ECLI:NL:RBAMS:2022:565

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
81/223648-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling veehouder voor onvoldoende zorg voor runderen en kalfje met ernstige hygiënische tekortkomingen

Op 11 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veehouder, die ervan beschuldigd werd geen zorg te dragen voor zijn runderen en een kalfje. De zaak kwam aan het licht na inspecties door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 20 januari en 4 februari 2021. Tijdens deze inspecties werd geconstateerd dat de runderen in vervuilde stallen verbleven, onvoldoende voedsel kregen en dat 39 dieren niet waren voorzien van oormerken. De veehouder werd beschuldigd van het niet inschakelen van deskundige hulp en het niet bieden van een schone en veilige omgeving voor de dieren. De rechtbank oordeelde dat de veehouder opzettelijk onvoldoende zorg had gedragen voor de gezondheid en het welzijn van de dieren, wat leidde tot de dood van een kalfje en ernstige hygiënische tekortkomingen. De economische politierechter vond dat de veehouder niet over de benodigde kennis en vaardigheden beschikte om de runderen goed te verzorgen, maar sprak hem vrij van deze beschuldiging. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke stillegging van 6 maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet dieren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 81/223648-21
Datum uitspraak: 11 februari 2022
Verkort vonnis van de economische politierechter van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1966 in [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.C. Plantenga en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 20 januari en/of 4 februari 2021 als bedrijfsmatig houder van 107 runderen
er geen zorg voor heeft gedragen dat de runderen werden verzorgd door een terzake kundig persoon, omdat zou zijn gebleken dat verdachte niet in staat is de runderen een schone verblijfplaats te bieden, te voorzien in de eerste levensbehoeften en voor die verzorging deskundige hulp in te roepen.
er geen zorg voor heeft gedragen dat 14 runderen en een kalfje die ziek leken, goed werden verzorgd, want die runderen waren kreupel en het kalfje was verzwakt, had diarree en kon niet meer opstaan.
er geen zorg voor heeft gedragen dat een aantal dierenverblijven voldoende hygiënisch waren, want meerdere ruimtes en runderen waren sterk vervuild.
er geen zorg voor heeft gedragen dat runderen voldoende (geschikt) voer tot hun beschikking hadden.
(alleen 20 januari 2021) niet heeft voldaan aan de Regeling identificatie en registratie van dieren, want 39 dieren waren niet voorzien van (een) oormerk(en).
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Bevindingen NVWA
Verdachte heeft een veehouderij in [plaats] in de vorm van een eenmanszaak.
Op 20 januari 2021 is het bedrijf van verdachte bezocht door inspecteur [persoon 1] en dierenarts [persoon 2], beiden van de NVWA. De inspecteur heeft van zijn bevindingen een uitgebreid verslag opgemaakt, waarin hij per dierenverblijf de situatie beschrijft die hij daar heeft aangetroffen. De dierenarts heeft een zogenoemde veterinaire verklaring opgesteld. De inspecteur en de dierenarts vinden dat de inrichting van verdachte op een flink aantal punten niet voldoet aan de voorschriften. Zo zijn veel dierenverblijven vervuild met dikke lagen oud en/of mest en urine, waardoor de dieren niet over een schone, droge ligplaats konden beschikken. In een aantal verblijven is geen (geschikt) voer aanwezig. Een aantal runderen zijn kreupel, maar zijn niet afgezonderd, terwijl dat wel had gemoeten. Ook zijn ze niet goed verzorgd en had de hulp van de veearts daarbij moeten worden ingeroepen. De klauwen van een aantal runderen zijn te lang. Eén kalfje is er slecht aan toe. Daarnaast waren er 39 runderen niet (volledig) geoormerkt.
