ECLI:NL:RBAMS:2022:5675

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
C/13/722411 / KG ZA 22-778
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming informatieregeling in kort geding tussen ouders met eenhoofdig gezag over minderjarige kinderen

In deze zaak, die op 4 oktober 2022 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die ex-partners zijn en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de man geen omgang met hen heeft. De man vordert nakoming van een informatieregeling die eerder door de voorzieningenrechter is vastgesteld, waarbij de vrouw verplicht is om hem maandelijks te informeren over relevante zaken met betrekking tot de kinderen. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat zij zich wel aan de regeling houdt, maar soms te laat is door haar drukke werk en de zorg voor de kinderen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw de informatieregeling te vaak niet nakomt, maar ook begrip heeft voor haar moeilijke situatie. Desondanks is het van belang dat de man op de hoogte blijft van de situatie van de kinderen, vooral omdat hij geen contact met hen heeft. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man toegewezen en de vrouw veroordeeld om de informatieregeling na te komen, met een dwangsom voor het geval zij dit niet doet. De vordering van de vrouw in reconventie om de frequentie van de informatieregeling te verlagen is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/722411 / KG ZA 22-778 EAM/MAH
Vonnis in kort geding van 4 oktober 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 12 september 2022,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. K. van Doorn te Gilze (gemeente Gilze en Rijen),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.M.E. Rietjens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 20 september 2022 waren aanwezig:
- aan de kant van de man: mr. Demir,
- de vrouw met mr. Rietjens.
1.2.
De man heeft de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht en de vrouw haar (tevoren ingediende) tegenvordering (reconventie). Partijen hebben over en weer heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij hebben twee minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft [minderjarige 1] en – na door deze rechtbank verleende vervangende toestemming – [minderjarige 2] erkend. De vrouw heeft eenhoofdig gezag over de kinderen.
2.3.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 16 juni 2020 bepaald dat de vrouw elke laatste dag van de maand de man per e-mail dient te informeren over relevante zaken betreffende de kinderen, waaronder hun gezondheid, welzijn en schoolgang. Aan deze veroordeling is geen dwangsom verbonden.
2.4.
De man heeft geen omgang met de kinderen. Zijn verzoek om een (voorlopige) omgangsregeling vast te stellen is zowel door de kortgedingrechter (vonnis van 16 juni 2020) als door de bodemrechter (beschikking van 24 februari 2021, bekrachtigd in hoger beroep door het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2022) afgewezen. In de beschikking van 24 februari 2021 is ook het verzoek van de man om gezamenlijk gezag afgewezen. Daarbij is over de informatieregeling (die op zichzelf in die procedure niet aan de orde was) overwogen:
“7.9 De rechtbank gaat er vanuit dat de moeder de man zal blijven informeren zoals in het vonnis in kort geding is opgenomen.”

