2.4.De deskundige heeft in zijn rapport van 27 oktober 2021 (hierna: het rapport) voor zover relevant het volgende geantwoord op de vragen van de rechtbank:
vraag 1
“Op basis van de vergelijkingen tussen de verschillende opnamen (…) blijkt dat er sinds de vooropname diverse (toename van) schade is ontstaan en dat deze schade over het geheel niet meer is toegenomen sinds de tussenopname door [naam 3] op 15 november 2017. Alleen in het middendeel op de begane grond is in de opname van 25 januari 2018 nog een verdere toename van de schade vastgesteld. Dit betreft in het bijzonder de keuken, de badkamer en het toilet en de plafondaansluiting tussen de woonkamer en toilet/badkamer/slaapkamer.
(…)
De uitgevoerde werkzaamheden, in het bijzonder sloopwerkzaamheden, funderingspalen aanbrengen, damwanden aanbrengen en kelder ontgraven, betreft werkzaamheden waarbij naar hun aard substantiële trillingen gepaard gaan. Dit betreft werkzaamheden die schade toe kunnen brengen aan omliggende bebouwing.
Tevens is gebleken dat al deze werkzaamheden zijn uitgevoerd binnen de periode waarin ook de schade is ontstaan.
(…)
Ad a. verzakking serrevloer
Uit de beschikbare gegevens is niet gebleken dat de verzakking van de serrevloer van [locatie 1] veroorzaakt is door het ontbreken van een fundering.
(…)
Aangezien deze wand geen tekenen van scheurvorming vertoont zijn er geen aanwijzingen dat deze fundering is verzakt. Alleen de houten vloer lijkt verzakt.
Ad b. overige schade
Wat betreft de overige schade kan ik uit het bericht en de foto’s van Loek niet afleiden dat sprake is van een gebrek aan de vloer of balken van [locatie 1] . Op dat moment was het pur-schuim rond de openingen in de gevel nog aanwezig. Dit pur-schuim dat zichtbaar was in de kruipruimte van [locatie 2] , was overigens niet alleen aanwezig aan de zijde van [locatie 1] , maar ook aan de zijde van [locatie 3] . Het gaat dus niet om een voorziening die door of namens [eisers] is aangebracht, maar om een voorziening die door of namens [gedaagde] is aangebracht (dan wel door een voorganger van [gedaagde] ) ten behoeve van het aanbrengen van een extra betonvoer op de grond van [locatie 2] .
(…)
Een ander aspect dat in verband gebracht kan worden met de overige schade is de toestand van de vloerconstructie op de begane grond van [locatie 1] . De eerste inspectie heeft ten aanzien van dit aspect geen duidelijkheid gebracht omdat de vloerconstructie niet bereikbaar was.
(…) De aangetroffen toestand met deels samengestelde balken en een ernstig aangetaste stalen onderslagbalk in combinatie met een sterk verende begane grondvloer, duidt erop dat deze vloer een beperkt draagvermogen heeft en dat deze vloer gaandeweg steeds verder zakt.
(…)
Samenvattend
Er heeft geen zakking plaatsgevonden van de gevels en de woning scheidende wanden van [locatie 1] .
Voor de appartementen op de eerste tot en met vierde verdieping bestaat de schade uit relatief beperkte scheuren en vervormingen. Deze schade is te herleiden tot trillingen. Gezien het tijdstip van optreden in combinatie met het tijdstip en de aard van de uitgevoerde
werkzaamheden bij [locatie 2] is het aannemelijk dat deze schade ontstaan is door de
bouwwerkzaamheden bij [locatie 2] . In het bijzonder sloopwerkzaamheden, het heien van
stalen buispalen en inbrengen van stalen damwanden betreft werkzaamheden waarbij trillingen ontstaan die tot schade kunnen leiden.
Voor het appartement op de begane grond is tevens sprake van een aanzienlijke toename van de zakking van de begane grondvloer met aanzienlijke schade aan de afwerking als gevolg. Het merendeel van deze schade is ontstaan tijdens de bouwwerkzaamheden, in de periode tussen de vooropname op 20 juni 2017 en de tussenopname op 15 november 2017. Voorafgaand aan de vooropname was sprake van een geringe scheurvorming, na de tussenopname is de schade nog enigszins toegenomen. Gezien het tijdstip van optreden in combinatie met het tijdstip en de aard van de uitgevoerde werkzaamheden bij [locatie 2] , is het aannemelijk dat ook deze schade ontstaan is als gevolg van de bouwwerkzaamheden bij [locatie 2] . Aan deze schade ligt echter tevens een andere oorzaak ten grondslag, te weten een verouderde en inmiddels gebrekkige constructie van de begane grondvloer. Dit betreft met name een doorgeroeste stalen onderslagbalk. Tevens zijn diverse houten balken aangetast, maar hier zijn ook extra voorzieningen aangetroffen. Aangenomen kan worden dat de vloerconstructie en met name de stalen onderslagbalk van [locatie 1] als veel langer in een slechte toestand verkeerde. Tussen het moment van verbouw van dit appartement, ca. 10 jaar geleden, en de aanvang van de bouwwerkzaamheden heeft deze constructie niet tot grote schade geleid, waarna in het jaar van de verbouwing wel een forse toename van de schade is opgetreden, maar de schade nadien niet meer wezenlijk is toegenomen. Dit leidt tot de conclusie dat de bouwwerkzaamheden in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze schade.
