ECLI:NL:RBAMS:2022:5668

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
13/088977-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor woninginbraken en mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van twee woninginbraken en mishandeling van zijn moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 april 2022 in Amsterdam heeft ingebroken in de woning van slachtoffer 1, waarbij hij verschillende waardevolle goederen heeft gestolen. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag zijn moeder mishandeld. Op 6 juni 2022 heeft hij opnieuw ingebroken, ditmaal in de woning van slachtoffer 3, waar hij wederom goederen heeft weggenomen. Tijdens de zitting op 20 september 2022 heeft de verdachte bekend dat hij de woninginbraak op 6 juni 2022 heeft gepleegd, maar hij heeft de beschuldigingen van mishandeling ontkend. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder aangiftes en verklaringen van de slachtoffers, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de mishandeling niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een reclasseringstraject en behandeling voor zijn verslaving en psychische problematiek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/088977-22
Datum uitspraak: 4 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] ,
verblijvende op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2022. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. van Reydt, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – ervan beschuldigd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
diefstal door middel van braak van verschillende goederen van [slachtoffer 1] op 7 april 2022;
mishandeling van zijn moeder [slachtoffer 2] op 7 april 2022;
diefstal door middel van braak van verschillende goederen van [slachtoffer 3] op 6 juni 2022.
De tekst van de volledige beschuldiging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de woninginbraken en de mishandeling kunnen worden bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op zitting over de woninginbraak op 6 juni 2022.
Ten aanzien van de inbraak op 7 april 2022 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte, de bevindingen over het gebroken raam en de bloedsporen die een match zouden geven met het DNA van verdachte. De officier van justitie heeft over de mishandeling aangevoerd dat aangeefster, de moeder van verdachte, in haar aangifte heeft verklaard dat verdachte haar in haar gezicht heeft geknepen, dat haar gezicht daardoor helemaal blauw is geworden en dat zij bang is voor verdachte. Aangeefster heeft ook verklaard dat verdachte spullen in haar woning kapot heeft gemaakt. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund. Zo hebben de verbalisanten gezien dat aangeefster een grote zwelling onder haar oog had en dat er in haar woning spullen kapot op de grond lagen. De verbalisanten hebben ook gezien dat er kennelijk is gevochten in de woning. Op de foto van het letsel is daarnaast te zien dat aangeefster bloed in haar gezicht had op meerdere plekken. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat er is gebeurd en dat de verwondingen in het gezicht van zijn moeder kunnen zijn ontstaan door een val van de fiets. Over het moment waarop zijn moeder zou zijn gevallen, heeft verdachte echter wisselend verklaard. Op grond van de aangifte, het letsel van aangeefster en de bevindingen van de verbalisanten kan worden bewezen dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld door in haar gezicht te knijpen. Dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld door haar keel dicht te knijpen kan niet worden bewezen en verdachte moet dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte haar in haar gezicht heeft geknepen en dat haar gezicht daardoor blauw is geworden. Later heeft aangeefster verklaard dat dit letsel ook kan zijn ontstaan doordat zij van de fiets is gevallen. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte over hoe het letsel bij zijn moeder is ontstaan. Daarnaast is het letsel dat te zien is op de foto van het gezicht van aangeefster geen letsel dat ontstaat door knijpen in het gezicht. Voor de overtuiging van haar verklaringen is bovendien van belang dat aangeefster een zeer kwetsbare en labiele vrouw is. Het niet bij de toedracht passende letsel, het ontbreken van een letselverklaring en de wisselende verklaringen van aangeefster maken dat er onvoldoende overtuiging is dat verdachte zijn moeder in haar gezicht en bij haar keel heeft geknepen.
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd met betrekking tot de woninginbraken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt – met de officier van justitie en de verdediging – dat de woninginbraken op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte heeft op zitting ook bekend dat hij de woninginbraak op 6 juni 2022 heeft gepleegd.