Op 4 februari 2021 heeft dezelfde inspecteur, met een andere dierenarts, opnieuw een bezoek gebracht aan het bedrijf van verdachte. De inspecteur schrijft dat een heleboel punten aanzienlijk zijn verbeterd sinds de vorige controle. Op een aantal punten wordt nog steeds niet voldaan aan de voorschriften.
3.2.
Standpunten officier van justitie en verdachte
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen.
Verdachte heeft tegen de inspecteur, en uitgebreider op de zitting, samengevat gezegd het met een aantal punten wel, maar met een aantal punten ook niet eens te zijn. Verdachte is al sinds 1991 veehouder en heeft veel passie voor het vak. Dat gezegd wordt dat hij niet terzake kundig zou zijn, stuit hem dan ook tegen de borst. Tijdens de eerste controle was sprake van een momentopname; een hoop dingen die de inspecteur heeft geconstateerd stonden nog op verdachtes todo-list. Die dingen heeft hij dan ook voor het tweede bezoek op 4 februari 2021 in orde gemaakt. Hij zorgt altijd goed voor zijn dieren.
3.3.
Oordeel over onvoldoende zorg voor gezondheid, hygiëne en voeding (feiten 2, 3 en 4)
De economische politierechter ziet in wat verdachte naar voren heeft gebracht geen reden te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de NVWA-inspecteur en aan de veterinaire verklaring. Gelet op de situatie die werd aangetroffen vindt de economische politierechter het onwaarschijnlijk dat sprake zou zijn van een momentopname. [persoon 2] schat in dat de situatie met de kreupele runderen weken tot maanden bestaat. Over het aangekoekte voer zegt [persoon 2] dat hij schimmelend en rot kuilvoer aantreft. Dat wijst erop dat de situatie al enige tijd duurde en van een momentopname geen sprake was.
De economische politierechter vindt op grond daarvan bewezen dat de huisvesting en de verzorging van de runderen onvoldoende was en dat door de situatie in de stallen de gezondheid en het welzijn van de dieren ernstig werden benadeeld. Verdachte heeft hier ook opzet op gehad, omdat hij als houder verantwoordelijk is voor de dieren en hij de omstandigheden zoals geschetst heeft laten ontstaan en voortbestaan.
3.4.
Oordeel over onvoldoende terzake kundig (feit 1)
De officier van justitie vindt dat op grond van het niet voldoen aan de voorschriften op het bedrijf van verdachte op 20 januari 2021 en deels nog op 4 februari 2021 de conclusie kan worden getrokken dat verdachte niet over voldoende kennis en vaardigheden beschikt om de runderen goed te verzorgen.
De economische politierechter is het daar niet mee eens. De hiervoor bewezenverklaarde feiten geven er blijk van dat verdachte onvoldoende zorg heeft gedragen voor de runderen op verschillende gebieden. Maar daaruit blijkt niet dat verdachte ook niet over de kennis en vaardigheden daarvoor beschikt. De economische politierechter betrekt daarbij dat het om een betrekkelijk korte periode gaat, dat verdachte al heel lang actief is in zijn branche en mogelijk andere (financiële) omstandigheden ervoor hebben gezorgd dat verdachte de verkeerde prioriteiten heeft gesteld en de situatie op zijn bedrijf heeft laten verslonzen. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
3.5.
Oordeel over het niet (volledig) oormerken (feit 5)
De tenlastelegging spreekt over het overtreden van de Regeling identificatie en registratie van dieren. De officier van justitie heeft op zitting gezegd dat de Regeling houders van dieren bedoeld is. De rechtbank leest de tenlastelegging verbeterd. Verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De economische politierechter gaat uit van de feitelijke waarnemingen van de inspecteur dat er 39 dieren op 20 januari 2021 niet over alle benodigde oormerken beschikten. Daarmee is bewezen dat verdachte op 20 januari 2021 39 dieren niet conform de Regeling houders van dieren had geoormerkt.

