ECLI:NL:RBAMS:2022:566
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een advocaat op basis van vermoedelijke psychische stoornis
Op 21 januari 2022 vond er een zitting plaats bij de Rechtbank Amsterdam in de strafzaken met parketnummers 13/273948-21 en 13/701828-18 (VI). Verdachte was aanwezig en had eerder aangegeven geen bijstand van een advocaat te willen. Tijdens de zitting werd besproken of verdachte in staat was zijn eigen belangen te behartigen, of dat er toepassing moest worden gegeven aan artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), wat inhoudt dat een advocaat verplicht aan verdachte toegewezen kan worden. De officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, pleitte voor de toewijzing van een advocaat, omdat er twijfels bestonden over de mogelijkheid van verdachte om zijn eigen verdediging te voeren. Verdachte weigerde medewerking aan een psychiatrisch onderzoek en gaf aan geen psychische klachten te ervaren, maar de rechtbank had de indruk dat er mogelijk sprake was van een psychische stoornis die zijn vermogen om zijn belangen te behartigen beïnvloedde.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden en de weigering van verdachte om mee te werken aan een onderzoek naar zijn psychische gesteldheid, het noodzakelijk was om een advocaat aan hem toe te wijzen. Verdachte had aangegeven geen gebruik te willen maken van de diensten van mr. M. Landsman, en de rechtbank heeft vervolgens contact opgenomen met mr. K.A. Kieft, die bereid was de verdediging op zich te nemen. De rechtbank concludeerde dat de geestvermogens van verdachte vermoedelijk gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord waren, en dat hij daardoor niet in staat was zijn belangen behoorlijk te behartigen. De voorzitter gaf opdracht aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand om mr. K.A. Kieft aan te wijzen als advocaat van verdachte.