Met de verdediging vindt de rechtbank dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling. Het dossier bevat geen getuigenverklaringen en verdachte kan zich niets meer herinneren. De verdenking steunt met name op de verklaringen van aangeefster en de bevindingen van de verbalisanten. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar in haar gezicht heeft geknepen en dat haar gezicht daardoor helemaal blauw is geworden. De verbalisanten ter plaatse hebben gezien dat er een grote zwelling onder het oog van aangeefster zat en dat er bloedvlekken op haar kleding zaten. Op de foto in het dossier van het gezicht van aangeefster is te zien dat aangeefster schaafwonden, bloedvlekken en een zwelling onder haar linkeroog heeft. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel niet passend is bij de door aangeefster opgegeven toedracht, namelijk dat verdachte haar in haar gezicht heeft geknepen. Een letselverklaring van een medische deskundige ontbreekt waardoor ook niet kan worden vastgesteld dat het letsel in het gezicht van aangeefster het gevolg is van het knijpen. Nu aangeefster een dag na de aangifte heeft verklaard zij met haar fiets is gevallen en daarbij op haar gezicht is gevallen en een verwonding aan haar wang heeft opgelopen en de blauwe plek op haar oog ook door die val kan zijn ontstaan, vindt de rechtbank de mishandeling (in het gezicht knijpen) niet bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte
1.op 7 april 2022 te Amsterdam twee gouden armbanden en een dameshorloge (merk Michael Kors) en een gouden ketting en gouden oorbellen en gouden trouwringen en een Hugo Boss tas en een Prada tas en identiteitsbewijzen (Marokkaanse paspoorten) en bankpassen en buitenlandse valuta (Marokkaanse dirham) die aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak door een raam in te slaan;
3.op 6 juni 2022 te Amsterdam zeven paar schoenen en een laptop (merk ASUS) en een reiskoffer met inhoud (kleding en een paspoort) en 150 euro en een harddisk die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis is een zogenoemd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd, uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de woninginbraken en de mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 252 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Verdachte hoeft dan niet terug naar de gevangenis. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moeten de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die zijn geadviseerd in het reclasseringsadvies van 9 september 2022.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat verdachte voor de woninginbraken wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van niet meer dan 240 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die zijn geadviseerd in het reclasseringsadvies van 9 september 2022. Verdachte is bereid om zich aan deze voorwaarden te houden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Om de woningen binnen te komen, heeft verdachte op 7 april 2022 een raam ingeslagen en op 6 juni 2022 een raam ingeslagen en een deur opengebroken. Vervolgens heeft verdachte de woningen overhoop gehaald en verschillende (persoonlijke) spullen weggenomen. Dit betreft ook goederen die voor verdachte geen waarde hebben, maar vrijwel onvervangbaar zijn voor de slachtoffers, zoals een Marokkaans trouwboekje en een familiedocument. Met dit handelen heeft verdachte veel schade en overlast veroorzaakt bij de slachtoffers. Daarnaast is een woning bij uitstek de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en zorgen woninginbraken niet alleen bij de slachtoffers maar ook in de maatschappij voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid. Veel van de gestolen goederen zijn inmiddels terug naar de slachtoffers, maar dit is te wijten aan het handelen van de politie en niet aan het handelen van verdachte.
De rechtbank vindt dit ernstige feiten. Voor de strafoplegging heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die rechtbanken en hoven hebben afgesproken. Op een woninginbraak staat een gevangenisstraf van drie maanden onvoorwaardelijk. Verdachte is in het nabije verleden niet eerder veroordeeld (voor soortgelijke misdrijven).
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de hoeveelheid schade die verdachte bij de woninginbraken heeft aangericht. Ook houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte de woninginbraak van 6 juni 2022 heeft gepleegd tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor de woninginbraak van 7 april 2022.
De rechtbank heeft het reclasseringsadvies van 9 september 2022 gelezen, waarin de reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden die zijn gericht op zijn verslaving en psychische problematiek. Verdachte heeft op zitting over zijn problematiek zelfinzicht getoond en verklaard dat hij beseft dat hij hulp nodig heeft voor zijn verslaving en psychische problematiek en dat hij deze hulp ook graag wil.
Daarnaast heeft verdachte zich tijdens zijn voorlopige hechtenis ingespannen om de juiste hulp te krijgen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij bereid is zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden. De rechtbank volgt daarom genoemd reclasseringsadvies bij de strafoplegging.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de geldboete waar verdachte na het plegen van de woninginbraken tot is veroordeeld.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, legt de rechtbank verdachte de volgende straf op: een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd in het reclasseringsadvies van 9 september 2022.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en feit 3:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat een deel van
4 (vier) maandenvan deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich
meldt bij Reclassering Inforsaop het adres Vlaardingenlaan 5 in Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief
deelneemt aande
gedragsinterventiemiddelengebruik of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat zich
behandelendoor
FAZ Inforsaof een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt.
- zich
bij terugvalin middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld tijdens het behandeltraject laat
opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korterals de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
-
verblijft ineen
instelling voor beschermd wonenof maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
-
meewerkt aanhet
aflossenvan zijn
schuldenen het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
-
meewerkt aan controlevan het
gebruikvan
alcohol/drugsom het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich
houdt aande
aanwijzingenvan de reclassering.
Geeft aan Reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde
ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2022.