ECLI:NL:RBAMS:2022:5638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
AMS 22/3662 (beroep) en AMS 22/3663 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor gemeentelijk monument in Amsterdam

Op 26 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken AMS 22/3662 (beroep) en AMS 22/3663 (voorlopige voorziening). De gemeente Amsterdam verleende op 29 maart 2022 een omgevingsvergunning voor het geschikt maken van een gemeentelijk monument als woning. Stichting Monumenten Amsterdam Noord (SMAN) heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 12 september 2022. De verzoekster voerde aan dat de verbouwing de monumentale waarden van het gebouw zou aantasten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de omgevingsvergunning terecht was verleend, omdat geen van de weigeringsgronden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zich voordeed. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de gemeentelijke monumentenzorg niet in het geding was en dat de vergunninghoudster zich aan de voorwaarden van de vergunning diende te houden. Het beroep van verzoekster werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/3662 (beroep) en AMS 22/3663 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen

Stichting Monumenten Amsterdam Noord (SMAN) te Amsterdam, verzoekster,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: : mr. J. Pot).
Als vergunninghoudster heeft aan het geding deelgenomen:
Dura Vermeer Bouw Midden West B.V.(gemachtigde: J. Groot).

Procesverloop

Verweerder heeft met het besluit van 29 maart 2022 (het primaire besluit) een omgevingsvergunning verleend voor funderingsherstel, interne verbouwing en het geschikt maken als volwaardige woning van het gemeentelijk monument, genaamd “ [het huisje] ”, op de locatie [adres] , binnenkort bekend als [adres] .
Bij uitspraak van 25 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening toegewezen. Dat betekent dat tot zes weken na de beslissing op het bezwaar géén werkzaamheden mochten worden verricht in “ [het huisje] ” op voornoemd adres.
Bij besluit van 14 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst tot 6 weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 12 september 2022. Namens verzoekster zijn verschenen haar voorzitter [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Verder is verschenen [naam 4] namens huurdersvereniging [huurdersvereniging] . Namens vergunninghoudster is haar gemachtigde verschenen en [naam 5] van Ymere. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 6] van Monumenten en Archeologie.

