ECLI:NL:RBAMS:2022:5609

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
9670416 CV EXPL 22-1892
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid autobedrijf voor gevolgschade bij mankementen aan bedrijfswagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een autobedrijf en een klant die een bedrijfswagen had gekocht. De klant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D. Gahar, vorderde schadevergoeding van het autobedrijf wegens gederfde inkomsten die hij had geleden door mankementen aan de door hem gekochte Opel Movano bestelwagen. De klant stelde dat hij door de mankementen en de noodzakelijke reparaties niet kon werken, wat leidde tot financiële schade en contractuele boetes. Het autobedrijf voerde verweer en betwistte de omvang van de schade en de aansprakelijkheid.

De rechtbank oordeelde dat de gevorderde gevolgschade niet toewijsbaar was. De rechter stelde vast dat de klant onvoldoende bewijs had geleverd om zijn schade te onderbouwen. Hij had slechts een e-mail overgelegd waarin werd gesteld dat hij op bepaalde dagen niet had kunnen werken, maar er ontbraken financiële stukken en overeenkomsten die zijn claims konden ondersteunen. Bovendien had de klant een vervangende bedrijfswagen ter beschikking gekregen, wat zijn schadeclaim verder ondermijnde.

De rechtbank concludeerde dat de klant in het ongelijk werd gesteld en dat hij in de proceskosten moest worden veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk moesten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9670416 CV EXPL 22-1892
vonnis van: 23 september 2022

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

zaakdoende te [plaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. D. Gahar
t e g e n

[gedaagde]

gevestigd te [plaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 7 januari 2022 met producties;
- de beschikking van 9 februari 2022, waarbij is bevolen dat de zaak wordt voortgezet als dagvaardingsprocedure;
- de akte van 18 februari 2022 waarbij voornoemde beschikking en het verzoekschrift aan [gedaagde] zijn betekend;
- de akte van [eiser] met bijlagen;
- het schriftelijke antwoord van [gedaagde] met producties.
Vervolgens is tussenvonnis gewezen en een datum bepaald voor een mondelinge behandeling. Deze heeft plaats gevonden op 26 augustus 2022. De heer [eiser] is met zijn gemachtigde verschenen. Namens [gedaagde] waren aanwezig de heer [naam 1] en de heer [naam 2] . Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Na verder debat is vonnis gevraagd en een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Tussen partijen is op 4 juni 2021 een overeenkomst gesloten waarbij [eiser] van [gedaagde] een nieuwe Opel Movano bestelwagen (verder: de bestelwagen) heeft gekocht. In de overeenkomst staat onder meer:
Geschatte levertijd Juni 2021(…)Extra’s(…)Extra sloten laadruimte slamlockAlarm klasse 3 inclusief 2 zenders en certificaatLevering juni 2021, bij eventuele vertraging inzet vervangend vervoer
1.2.
De bestelwagen is geleverd op 7 juli 2021.
1.3.
Nadien hebben zich aan de bestelwagen diverse problemen voorgedaan. De bestelwagen is in verband daarmee een aantal perioden weer ingeleverd bij [gedaagde] voor reparatie. [eiser] kreeg daarbij een vervangend voertuig aangeboden, dat niet beschikte over het slot en de alarminstallatie van de bestelwagen.

vordering en verweer

2. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
betaling van € 1.250,00 wegens gederfde inkomsten tussen 1 en 7 juli 2021, met wettelijke rente vanaf 21 juli 2021;
betaling van gederfde inkomsten van € 4.225,00 wegens gederfde inkomsten en boetes over de periode van 7 juli 2021 tot en met 2 maart 2022, met wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift;
betaling van nog te derven inkomsten van € 250,00 en de boete van € 75,00 voor iedere dag dat de bestelwagen na 28 maart 2022 wegens gebreken aan het navigatiesysteem naar de werkplaats moet;
betaling van € 1.058,75 aan kosten rechtsbijstand;
veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. Aan de vorderingen legt [eiser] ten grondslag dat hij een bestelwagen heeft gekocht met specifieke beveiligingsmaatregelen. Die hadden te maken met zijn werk als koerier van waardevolle zaken en [gedaagde] wist dat. Het vervangende voertuig dat [eiser] tijdens de reparaties mee kreeg mocht hij van zijn opdrachtgever niet gebruiken. Daardoor is hij werk en inkomen misgelopen. Bovendien heeft hij contractuele boetes opgelopen, aldus [eiser] .
4. [gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen. Op dat verweer zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.

beoordeling

5. In deze procedure is de vraag aan de orde of [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] gestelde gevolgschade, geleden tijdens reparaties van de bestelwagen. [eiser] heeft in dagvaarding wel gesteld dat het navigatiesysteem van de bestelwagen nog steeds niet naar behoren werkt, maar daar is geen vordering op gebaseerd. [gedaagde] heeft ter zitting wel toegezegd te zullen uitzoeken hoe het met deze reparatie gesteld is.
6. De gevorderde gevolgschade is niet toewijsbaar. Dat wordt als volgt toegelicht.
7. Tussen partijen is sprake van een koopovereenkomst. Van consumentenkoop is geen sprake, nu [eiser] de bedrijfswagen in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf gekocht heeft.
8. Niet ter discussie staat dat de bedrijfswagen op meerdere momenten mankementen vertoonde die gerepareerd moesten worden. Die mankementen leverden een tekortkoming op in de nakoming van de koopovereenkomst. [gedaagde] moet de schade die daarvan het gevolg is in beginsel vergoeden.
9. Het is echter aan [eiser] die schade voldoende concreet te maken en te onderbouwen, nu [gedaagde] het ontstaan en de omvang van de gestelde schade betwist. [eiser] heeft die onderbouwing onvoldoende gegeven. Hij heeft volstaan met verwijzing naar één e-mail, waarin namens twee vennootschappen onder firma wordt geschreven dat [eiser] op bepaalde dagen niet heeft kunnen werken, waardoor hij per dag € 250,00 aan inkomsten heeft gemist en waardoor hij per dag
€ 75,00 boete heeft moeten betalen. [eiser] heeft echter geen overeenkomst met één van deze vennootschappen in het geding gebracht. Evenmin heeft hij financiële stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de boete daadwerkelijk bij hem in rekening is gebracht. Ook heeft hij niet inzichtelijk gemaakt dat hij inderdaad niet heeft kunnen werken op genoemde dagen. Dat klemt temeer nu [eiser] wel over een vervangende bedrijfswagen kon beschikken, terwijl hij ter zitting niet heeft weersproken dat hij ook koerierswerk uitvoert waarbij de aanvullende beveiligingsvereisten niet gelden. Tenslotte kunnen gemiste inkomsten niet één-op-één worden doorbelast als schade, nu de kosten daar nog van afgetrokken moeten worden.
10. Voor de periode van 1 juli tot het moment van aflevering op 7 juli 2021 geldt dat aan [eiser] conform de overeenkomst een vervangende bedrijfswagen ter beschikking is gesteld. Ook voor die periode geldt dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij niettemin schade heeft geleden.
11. Nu de schade onvoldoende is onderbouwd wordt de vordering reeds op die grond afgewezen. Bij die stand van zaken kan in het midden blijven of partijen met zoveel woorden hadden afgesproken dat de vervangende bedrijfswagen aan dezelfde beveiligingseisen zou voldoen als de gekochte bedrijfswagen. Ook de vraag of rechtsgeldig algemene voorwaarden met een exoneratiebeding zijn overeengekomen hoeft niet beantwoord te worden.
12. Nu [eiser] in het ongelijk wordt gesteld, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot vandaag begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.