ECLI:NL:RBAMS:2022:5750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
13/169174-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank Glostrup in Denemarken. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, die de Nederlandse en Deense nationaliteit heeft, en die wordt verdacht van strafbare feiten in Denemarken. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 12 juli 2022 en de behandeling vond plaats op 20 september 2022. De opgeëiste persoon was niet aanwezig, maar zijn raadsman was gemachtigd om namens hem te spreken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de garantie van de Deense autoriteiten beoordeeld, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien hij in Denemarken wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering, ondanks het feit dat het delict gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zou zijn gepleegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan en er geen belemmeringen zijn om de overlevering uit te voeren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 4 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/169174-22
RK nummer: 22/3484
Datum uitspraak: 4 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juli 2022 door de
Retten i Glostrup(Rechtbank Glostrup), Denemarken, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en de Deense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking van de
Retten i Glostrup(Rechtbank Glostrup) van 22 juni 2022, waarbij de opgeëiste persoon bij verstek in voorlopige hechtenis is genomen (rolnummer: GRL-6685/2022).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Deens recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, nu niet is voldaan aan voornoemde eisen uit artikel 7 OLW. Hoewel in het EAB is aangegeven dat naar Deens recht op het feit een maximale gevangenisstraf van twee jaren is gesteld, staat ook beschreven dat het feit ‘onder verzachtende omstandigheden’ kan worden afgedaan met een geldboete. In het algemeen (en dus ook in dit geval) kan worden gesteld dat bij een ouder-kind relatie altijd sprake is van verzachtende omstandigheden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Dat op het feit in Denemarken een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden opgelegd, doet niet af aan de omstandigheid dat er naar Deens recht een maximale gevangenisstraf van twee jaren op het feit staat. De rechtbank stelt dan ook vast dat aan de vereisten is voldaan die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is,
en:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige die onttrokken is aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergen of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Deputy Chief Prosecutorvan de
Director of Public Prosecutionste Kopenhagen heeft bij brief van 8 september 2022 de volgende garantie gegeven:
The Danish Director of Public Prosecutions guarantees, in compliance with art. 5 par. 3 of the Council Framework Decision on European Arrest Warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/JHA) and request of the judicial authorities of the Netherlands, that [opgeëiste persoon] , when surrendered to the Danish authorities, would be returned to the Netherlands to serve his sentence there, providing that following his surrender a prison sentence or other measure depriving him of his liberty would be imposed upon him and he would wish so.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op een feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is aangevangen in Denemarken;
  • de beslissing tot uithuisplaatsing van het kind van de opgeëiste persoon is verricht door een Deens rechtsprekend orgaan;
  • het bewijs bevindt zich in Denemarken, en:
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens om de opgeëiste persoon voor het feit in Nederland te vervolgen.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het feit hoofdzakelijk is gepleegd in Nederland, nu de opgeëiste persoon het kind vanuit Denemarken heeft meegenomen naar Nederland. Het is voor het Nederlandse Openbaar Ministerie eenvoudig om de opgeëiste persoon op basis van het Deense strafdossier in Nederland te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat het feit wordt geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 279 en 280 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Retten i Glostrup(Rechtbank Glostrup), Denemarken, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.