Uitspraak
regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen JBRA.
1.De procedure
1 september 2022. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen (C/13/719764 / FA RK 22-477), waarover afzonderlijk wordt beslist.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk M. Chbab in de taal Berbers;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] , namens JBRA.
2.De standpunten
Er zijn zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen. Deze lijkt voor een belangrijk deel sterk beïnvloedt door de langlopende strijd tussen de ouders en de problemen rond de omgang.
Tevens zijn zorgen over de vele hulpverleners die zich al hebben bemoeid met het gezin en met name in het gezin van de moeder.
Het is voor de kinderen belangrijk dat duidelijkheid komt over de toekomst met betrekking tot het contact met de vader. Het verbreken van de band tussen de vader en de kinderen is niet in het belang van de kinderen. De Raad adviseert om een traject van het Centrum voor Relationele Therapie (CvRT) van Arkin in te zetten en in overleg met het CvRT te kijken welk aanbod het beste aansluit op de situatie van dit gezin. Binnen deze specialistische hulpverlening dient bezien te worden of de ouders vorm kunnen geven aan hun ouderlijke rol. Er is ruimte om toe te werken naar contactherstel tussen de kinderen en de vader, waarbij een duidelijke structuur en stabiliteit voorop dient te staan. Onder regie van het CvRT dienen afspraken te worden gemaakt over de precieze invulling van de contactregeling op een wijze die past bij de wens en het tempo van de kinderen en die ouders beiden (emotioneel) kunnen ondersteunen. De eerder ingezette hulp vanuit de Opvoedpoli dient te worden voortgezet.
Nu ingezet kan worden op contactherstel binnen een professionele setting als geboden door Arkin is het niet in het belang van de kinderen om in deze fase het gezag van de vader te beëindigen. Eerst dient te worden uitgezocht wat de mogelijkheden van de ouders zijn om gezamenlijk invulling te geven aan het gezag.
De (advocaat van de) moeder voert ter zitting aan dat [minderjarige 1] de afgelopen maanden is opgebloeid doordat hij rust heeft gekregen, omdat de rechter in januari 2022 de vader het recht op omgang met de kinderen voor de periode van zes maanden had ontzegd. [minderjarige 1] weet heel goed wat hij wil en hij wil nu geen contact met de vader. De moeder wil [minderjarige 1] niet dwingen om contact met de vader te hebben. [minderjarige 1] zal zelf wel aangegeven als hij weer contact met de vader wil. [minderjarige 1] heeft in het verleden heftige dingen meegemaakt in de thuissituatie met de vader.
[minderjarige 2] krijgt op school externe begeleiding omdat hij een jaar achterstand heeft op school. [minderjarige 2] ontvangt veel prikkels en is druk. [minderjarige 2] wil wel contact met de vader, maar niet voor lange duur. De omgang zal begeleid dienen plaats te vinden.
De vader heeft ondanks de duidelijke beschikking van januari 2022 toch geprobeerd om contact met de kinderen te krijgen. Dat laat zien dat de vader zich niet houdt aan afspraken, zelfs niet als die zijn opgelegd door de rechter.
De kinderen zijn klem en verloren geraakt tussen de ouders, door toedoen van de vader. Partijen zijn niet in staat tot gezamenlijke uitoefening van het gezag en daar zal in de toekomst geen verandering in komen. Wanneer de moeder alleen het gezag kan uitoefenen, zal dat rust geven.
De moeder informeert hem niet over de kinderen.
3.3. De beoordeling
De vader moet zich realiseren dat de moeder de hoofdverzorgende ouder is van de kinderen en de belangen van de kinderen op dit moment het beste kent. De vader zal zich dan ook coöperatief moeten opstellen bij aangelegenheden over de kinderen, die door de moeder naar voren worden gebracht.
Van de moeder wordt verwacht dat zij een inspanning zal leveren om de vader te betrekken bij de ontwikkeling van de kinderen, in het belang van de kinderen.
4.De beslissing
pro forma zittingvan
12 juni 2023, vóór welke datum partijen de rechtbank dienen te informeren over het verloop van het traject bij Arkin;
n de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/711751 / FA RK 21-8147: