Uitspraak
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige]. De vader verzocht om wijziging van de bestaande zorgregeling, die was vastgesteld door het gerechtshof te Amsterdam op 8 november 2016. De vader stelde voor dat [minderjarige] de ene week van woensdag uit school tot vrijdag en de andere week van woensdag uit school tot maandag bij hem zou verblijven. De moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, omdat er volgens haar geen gewijzigde omstandigheden waren. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 werd de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, die constateerde dat er weinig was veranderd in de communicatie tussen de ouders en dat de minderjarige geen problemen vertoonde door de gezinssituatie.
De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van gewijzigde omstandigheden sinds de laatste beschikking in 2018. De ouders hadden een geschiedenis van strijd over de zorgverdeling, maar de rechtbank concludeerde dat beide ouders [minderjarige] een liefdevol en stabiel thuis boden. De rechtbank besloot de zorgregeling te wijzigen, waarbij [minderjarige] de ene week van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend en de andere week van woensdagmiddag uit school tot vrijdag bij de vader zou verblijven. De rechtbank benadrukte het belang van goede communicatie tussen de ouders en stelde dat zij samen verantwoordelijk waren voor de zorg van [minderjarige]. De rechtbank wees het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten af en besloot tot compensatie van de kosten, zodat iedere partij de eigen kosten zou dragen.