ECLI:NL:RBAMS:2022:5665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
C/13/ 719744 FA RK 22/4114
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en afwijzing proceskostenveroordeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige]. De vader verzocht om wijziging van de bestaande zorgregeling, die was vastgesteld door het gerechtshof te Amsterdam op 8 november 2016. De vader stelde voor dat [minderjarige] de ene week van woensdag uit school tot vrijdag en de andere week van woensdag uit school tot maandag bij hem zou verblijven. De moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, omdat er volgens haar geen gewijzigde omstandigheden waren. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 werd de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, die constateerde dat er weinig was veranderd in de communicatie tussen de ouders en dat de minderjarige geen problemen vertoonde door de gezinssituatie.

De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van gewijzigde omstandigheden sinds de laatste beschikking in 2018. De ouders hadden een geschiedenis van strijd over de zorgverdeling, maar de rechtbank concludeerde dat beide ouders [minderjarige] een liefdevol en stabiel thuis boden. De rechtbank besloot de zorgregeling te wijzigen, waarbij [minderjarige] de ene week van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend en de andere week van woensdagmiddag uit school tot vrijdag bij de vader zou verblijven. De rechtbank benadrukte het belang van goede communicatie tussen de ouders en stelde dat zij samen verantwoordelijk waren voor de zorg van [minderjarige]. De rechtbank wees het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten af en besloot tot compensatie van de kosten, zodat iedere partij de eigen kosten zou dragen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/ 719744 FA RK 22/4114 (MK/MD)
Beschikking van 4 oktober 2022
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. drs. A.G. Hendriks te Amsterdam,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. L.S. Timmermans te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 6 juli 2022, het verweerschrift en zelfstandig verzoek van de moeder van 15 september 2022 en het F9-formulier van 16 september 2022 van de vader.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 20 september 2022. Verschenen zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten en mevrouw [naam] namens de Raad. Beide advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities.
1.3.
De rechtbank heeft de minderjarige [minderjarige] uitgenodigd voor een gesprek met de rechter. [minderjarige] heeft op het keuzeformulier aangegeven dat hij niet op gesprek wil komen en ook geen brief wil schrijven.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
2.2.
De minderjarige is erkend door de vader en de ouders hebben gezamenlijk ouderlijk gezag.
2.3.
Tussen partijen zijn in de afgelopen periode een aantal procedures gevoerd over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van hun kind. De zorgregeling die partijen nu volgen is vastgesteld door het gerechtshof te Amsterdam bij beschikking van 8 november 2016.
3. Het verzoek van de vader en het verweer tevens zelfstandig verzoek van de moeder
3.1.
De vader verzoekt de beschikking van het Hof van 8 november 2016 te wijzigen. Hij stelt de volgende zorgregeling voor: [minderjarige] is de ene week van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de vader, of wanneer er op die dagen geen school is, van woensdag 12.30 uur tot vrijdag 15.15 uur, en de andere week van woensdag uit school tot maandag naar school, of als er geen school is van woensdag 12.30 uur tot maandag 9.00 uur, alsmede tijdens de vakanties en feestdagen conform de beschikking van het gerechtshof van 8 november 2016, althans een zodanige regeling als de rechtbank juist acht. Ten slotte verzoekt de vader te bepalen dat de proceskosten worden gecompenseerd zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.2.
De vader geeft aan dat hij graag een regeling wil waardoor [minderjarige] ongeveer evenveel tijd doorbrengt bij beide ouders. Dit is ook de wens is van [minderjarige] zelf. De vader is er van overtuigd dat de moeder geen enkele uitbreiding van de zorgregeling zal toestaan. Eerst was [minderjarige] te klein, toen was het de overgang naar groep drie, daarna was het de overgang van de middenbouw naar de bovenbouw in groep zes en nu is het omdat groep zeven een belangrijk jaar is vanwege de Cito-toetsen. Dan weer is de situatie te onrustig, nu is juist de rust de reden om niet uit te breiden. De moeder heeft aangegeven dat wellicht in de brugklas naar uitbreiding van de zorgregeling kan worden gekeken, maar gezien de ervaringen van de vader in het verleden heeft hij er weinig vertrouwen in dat de moeder tegen die tijd wel zal instemmen met een uitbreiding. [minderjarige] groeit op in twee samengestelde gezinnen. Hij heeft er behoefte aan om in beide gezinnen te mogen zijn en in beide gezinnen een vergelijkbare plek te hebben. Dat is in het belang van [minderjarige] . Volgens de vader zijn geen praktische of objectieve redenen waarom [minderjarige] niet meer tijd bij zijn vader zou kunnen zijn. De vader is blij met elk voorstel tot uitbreiding van de zorgregeling, maar met het nieuwe voorstel van de moeder zou de vader [minderjarige] in bepaalde weken lang niet zal zien. Dat vindt de vader dan ook geen passende uitbreiding.
3.3.
De moeder heeft een verweerschrift ingediend en verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, omdat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden. Subsidiair verzoekt de moeder de verzoeken af te wijzen, omdat geen reden is tot wijziging van de goed lopende zorgregeling. De moeder heeft benadrukt dat het niet gaat om een eenvoudig verzoek tot aanpassing van de zorgregeling, maar om een verzoek dat door de vader de afgelopen tien jaar constant ter sprake is gebracht. Elke keer als een rechter of een instantie een beslissing heeft gegeven over de zorgregeling verzoekt de vader opnieuw een uitbreiding van de zorgregeling. In eerste instantie zijn de berichten van de vader richting de moeder vriendelijk, maar als de moeder zijn wens niet inwilligt worden de verzoeken steeds dwingender en uiteindelijk heeft de vader gedreigd met het aanvragen van een ondertoezichtstelling, voor [minderjarige] maar ook voor het ongeboren kind van de toen hoogzwangere moeder en het doen van een melding bij Veilig Thuis. Volgens de moeder is het bovendien een ongelukkig moment om de zorgregeling zo drastisch te wijzigen, gelet op [minderjarige] huidige schoolresultaten. [minderjarige] heeft de komende tijd juist behoefte aan extra rust en regelmaat zodat hij zich hierop kan concentreren. Om de vader toch een handreiking te doen, heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling aangeboden de zorgregeling zo aan te passen dat [minderjarige] eens per veertien dagen van woensdagmiddag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft. De moeder heeft benadrukt dat zij niet negatief tegenover het evalueren en aanpassen van de zorgregeling staat in de toekomst, mits dit in het belang van [minderjarige] is en hij wat ouder is. Dan kan [minderjarige] ook zelf worden betrokken bij de invulling van de regeling.