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert – samengevat – nakoming door de vrouw van de informatieregeling, vastgelegd in het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 16 juni 2020, onder 5.1.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert – samengevat – de frequentie van de informatieregeling terug te brengen tot eenmaal per kwartaal en de man te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
De man stelt dat de vrouw stelselmatig te laat voldoet aan haar informatieplicht en dat zij daaraan vaak pas voldoet nadat de advocaat van de man haar daarom heeft gevraagd. Zeker nu de man geen omgang heeft met de kinderen is daarmee zijn spoedeisend belang bij de vordering gegeven.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat rechterlijke uitspraken dienen te worden nagekomen. Verder is van belang dat de gezagsouder op grond van artikel 1:377b Burgerlijk Wetboek een wettelijke informatieplicht heeft jegens de andere ouder, tenzij het belang van het kind zich daartegen verzet.
5.3.
De vrouw voert aan dat zij zich wel aan de regeling houdt, maar alleen soms een paar dagen te laat is. Zij betoogt verder dat zij wel wil maar niet altijd op tijd kan zijn, omdat haar hoofd omloopt aangezien zij 40 uur per week werkt en de kinderen, vooral [minderjarige 1] , veel zorg nodig hebben. Voor haar zou een frequentie van eenmaal per kwartaal veel beter doenlijk zijn dan eenmaal per maand.
5.4.
Daarmee staat voldoende vast dat de vrouw de informatieregeling (te) vaak niet nakomt.
5.5.
Anderzijds is ook duidelijk dat zij het zwaar heeft. Dat blijkt al uit de verklaring van de Raad voor de Kinderbescherming, weergegeven in de beschikking van 24 februari 2021:
“6.1 (…) Partijen hebben een belaste voorgeschiedenis. [minderjarige 1] kampt met diverse problematiek en heeft veel zorg nodig. Ook [minderjarige 2] wordt op dit moment begeleid. Daarnaast heeft ook de moeder nu zelf medische problemen. De moeder moet alle zeilen bijzetten om zelf en voor de kinderen overeind te blijven. (…)”.
5.6.
Uit de beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 13 september 2022, waarin wordt verwezen naar een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 juli 2022, blijkt dat de situatie van [minderjarige 1] inmiddels nog meer is verslechterd en tevens dat de vrouw hierin geen steun heeft aan de man:
“4.6 (…) is [minderjarige 1] een kwetsbaar kind. Hij is bekend met een autismespectrumstoornis (ASS), epilepsie, eetproblemen en somberheid. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep van 26 augustus 2022 is naar voren gekomen dat [minderjarige 1] nu dagelijks epileptische aanvallen heeft, er is nog steeds 24-uurstoezicht nodig. (…) Bij een lengte van 1.60 meter weegt [minderjarige 1] momenteel nog maar 30 kilogram. Door deze gezondheidsproblemen kan [minderjarige 1] nu niet naar school en moet hij zo min mogelijk activiteit ondernemen. [minderjarige 1] cognitie is als gevolg van de hersenbeschadigingen afgenomen.
(….)
De vraag blijft of hij [de man – vzr] genoeg inzicht heeft in de problematiek van [minderjarige 1] en hier voldoende sensitief en responsief op kan reageren.”
5.7.
Hoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de moeilijke situatie van de vrouw, moet het toch ook in die situatie mogelijk geacht worden om een keer per maand een berichtje met informatie over de kinderen naar de man te sturen. Zoals in het vonnis van 16 juni 2020 overwogen, is de door de vrouw ook toen al bepleite lagere frequentie van eens per kwartaal geen optie, nu de man verder geheel geen contact met de kinderen heeft en hij globaal op de hoogte moet blijven hoe het met hen gaat. Dit zal hem helpen om, mocht hij in een later stadium weer contact met de kinderen krijgen, goed bij hen aan te sluiten. Nakoming van de geldende informatieregeling is daarmee niet alleen in het belang van de man, maar ook in het belang van de kinderen.
5.8.
De stelling van de vrouw dat de man recent in een telefoongesprek heeft gezegd niets meer met de kinderen te maken te willen hebben is door (zijn advocaat namens) de man ter zitting stellig betwist, zodat daaraan in dit kort geding voorbij zal worden gegaan.
5.9.
Dit alles betekent dat de vordering in conventie zal worden toegewezen en de vordering in reconventie zal worden afgewezen. De vrouw zal dus uiterlijk op 31 oktober 2022 een informatiebericht aan de man moeten mailen en zo verder telkens uiterlijk op de laatste dag van de maand. Als prikkel tot nakoming zal de gevorderde dwangsom worden toegewezen.
5.10.
Aangezien partijen ex-partners zijn, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt de vrouw om de informatieregeling, vastgelegd in het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 16 juni 2020 (C/13/683794 / KG ZA 20-424), onder 5.1, na te komen,
6.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 100,00 (honderd euro) voor iedere dag of dagdeel dat zij – na betekening van het vonnis - niet aan de in 6.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 (vijfduizend euro) is bereikt,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
weigert de gevraagde voorziening,
6.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MAH