoon 4] met een mes in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 31 juli 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon 5] opzettelijk van het leven te beroven, die [persoon 5] met een mes in de schouder, rond het sleutelbeen, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Het toezicht bij de bijzondere voorwaarden kan worden overgedragen naar de reclassering in België.
De raadsvrouw van verdachteheeft verzocht om bij een bewezenverklaring van de feiten geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich twee maal schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Hij heeft de slachtoffers [persoon 4] en [persoon 5] met een mes gestoken, als gevolg waarvan slachtoffer [persoon 4] ernstig gewond is geraakt.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de aanleiding voor dit gewelddadige incident is gelegen in de drillrapscene waar verdachte deel van uit maakt en daar maakt de rechtbank zich ernstige zorgen over. In de drillrapscene wordt geweld over en weer uitgelokt en dragen steeds meer jongeren messen, hetgeen leidt tot het risico op gebruik daarvan, met vaak zeer ernstige afloop. Ook worden op social media scores bijgehouden, waarbij het neersteken van iemand uit de andere groep punten oplevert, zoals ook is af te leiden uit de Snapchatgesprekken die verdachte heeft gevoerd. Verdachte heeft door zijn handelen en de gesprekken achteraf op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en verdachte mag van geluk spreken dat het, dankzij het spoedige medische handelen, niet erger is afgelopen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
uit Nederland van 12 mei 2022 en uit België van 16 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 10 augustus 2022;
  • rapport van het Leger des Heils opgemaakt op 2 september 2022;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door dr. S.L. van Woerden, GZ-psycholoog, op 1 juli 2022.
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Opgemerkt moet worden dat gezien het feit dat er onderwerpen zijn geweest waarbij verdachte zich bleef beroepen op het zwijgrecht, er mogelijk niet een volledig beeld van zijn functioneren en persoonlijkheid is verkregen.
Ondanks dat er bij verdachte op basis van huidige testgegevens sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel, zijn zijn cognitieve mogelijkheden over het algemeen gemiddeld. Overig testpsychologisch onderzoek geeft een beeld van een zeer zelfverzekerde jongen die tevreden is met zichzelf en zijn leven en redelijk op zichzelf is. Hij lijkt zich vrij sociaal wenselijk voor te doen, waarbij hij geen problemen of moeilijkheden rapporteert. Op basis van observaties lijkt verdachte moeite te hebben met delen van zijn innerlijke belevingswereld. Echter blijft wel de indruk dat er een onvolledig beeld van verdachte is verkregen. Dit maakt dat er geen uitspraken over zijn persoonlijkheids- en gewetensontwikkeling kunnen worden gedaan. Dit ook omdat testresultaten enige sociaal wenselijkheid laten zien. Op basis van huidig onderzoek komen er geen psychische stoornis of verstandelijke handicap bij verdachte naar voren. Er zijn daarom geen gedragskundige gronden om te adviseren tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Beschouwend kan worden gesteld dat verdachte statistisch gezien in een groep jongvolwassenen valt bij wie er op korte termijn sprake is van een matig tot laag risico op recidive op een nieuw (gewelddadig) delict.
Er worden geen grote zorgen op leefgebieden gezien die behandeling behoeven binnen huidig onderzoek. Uiteraard zijn er wel enige uitdagingen binnen zijn ontwikkeling voornamelijk gericht op zijn motivatie en werkhouding op school en gesloten karakter. Deze zijn echter niet van dien aard dat deze begeleiding behoeven. Gezien de afwezigheid van een psychische stoornis of verstandelijke handicap en het volledig toerekenbaar zijn, zijn er geen gronden om een advies voor begeleiding en/of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
De
Raadheeft ter zitting het ingediende advies aangepast. Voorafgaand aan de zitting is onderzoek gedaan of het mogelijk is om het toezicht op bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel uit te laten voeren in België. Dit is mogelijk, zodra de rechter in België hier een beslissing over heeft genomen. De Raad vindt het nodig om verdachte ondersteuning te bieden bij het naar school gaan. Zij hebben daarom geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve dag- en vrijetijdsbesteding, zich houdt aan een contactverbod met de slachtoffers en zich houdt aan een locatieverbod voor Amsterdam gedurende drie maanden.
Het
LdHheeft ter zitting naar voren gebracht dat de voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel vanuit het Openbaar Ministerie overgedragen zullen moeten worden aan België. Vervolgens zal er dan een zitting plaatsvinden en zal een traject worden opgesteld. Het advies vanuit het LdH is om verdachte zijn onvoorwaardelijke straf uit te laten zitten in Nederland en het voorwaardelijke deel over te dragen aan België.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten ernstige en zeer gewelddadige delicten betreffen en aanleiding geven om aan verdachte een langdurige jeugddetentie op te leggen.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven momenteel niet gemotiveerd te zijn voor school, al weet hij dat een diploma noodzakelijk is voor zijn toekomstperspectief. Er is op dit moment geen sprake van enige vorm van dagbesteding. Daarnaast heeft verdachte ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen of enige uitleg willen geven hoe hij in deze situatie terecht is gekomen, door zich telkens op zijn zwijgrecht te beroepen. Dit baart de rechtbank zorgen.
Verdachte is inmiddels gedurende ongeveer zes maanden gedetineerd. De rechtbank acht de feiten dermate ernstig dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest en zal daarom aan verdachte een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan de tijd die verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Anders dan de Raad en LdH hebben geadviseerd zal de rechtbank aan verdachte geen bijzondere voorwaarden opleggen bij dit voorwaardelijke strafdeel. De psycholoog heeft verdachte onderzocht en uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte geen behandeling of begeleiding nodig heeft. De rechtbank ziet hier dan ook geen aanleiding toe.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2020160136-G6162957, aardappelschilmes);
  • 1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2020160136-G6162954, keukenmes);
  • 1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2020160136-G6162955, alpina mes).
De officier van justitieheeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren. Tevens heeft de officier van justitie verzocht de in beslag genomen telefoon aan verdachte te retourneren.
De raadsvrouw van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt allereerst dat de genoemde telefoons niet op de beslaglijst staan, zodat de rechtbank hier geen beslissing over kan nemen.
Ten aanzien van de messen overweegt de rechtbank dat deze goederen aan verdachte toebehoren. Deze goederen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. De voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zodat de rechtbank deze voorwerpen zal onttrekken aan het verkeer.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33b, 33d, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde:
telkens: poging tot doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2020160136-G6162957, aardappelschilmes);
  • 1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2020160136-G6162954, keukenmes);
  • 1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2020160136-G6162955, alpina mes).
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 3]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. K. Oldekamp-Bakker en M.P.G. Rietbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2022.
[...]