In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en de gemeente Uithoorn, verweerder. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente waarbij kosten in rekening werden gebracht voor het afvoeren van een doos restafval die onterecht bij het grofvuil was aangeboden. De gemeente had eiseres als overtreder aangemerkt op basis van het feit dat haar naam en adres op de doos waren aangetroffen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op 20 september 2022, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de gemeente aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat eiseres de doos daadwerkelijk had aangeboden. De rechtbank stelde vast dat de vereisten voor het bewijsvermoeden, zoals vastgelegd in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, niet waren nageleefd. De rechtbank merkte op dat de rapportage van de toezichthouder niet voldeed aan de eisen, omdat het besluit automatisch was aangemaakt en niet ondertekend. Eiseres had bovendien aannemelijk gemaakt dat zij op de dag van de constatering niet in de gemeente was en dat de afstand tot haar woning te groot was om de doos daar te hebben neergezet.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep gegrond was, vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en herstelde het primaire besluit. Dit betekende dat eiseres de kosten voor het afvoeren van de doos niet hoefde te betalen en dat de gemeente het reeds betaalde bedrag moest terugbetalen. Tevens werd bepaald dat de gemeente het griffierecht aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.