4.Het standpunt van de Raad tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van de verzoeken op 20 september 2022 heeft de vertegenwoordigster van de Raad aangegeven dat zij betrokken is geweest bij het onderzoek dat de Raad in april 2016 heeft gedaan. De Raad constateert dat sindsdien helaas weinig is veranderd tussen de ouders. Destijds was de conclusie dat er met [minderjarige] niet zoveel aan de hand was, maar dat het probleem in de communicatie tussen de ouders zat. Op dit moment hoort de Raad, ondanks dat het nu even niet zo lekker gaat op school, niet dat [minderjarige] problemen heeft vanwege zijn ouders of hun gezinssituatie. De ouders hebben het advies van de Raad opgevolgd en het traject bij Arkin gevolgd, maar dit heeft kennelijk niet geleid tot de gewenste verbetering. [minderjarige] heeft bij beide ouders een gezin dat stabiel is en waar hij op zijn plek is. De Raad ziet dan ook geen beletsel tegen een dag meer of minder bij de een of de andere ouder en ziet dan ook geen reden om het verzoek van de vader om uitbreiding van de zorgregeling af te wijzen. Volgens de Raad hoeft niet gewacht te totdat [minderjarige] in de burgklas zit De Raad ziet geen mogelijkheden om partijen nog te verwijzen naar hulpverlening of mediation en acht dit een gepasseerd station. Wat resteert is parallel ouderschap. De Blauwe Beer zou partijen hierbij kunnen helpen.