Tegelijkertijd is het zeker dat deze schade niet in deze mate zou, zijn opgetreden wanneer het appartement voorzien was van een deugdelijke vloerconstructie. Ik verwijs naar de situatie op de 1e tot 4e verdieping, waar de appartementen op een soortgelijke wijze zijn ingericht met eveneens een vergelijkbare betonvloer op de houten vloer ter plaatse van de natte ruimten, terwijl op deze verdiepingen een soortgelijke schade als op de begane grond achterwege is gebleven.”
vraag 2
“Al deze aspecten zijn bij de beantwoording van vraag 1 al aan de orde geweest. (…)”
vraag 3
“Ja, op basis van een vergelijking van foto’s van de schade gemaakt op verschillende momenten is de schade sinds januari 2018 niet meer toegenomen. Alleen wat betreft de schade op de begane grond is overigens enige verdere toename van de schade niet uit te sluiten. De oorzaak hiervan is in hoofdzaak gelegen in de aanwezigheid van een onvoldoende draagkrachtige vloerconstructie. Op deze locatie zou ook zonder de werkzaamheden een toename van de schade te verwachten zijn, echter in een aanzienlijk minder snel tempo de [rb: dan] nu heeft plaatsgevonden.”
vraag 4
“Wat betreft de hoofddraagconstructie (fundering en dragende wanden) is er geen noodzaak tot stabilisatie van de constructie. (…)
Voor de appartementen op de eerste tot en met de vierde verdieping dienen de herstelmaatregelen te bestaat uit het herstel van de schadetoename zoals deze uit de vergelijking met de vooropname van [naam 3] naar voren is gekomen.
Voor het appartement op de eerste verdieping betreft dit drie schades waarvan de totale herstelkosten geraamd worden op een bedrag van € 750,00 exclusief btw.
Voor het appartement op de tweede verdieping gaat het om zeven schades waarvan de totale herstelkosten geraamd worden op een bedrag van € 1.600,00 exclusief btw.
Voor het appartement op de derde verdieping gaat het om drie schades waarvan de totale herstelkosten geraamd worden op een bedrag van € 500,00 exclusief btw.
Voor het appartement op de vierde verdieping gaat het om twee schades waarvan de totale herstelkosten geraamd worden op een bedrag van € 450,00 exclusief btw.
Wat betreft het trappenhuis gaat het om drie schades waarvan de totale herstelkosten geraamd worden op een bedrag van € 1.300,00 exclusief btw.
Bij het appartement op de begane grond is sprake van een substantiële zetting van de begane grondvloer. Herstel is slechts mogelijk door het vernieuwen van de constructie van de begane grondvloer. (…)
De kosten voor de herstelwerkzaamheden aan het appartement op de begane grond worden in grote lijnen als volgt geraamd:
-
Demontage inrichting en sloop van binnenwanden en vloer € 8.000,00
-
Aanbrengen nieuwe vloerconstructie € 15.000,00
-
Plaatsen binnenwanden en kozijnen € 6.000,00
-
Afwerking van vloer, wanden en plafonds € 30.000,00
-
Herplaatsen/inrichten van keuken, toilet en badkamer € 20.000,00
-
Transport en opslag van inboedel en herbruikbare inrichting € 3.000,00
-
Indirecte kosten€ 12.000,00
-
Totale herstelkosten exclusief btw voor appartement begane grond € 94.000,00
Met dit herstel wordt overigens een hoger niveau bereikt dan de situatie voorafgaande aan de werkzaamheden. Enerzijds doordat de afwerking en vloerconstructie voor een groot deel weer in nieuwstaat verkeren. Anderzijds is met dit herstel een ernstig gebrek aan de vloerconstructie verholpen dat ook al voorafgaande aan de werkzaamheden in de woning aanwezig was.”
vraag 5
“Dit aspect is van toepassing voor de schade op de begane grond. Een antwoord hierop is niet eenvoudig aan te geven.
Enerzijds is het zo dat wanneer de bouwwerkzaamheden niet hadden plaatsgevonden de schade niet zo snel zou zijn opgetreden als thans het geval is. (…) Gezien de toestand van de vloerconstructie met onder meer een geheel doorgeroeste onderslagbalk, is het ontstaan van schade begrijpelijk, echter voor aanvang van de werkzaamheden moet de onderslagbalk ook al geheel doorgeroest zijn geweest, maar was de zichtbare schade nog zeer beperkt. Daardoor is niet goed in te schatten of deze schade zich, zonder bouwwerkzaamheden, al na vijf jaar of mogelijk pas na 20 jaar zou zijn bereikt.
Anderzijds zou bij een voldoende draagkrachtige begane grondvloer de schade niet de huidige omvang hebben bereikt. De schade zou dan naar verwacht beperkt zijn tot trillingschade zoals plaatselijke haarscheurtjes en/of klemmende deuren, zoals ook op de bovenliggende verdiepingen is vastgesteld.
Rekening houdend met voornoemde aspecten en rekening houdend met het feit dat [eisers] ook zonder de bouwwerkzaamheden op enig moment tot herstel van de schade over zou moeten gaan, en dat dit, gezien de aard van de vloerconstructie ook een zeer ingrijpend herstel zou moeten zijn, kan ik slechts een globale indicatie geven van de grenzen van het aandeel van de verbouwingswerkzaamheden in het doen ontstaan van de schade. Uitgedrukt in procenten ligt dit tussen de 0%, uitgaande van de situatie dat de huidige schade niet zou zijn ontstaan bij een deugdelijke vloerconstructie, en 50%, ervan uitgaande dat de gebrekkige vloer en de werkzaamheden in gelijke mate hebben bijgedragen aan de schade en deze schade niet op dit moment in deze omvang zou zijn opgetreden zonder bouwwerkzaamheden.”