In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 september 2022 een beschikking gegeven in een jeugdzaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 2004 en thans gedetineerd in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). De officier van justitie heeft verzocht om de termijn van de PIJ-maatregel met 18 maanden te verlengen, omdat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft de vordering behandeld in een besloten zitting, waarbij de veroordeelde, zijn vader, broer en raadsman aanwezig waren. De veroordeelde heeft verzocht om een kortere verlenging van 12 maanden, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat een verlenging van 18 maanden noodzakelijk is om de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde te waarborgen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar het advies van de behandelcoördinator en de standpunten van de betrokkenen. De behandelcoördinator heeft aangegeven dat de veroordeelde nog onvoldoende draagkracht heeft om zich te ontwikkelen en dat er gewerkt moet worden aan copingvaardigheden en een prosociaal netwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde nog niet in staat is om regie te nemen over zijn eigen traject en dat er een risico bestaat dat hij met agressie zal reageren op situaties. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de PIJ-maatregel met 18 maanden verlengd, met de verwachting dat er in deze periode stappen gezet kunnen worden om het recidiverisico te verlagen.
De beschikking is gegeven in openbare raadkamer en is ondertekend door de voorzitter en de rechters. De rechtbank heeft benadrukt dat de veroordeelde zelf ook verantwoordelijk is voor zijn ontwikkeling en dat hij zich moet inzetten om zijn toekomst veilig te kunnen vormgeven.