4.Bewezenverklaring

2. hij omstreeks 20 januari 2021 en/of 4 februari 2021 te [plaats], als houder van 107 runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
  • 14 runderen die ziek of gewond leken onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd, immers /waren deze runderen (ernstig) kreupel, en
  • één kalfje die op 21 januari 2021 is overleden, dat ziek of gewond leek onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers was dit rund ernstig verzwakt, had diarree en kon niet meer opstaan,
dit terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3. hij omstreeks 20 januari 2021 en/of 4 februari 2021 te [plaats], als houder van 107 runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
  • meerdere runderen (in verblijf J) over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren in voornoemd verblijf de achterwanden vervuild met mest en de ondergrond doorweekt en het stro vervuild met mest en urine, en
  • één rund (in verblijf B) over een toereikende behuizing beschikte onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers was in voornoemd verblijf de ondergrond nat en vuil en de ligboxen vervuild met oude en aangekoekte mest en het aanwezige rund aan de achterkant besmeurd met aangekoekte mest, en
  • meerdere runderen (in verblijf C) over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren in voornoemd verblijf de ligboxen (sterk) vervuild met aangekoekte mest en de roostervloer besmeurd met mestrestanten en de aanwezige runderen besmeurd met aangekoekte mest, en
  • meerdere runderen (in verblijf D) over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren in voornoemd verblijf de gehele stal en de betonnen roosters en de ligboxen (sterk) vervuild en de aanwezige runderen besmeurd met ingedroogde en aangekoekte en natte mest, en
  • meerdere runderen (in verblijf I) over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren in voornoemd verblijf de gehele stal en de ligboxen (ernstig) vervuild met mest en de aanwezige runderen besmeurd met aangekoekte mest,
dit terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4. hij omstreeks 20 januari 2021 en/of 4 februari 2021 te [plaats], als houder van 107 runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
  • meerdere runderen (in verblijf J) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers hadden de in voornoemd verblijf aanwezige runderen geen (geschikt) voer tot hun beschikking, en
  • één rund (in verblijf B) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers had het in voornoemd verblijf aanwezige rund geen (geschikt) voer tot haar beschikking en lagen daar oude resten van voer dat vochtig en plakkerig was en een muffe afwijkende geur had, en
  • meerdere runderen (in verblijf C) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers hadden de in voornoemd verblijf aanwezige runderen geen (geschikt) voer tot hun beschikking en lagen daar oude resten van voer dat vochtig en plakkerig was en een muffe afwijkende geur had, en
  • meerdere runderen (in verblijf D) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers hadden de in voornoemd verblijf aanwezige runderen geen (geschikt) voer tot hun beschikking en lagen daar oude resten van voer dat vochtig en plakkerig was en een muffe afwijkende geur had, en
  • meerdere runderen (in verblijf I) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers hadden de in voornoemd verblijf aanwezige runderen geen (geschikt) voer tot hun beschikking en lagen daar oude resten van voer dat vochtig en plakkerig en verrot was en een muffe afwijkende geur had,
dit terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
5. hij op 20 januari 2021 te [plaats] opzettelijk 39 runderen, die niet overeenkomstig de Regeling houders van dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, heeft gehouden, immers waren deze runderen niet voorzien van oormerken.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Strafoplegging

De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke stillegging van het bedrijf, beide met een proeftijd van twee jaar.
Verdachte heeft erop gewezen dat zijn bedrijf destijds geblokkeerd is en dat hij daardoor feitelijk al gestraft is. De maatregel heeft grote impact gehad en voor veel financiële schade gezorgd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige zorg aan dieren die van hem waren en heeft zich niet aan de registratie verplichtingen gehouden. Als veehouder is verdachte verantwoordelijk voor de zorg van de op zijn terrein aanwezige dieren. Bij de gevolgen die het gebrek aan verzorging voor de dieren heeft, lijkt verdachte niet stil te hebben gestaan. Verdachte lijkt de bestaande problemen niet te herkennen of wil deze niet herkennen, en neemt hierin onvoldoende verantwoordelijkheid. Aan de andere kant zijn veel van de ongeregeldheden die op 20 januari 2021 zijn geconstateerd op 4 februari verbeterd, en heeft de blokkade destijds een grote impact gehad op het bedrijf van verdachte.
De economische politierechter vindt minder bewezen dan de officier van justitie en vindt dat een lagere straf daarom passend is. De economische politierechter legt verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur en voorwaardelijke stillegging van 6 maanden op, met een proeftijd van twee jaar.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
14a, 14b, 14c, 22c, 22 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten,
2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren,
96 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren,
1.7
van het Besluit houders van dieren.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 2, 3 en 4:
Overtreding van artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd.
Feit 5:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 (zestig) uur.
Beveelt dat deze taakstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
Beveelt dat, voor het geval dat de verdachte de taakstraf bij de tenuitvoerlegging daarvan niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast als bijkomende straf, de
stillegging van de ondernemingvan veroordeelde, waarin het economisch delict is begaan voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze stillegging
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]