Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoeker] ,
De procesgang
De inhoud van het verzoekschrift
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
nogmaalsintegraal doornemen van de zaak, ook ten laste van de staat moeten komen.
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 10 februari 2022, zijn verzoeken van een verdachte om schadevergoeding en kostenvergoeding toegewezen. De verzoeker, geboren in 1993, had een verzoek ingediend op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) na zijn vrijlating op 19 april 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 18 april 2021 was aangehouden en op 13 juli 2021 door de politierechter was ontslagen van alle rechtsvervolging. De verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 260,- voor geleden schade en een kostenvergoeding van € 2.280,46 voor de kosten van zijn raadsvrouw, mr. A. Sahin, en € 680,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de gevraagde vergoedingen toe te kennen. De rechtbank heeft de schadevergoeding van € 260,- toegewezen op basis van artikel 533 Sv, en de kosten van de raadsvrouw en de kosten van het verzoekschrift op basis van artikel 530 Sv. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de verzoeker, waaronder zijn verhuizing van Nijmegen naar Amsterdam en de noodzaak voor de raadsvrouw om reiskosten te maken.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als de verzoeker. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen door de vergoeding van in totaal € 3.220,46 over te maken op een specifiek IBAN-nummer, ten name van de Stichting Beheer Derdengelden A. Sahin.