ECLI:NL:RBAMS:2022:569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
RK 21/4266 en 21/4267
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kostenvergoeding in strafzaak op basis van artikel 533 en 530 Sv

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 10 februari 2022, zijn verzoeken van een verdachte om schadevergoeding en kostenvergoeding toegewezen. De verzoeker, geboren in 1993, had een verzoek ingediend op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) na zijn vrijlating op 19 april 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 18 april 2021 was aangehouden en op 13 juli 2021 door de politierechter was ontslagen van alle rechtsvervolging. De verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 260,- voor geleden schade en een kostenvergoeding van € 2.280,46 voor de kosten van zijn raadsvrouw, mr. A. Sahin, en € 680,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de gevraagde vergoedingen toe te kennen. De rechtbank heeft de schadevergoeding van € 260,- toegewezen op basis van artikel 533 Sv, en de kosten van de raadsvrouw en de kosten van het verzoekschrift op basis van artikel 530 Sv. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de verzoeker, waaronder zijn verhuizing van Nijmegen naar Amsterdam en de noodzaak voor de raadsvrouw om reiskosten te maken.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als de verzoeker. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen door de vergoeding van in totaal € 3.220,46 over te maken op een specifiek IBAN-nummer, ten name van de Stichting Beheer Derdengelden A. Sahin.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/105071-21
RK: 21/4266 en 21/4267
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. A. Sahin, [kantooradres] ,
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 28 juli 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 22 september 2021 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De raadsvrouw van verzoeker heeft op 25 januari 2022 verzocht om de behandeling van de zaak te verplaatsen naar een ander tijdstip in de middag in verband met verplichtingen elders. Indien dat niet mogelijk heeft zij verzocht de behandeling aan te houden naar een andere datum. De raadsvrouw heeft geen bezwaar tegen een schriftelijke afdoening van het verzoek na uitwisseling van standpunten.
De rechtbank heeft vervolgens de voorkeur uitgesproken het verzoek schriftelijk te behandelen, waarna de raadsvrouw op 26 januari 2022 een schriftelijke reactie op het standpunt van de officier van justitie heeft gegeven.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen een schriftelijke afdoening van het verzoek en bij e-mail van 27 januari 2022 het eerder ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie gehandhaafd.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 260,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 2.280,46 voor de kosten van de raadsvrouw en € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
De raadsvrouw heeft ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft een vrije advocaatkeuze. Verzoeker heeft uitdrukkelijk gekozen om de raadsvrouw uit Lent in de arm te nemen, omdat zij in het kader van de WVGGZ stamadvocaat was van verzoeker. In de afgelopen jaren is een vertrouwensband was opgebouwd en de raadsvrouw heeft verzoeker al meerdere keren bijgestaan in kader van een crisismaatregel, voortzetting crisismaatregel en een zorgmachtiging. Omdat verzoeker vanuit Nijmegen naar Amsterdam is verhuisd heeft de raadsvrouw verzoeker in deze procedures ook bijgestaan te Amsterdam en heeft hij haar ook verzocht om hem in de strafzaak bij te staan.
De raadsvrouw heeft de officier van justitie in de voorfase de zorgmachtiging toegezonden en verzocht om de straf zaak anderszins af te doen, de dagvaarding in te trekken en de zaak te seponeren. De officier van justitie was echter van mening dat er geen sprake was van een psychische stoornis. Thans verwijt de officier van justitie verzoeker het vol in rekening brengen van de reistijd en wachttijd. De raadsvrouw is van mening dat zij deze kosten niet had hoeven te maken als de officier anders had geoordeeld. In de visie van de verdediging was het een duidelijke zaak en kon het verwijt verzoeker niet aangerekend worden. De politierechter was het met de verdediging eens.
Ten aanzien van de kosten gemaakt in verband met uitloop van de zaak is de raadsvrouw
van mening dat zij er geen rekening mee hoeft te houden dat een zaak anderhalf uur uitloopt. Tijdens de wachttijd heeft de raadsvrouw de zaak nogmaals integraal met verzoeker besproken en doorgenomen en dit betekent niet dat je de wachttijd ‘verbeuzelt’, zoals de officier van justitie heeft gesteld.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich verzet tegen het integraal toekennen van de verzochte standaardschadevergoeding en matiging daarvan bepleit. De officier van justitie meent dat de kosten die zijn opgevoerd in verband met de reistijd en wachttijd in verband met uitloop van de zitting dienen te worden beperkt. Het is een eigen keuze van verzoeker om een advocaat te kiezen van een kantoor buiten Amsterdam. De officier van justitie acht het niet billijk om de volledige kosten en het volledige (inhoudelijk juridische) uurloon van de raadsvrouw ten koste van de staat te laten vallen. Daarnaast kan de vraag gesteld worden of de kosten voor het, tijdens het wachten,
nogmaalsintegraal doornemen van de zaak, ook ten laste van de staat moeten komen.

De beoordeling

Verzoeker is op 18 april 2021 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van vernieling. Verzoeker is op 19 april 2021 heengezonden.
Verzoeker is op 13 juli 2021 door de politierechter in deze rechtbank ontslagen van alle rechtsvervolging.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 1 Sv een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde en kan aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 2 Sv uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 28 juli 2021 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker gedurende zijn voorarrest in een politiecel en/of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoeker heeft in totaal twee dagen op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 130,- per dag die op het politiebureau is doorgebracht.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank overweegt het volgende. Het staat verzoeker vrij om zijn eigen advocaat te kiezen. In dit geval was mr. A. Sahin de vaste advocaat van verzoeker in het kader van de WVGGZ en komt het de rechtbank niet onredelijk voor dat hij de raadsvrouw ook in de strafzaak om bijstand heeft verzocht. Verzoeker is vervolgens van Nijmegen naar Amsterdam verhuisd. Dat de raadsvrouw forse reiskosten heeft moeten maken is het logische vervolg van die verhuizing. Ten aanzien van de wachttijd heeft de raadsvrouw aangegeven dat zij er geen rekening mee hoeft te houden dat een zitting uitloopt en dat zij die tijd heeft besteed aan het bespreken van de zaak met verzoeker. De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsvrouw. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificatie en declaratie. De gevraagde vergoeding zal dan ook worden toegekend.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen. Het uitwisselen van nadere standpunten heeft schriftelijk plaatsgevonden en er is geen behandeling ter zitting geweest. De toekenning van de forfaitaire vergoeding van € 680,-, die gebruikelijk is als het verzoekschrift ter zitting is behandeld, acht de rechtbank in dit geval toch billijk omdat er meer tijd is besteed aan de toelichting op het verzoekschrift en het reageren op het standpunt van de officier van justitie dan in een geval waarin de forfaitaire vergoeding van € 340,- van toepassing is.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 260,- (tweehonderdzestig euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 2.280,46 (tweeduizend tweehonderdtachtig euro en zesenveertig eurocent) voor de kosten van de raadsvrouw.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 3.220,46 (drieduizend tweehonderdtwintig euro zesenveertig eurocent) op IBAN-nummer [IBAN-nummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden A. Sahin, onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [kenmerk] .
Aldus gedaan op 10 februari 2022
door mr. H.E. Hoogendijk, rechter.