Overwegingen

Kortsluiten
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Feiten en besluitvorming
2.1.
Op 4 januari 2022 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning
aangevraagd voor het funderingsherstel, interne verbouwing, en het geschikt maken als
volwaardige woning van “ [het huisje] ”.
2.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend. In het besluit is opgenomen dat het project bestaat uit het bouwen van een bouwwerk [1] en het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gemeentelijk monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een gemeentelijk monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht [2] . De volgende voorschriften zijn verbonden aan deze omgevingsvergunning:
- de uitvoering moet in overleg met Monumenten en Archeologie plaatsvinden;
- bestaande afwerkingen zoals tegelwerk en behang, tengelwerk e.d. dienen behouden te
blijven door middel van voorzetwanden, zodat dit eventueel in de toekomst weer zichtbaar
kan worden gemaakt;
- de terrazzovloer moet via monsterstukken in verschillende kleuren worden getoetst aan de
fragmenten van de originele vloer die zijn bewaard voor dit doel. De monsterstukken
moeten ter beoordeling en goedkeuring aan Monumenten en Archeologie worden
voorgelegd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen.
Standpunt verzoekster
4. Verzoekster voert aan dat een advies van de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke
Kwaliteit (CRK) en een bouwkundige beschrijving van de geplande werkzaamheden bij het door Dura Vermeer ingediende Nieuwe plattegrond werkplan V3 van 18 maart 2022 ontbreken. Essentiële monumentale waarden van het als gemeentelijk monument
aangewezen interieur van [adres] ) worden vernietigd of onherkenbaar veranderd of verborgen. De verbouwing verandert het als “cultuur-historisch hoogwaardig” gekwalificeerde bouwkundig interieur. Het gaat om een als enig overgebleven gaaf exemplaar van een historisch winkelinterieur in deze buurt (de [buurt] ) en voor zover nu bekend een zeldzaam voorbeeld hiervan in een Amsterdamse arbeidersbuurt.
De veranderingen hebben tot gevolg dat de oorspronkelijke ruimtelijke structuur van de plattegrond niet meer afleesbaar dan wel herkenbaar is en daardoor ook de
belevingswaarde van het authentieke interieur wordt beschadigd dan wel vernietigd. Op essentiële punten wordt de belevingswaarde van “ [het huisje] ” beschadigd dan wel vernietigd. Ook wordt “ [het huisje] ” ten onrechte onttrokken aan de beleving van het publiek. Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun standpunten een advies van Carol Schade (o.a. architectuurhistoricus) van 6 september 2022 en een advies van Vladimir Stissi (architectuurhistoricus, specialist volkshuisvesting 1900-1940, erfgoedexpert en hoogleraar archeologie) van 5 september 2022 ingebracht.
Beoordeling voorzieningenrechter
Activiteit bouwen
5.1.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
5.2.
In artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning wordt geweigerd onder meer indien het bouwen van een bouwwerk in strijd is met de bouwverordening (sub b), het bestemmingsplan (sub c) of de redelijke eisen van welstand (sub d).
5.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo een limitatieve opsomming van gronden kent om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te weigeren. Dit betekent dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet worden geweigerd wanneer een van de in dit artikel genoemde weigeringsgronden zich voordoet en dat verweerder de omgevingsvergunning moet verlenen indien geen van de weigeringsgronden zich voordoet. Gelet op het dwingendrechtelijke karakter van genoemd artikel staat het verweerder niet vrij om een ruimer toetsingskader te hanteren en zal hij aan een belangenafweging niet toekomen.
5.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat geen van de weigeringsgronden van artikel 2.10 van de Wabo zich voordoet. Het bouwplan zoals thans door verweerder bij de omgevingsvergunning is vergund, is niet in strijd met het vigerende bestemmingsplan 'Oud Noord'. Het project is gesitueerd op gronden met de bestemming 'Wonen' en nader aangeduid met 'Waardevol stads-en dorpsgezicht'. De omzetting naar een woning is dus passend binnen de regels van het bestemmingsplan. Voorts zijn de bepalingen van de Bouwverordening Amsterdam 2013 niet op deze aanvraag van toepassing. Verder hoeft het project – anders dan verzoekster meent – niet getoetst te worden aan de redelijke eisen van welstand, omdat het hier gaat om interne wijzigingen waarbij het uiterlijk van het bouwwerk niet verandert. Gelet op het limitatief-imperatieve karakter van deze bepaling was verweerder gehouden de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te verlenen. Dat betekent dat de gevraagde omgevingsvergunning nog slechts geweigerd kan worden indien het belang van de gemeentelijke monumentenzorg zich daar tegen verzet.
Gemeentelijke monument
6.1.
Het bouwwerk binnen dit project is aangewezen als gemeentelijk monument [3] .
6.2.
In artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b van de Wabo is bepaald dat voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is om een monument als bedoeld in een zodanige verordening te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteit bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
6.3.
In artikel 2.18 van de Wabo is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, die omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
6.4.
In artikel 10, eerste lid, onder a en b van de Erfgoedverordening Amsterdam is bepaald dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college:
- een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen,
- een gemeentelijke monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of de monumentale waarden in gevaar worden gebracht.
6.5.
In artikel 12 van de Erfgoedverordening Amsterdam is bepaald dat de vergunning slechts kan worden verleend als het belang van de gemeentelijke monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
6.6.
Op grond van artikel 11, tweede lid, aanhef en onder a, van de Monumentenwet 1988 (hierna: de Monumentenwet) is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Monumentenwet blijkt dat bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 11 van deze wet in het concrete geval de belangen van de aanvrager dienen te worden afgewogen tegen de belangen van het beschermde monument (TK 1986-1987, 19 881, nr. 3, p. 20). Het belang van verzoekster om een ‘publieke belevingswaarde’ van het monument te behouden, valt hier niet onder.
7. Voor het project is advies gevraagd aan Monumenten en Archeologie (M&A) als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Monumentenwet. Het project is op diverse data (met als laatste datum 17 maart 2022) ter beoordeling voorgelegd. De monumentencommissie is van oordeel dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de uitvoering van het project. Bij dit oordeel heeft de commissie rekening gehouden met het gebruik van het monument. De commissie adviseert als volgt:
“Akkoord onder voorwaarden. De plattegrond, terrazzo en ventilatiepan zoals voorgesteld (zie bijlage Nieuwe—plattegrond—werkplan—V3 ) zijn akkoord met de volgende opmerkingen:
- bestaande afwerkingen zoals tegelwerk en behang, tengelwerk etc. dienen behouden te blijven. Er voorlangs is in de woning evt. een voorzetwand denkbaar zodat e.e.a. ooit weer tevoorschijn kan komen;
- over het terrazzo bestaat een afspraak dat er van de verschillende kleuren een mock-up gemaakt wordt ter beoordeling van MenA. Hiervoor zijn grote monsters genomen van de bestaande vloer.”
8. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] volgt dat verweerder aan het advies van de commissie in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een monumentenadvies in beginsel geen nadere toelichting.
9. Met de door verzoekster ingebrachte deskundigenberichten is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken dat dit monumentenadvies zodanige gebreken vertoont of onzorgvuldig tot stand is gekomen dat hieraan geen gewicht zou kunnen worden toegekend. In de deskundigenberichten wordt niet gemotiveerd aangevoerd dat het advies in strijd is met de monumentenzorg. De gebruiksfunctie dan wel de beleving van het publiek, zijn in dit kader niet van belang.
10. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster graag een gebruik ziet waarmee een breder publiek dan wel een maatschappelijke functie centraal staat, maar dat is geen onderdeel van de afweging bij het nemen van het besluit. Voor de monumentencommissie zijn de monumentale waarde en het behoud daarvan essentieel en niet het gebruik. Daarbij is op grond van het bestemmingsplan de functie wonen de enige functie die op basis van de planregels is toegestaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarom met verwijzing naar het advies van de monumentencommissie in redelijkheid kunnen beslissen dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen verlening van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter merkt hierbij ten overvloede op dat aan de omgevingsvergunning voorschriften en beperkingen zijn verbonden in het belang van het gemeentelijk monument en dat vergunninghoudster zich hier aan dient te houden.
11. De conclusie is dat geen van de door verzoekster ingediende gronden kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond.
12. Omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist, is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
13. Voor een vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Super, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij is beslist op het beroep, binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo.
3.Ingeschreven in het register onder nummer 200925.
4.Zie onder meer de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3385.