5.De beoordeling

5.1.
Bij gezamenlijke gezagsuitoefening kunnen geschillen tussen de ouders hierover op verzoek van (één van) de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd, onder meer als sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt [1] .
5.2.
Anders dan de moeder, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Sinds de laatste beschikking van 2018 zijn er ontwikkelingen geweest. Zo heeft Veilig Thuis onderzoek gedaan en is de zorgregeling door de ouders enigszins aangepast, in die zin dat de vader [minderjarige] af en toe op zondagavond later naar de moeder brengt.
5.3
Uit wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht en uit de stukken die deel uitmaken van het dossier is duidelijk geworden dat de ouders een geschiedenis kennen van strijd over welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken in het belang van hun negenjarige zoon [minderjarige] is. Er zijn periodes dat het relatief rustig is en dan houden beide ouders zich aan de vastgestelde zorgregeling en er zijn periodes dat de strijd weer oplaait, zoals nu het geval is. Beide ouders hebben het beste met [minderjarige] voor, maar het lukt ze niet om de communicatie te verbeteren zodat [minderjarige] niet wordt belast. De vader wil al heel lang een meer gelijkwaardige verdeling van de zorg. De moeder is niet tegen uitbreiding van de zorgregeling, maar zij wil dat dat met voorzichtige stappen plaatsvindt en dat [minderjarige] daarin wordt gekend.
5.4.
Voor de rechtbank is duidelijk dat beide ouders [minderjarige] een liefdevol en stabiel thuis bieden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op zichzelf geen contra-indicaties zijn vanuit [minderjarige] om de regeling uit te breiden zoals door de vader is verzocht. De rechtbank ziet die zorgregeling als einddoel op niet al te lange termijn, maar daarvoor is het nu nog te vroeg. De huidige zorgregeling bestaat al ruim vijf jaar en het is dan ook in het belang van [minderjarige] om in etappes toe te werken naar uitbreiding. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat beide ouders zich in de verdeling van de zorgregeling van hun kind kunnen vinden, zodat zij naar [minderjarige] kunnen uitdragen dat zij er achter staan en hij hiervan geen last meer ondervindt. De rechtbank acht het positief dat de moeder op de zitting desgevraagd een uitbreiding van de zorgregeling heeft voorgesteld. Die uitbreiding kan echter tot gevolg hebben dat de vader [minderjarige] in met name vakantieweken lange tijd niet ziet en dat acht de rechtbank niet passend. De rechtbank geeft de vader mee om de bij deze beschikking vastgestelde uitbreiding van de zorgregeling over een lange periode een reële kans te geven, zodat alle betrokkenen aan de nieuwe situatie kunnen wennen. De rechtbank wijst de ouders verder uitdrukkelijk op hun gezamenlijke verantwoordelijkheid ten opzichte van hun kind en gaat ervan uit dat zij zich aan zullen melden voor parallel ouderschap bij een organisatie zoals De Blauwe Beer. Zij zijn het hun kind verplicht om te werken aan het verbeteren van hun communicatie. Uiteindelijk zullen zij een manier moeten vinden om de zorg over [minderjarige] te delen en met elkaar hierover afspraken te maken, zonder (gerechtelijke) procedures te voeren.
5.5.
De rechtbank zal een zorgregeling vaststellen waarbij [minderjarige] de ene week van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school en in de ander week van woensdagmiddag uit school tot vrijdag naar school bij de vader is. Deze regeling acht de rechtbank in het belang van [minderjarige] . De rechtbank gaat ervan uit dat partijen onder begeleiding van deskundigen uitvoering zullen geven aan deze zorgregeling op een manier die voor [minderjarige] niet belastend is.
5.6.
De moeder heeft ten slotte verzocht de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De rechtbank oordeelt als volgt. In zaken als deze wordt in het algemeen besloten tot compensatie van
kosten. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. De redelijkheid en billijkheid
brengen mee dat niet te snel tot een kostenveroordeling ten laste van een der partijen wordt
overgegaan. Een zakelijk 'gelijk' van de een op een of meer onderdelen van de rechtsstrijd tussen
partijen betekent immers niet zonder meer dat de ander de zaak zonder behoorlijke gronden aanhangig
heeft gemaakt of verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van de ander. Die gronden kunnen deels
gelegen zijn in de emotionele geladenheid van de problematiek. Juist in het familierecht spelen vaak
andere argumenten een rol dan alleen juridische argumentatie en er moeten geen te hoge drempels
worden opgeworpen voor de toegang tot de rechter. De noodzakelijke terughoudendheid van de
rechter wordt ook ingegeven door de overweging dat partijen in vele gevallen nog met elkaar verder
moeten, al was het maar omdat zij samen kinderen hebben. Een kostenveroordeling ten laste
van de een ten gunste van de ander kan de verdere relatie belasten. De rechtbank zal gezien het
voorgaande dan ook over gaan tot het compenseren van de proceskosten.
5.7.
Dit leidt tot na te melden beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat [minderjarige] met ingang van heden: de ene week van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school en in de ander week van woensdagmiddag uit school tot vrijdag naar school bij de vader is;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.C. Duijzer, griffier, op 4 oktober 2022. [2]

Voetnoten

1.Artikel 1:253a, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), in samenhang gelezen met artikel 1:377e van het BW.
2.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).