ECLI:NL:RBAMS:2022:5603

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
13/272409-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor vrijheidsberoving en openlijk geweld in Amsterdam

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die op 18 juni 2021 samen met een andere man een man en een vrouw met geweld van hun vrijheid beroofde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de slachtoffers in een auto dwong en hen openlijk geweld aandeed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 240 uur taakstraf en 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsberoving en openlijke geweldpleging bewezen waren, maar sprak de verdachte vrij van bedreiging en diefstal, omdat daar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, en besloot om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft de impact van de feiten op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/272409-21
Datum uitspraak: 27 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 13 september 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.R. Bons, en van wat verdachte en zijn advocaat mr. A. Wijburg naar voren hebben gebracht. De zaak is tegelijk op de zitting behandeld met die tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 13/269309-21). De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het op 18 juni 2021 in Amsterdam samen met een ander
van de vrijheid beroven van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
openlijke geweld plegen tegen [slachtoffer 1] , waardoor [slachtoffer 1] letsel heeft;
bedreigen van [slachtoffer 1] door tegen hem te zeggen “als je gek doet, dan ga je kogels eten” en “de auto gaat in de fik gestoken worden”;
stelen van de bankpas en identiteitskaart van [slachtoffer 1] met (bedreiging met) geweld.
De tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van de pinpas en het identiteitsbewijs van [slachtoffer 1] . De vrijheidsberoving en het daarbij gepleegde geweld kunnen worden bewezen. Voor het bewijs daarvan verwijst de officier van justitie naar de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die worden ondersteund door de bevindingen van de politie ter plaatse en de beelden bij het tankstation. Ook de bedreiging kan worden bewezen. De verklaring van [slachtoffer 1] daarover wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] .
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal, de bedreiging en de vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] . Voor deze feiten is onvoldoende bewijs. Over het openlijk geweld heeft de advocaat aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd en zijn bijdrage onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Op het industrieterrein heeft het geweld bovendien in de auto plaatsgevonden waardoor geen sprake is van openlijk geweld. Ook van die beschuldiging moet verdachte dus worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd (feit 3) of dat hij spullen van [slachtoffer 1] heeft gestolen (feit 4). Daarvan wordt hij dus vrijgesproken. De wederrechtelijke vrijheidsberoving en de openlijke geweldpleging vindt de rechtbank bewezen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II het volgende vast. Op 18 juni 2021 rijdt [slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 2] in zijn auto naar het Shell tankstation aan de [adres] . Daar komen verschillende mannen op [slachtoffer 1] af, onder wie ook [verdachte] en [medeverdachte] . Als [slachtoffer 1] op de bestuurdersstoel zit wordt het portier opengedaan door een van deze mannen. [medeverdachte] geeft [slachtoffer 1] dan een soort karatetrap en daarna nog een trap van buiten de auto. [verdachte] staat op dat moment naast [medeverdachte] bij het geopende autoportier. Ook maakt [medeverdachte] een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] . Vervolgens wordt [slachtoffer 1] de auto ingeduwd en moet hij op de achterbank gaan zitten. Ook [slachtoffer 2] moet op de achterbank gaan zitten, anders zou ze aan haar haren de auto uitgetrokken worden, zo werd gezegd. Als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achterin de auto zitten stapt [medeverdachte] aan de bestuurderskant in. [verdachte] stapt in aan de bijrijderskant. De auto heeft alleen twee voorportieren. [medeverdachte] rijdt verder het industrieterrein op. Daar stappen [verdachte] en [medeverdachte] uit de auto. De auto wordt omsingeld door een groep mannen. [slachtoffer 1] krijgt vuistslagen in het gezicht, terwijl hij in de auto zit. Hij is door meerdere mannen geslagen. [verdachte] en [medeverdachte] rijden hierna met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de Westlandgracht. [slachtoffer 2] vraagt of zij uit mag stappen en dat mag. Dat doet zij en zij belt de politie. Als de politie ter plaatse is zien zij dat [verdachte] in de auto zit op de bestuurdersplaats, [medeverdachte] op de bijrijdersplaats en [slachtoffer 1] op de achterbank. Ook zien zij dat [slachtoffer 1] bloedt uit zijn neus.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1)
Op basis van het voorgaande vindt de rechtbank bewezen dat er voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] feitelijk geen mogelijkheid was om de auto te verlaten. Door het gebruikte geweld tegen [slachtoffer 1] en de grote groep die erbij betrokken was, zijn zij gedwongen achterin te gaan zitten. Beiden zitten vervolgens op de achterbank en kunnen de auto niet uit zonder dat de personen op de voorstoelen uitstappen, omdat de auto alleen twee voorportieren heeft. De personen op de voorstoelen zijn [verdachte] en [medeverdachte] . Dat [slachtoffer 2] op enig moment de auto wel mocht verlaten, doet niet af aan de omstandigheid dat zij in eerste instantie gedwongen is op de achterbank te gaan zitten en de auto niet uit kon.
Openlijke geweldpleging (feit 2)
Het tankstation en het industrieterrein zijn openbare plekken, voor iedereen vrij toegankelijk. Daarmee vindt de rechtbank bewezen dat het geweld ‘openlijk’ is gepleegd. Dat [slachtoffer 1] daarbij in een auto zat, doet daar niet aan af, omdat het geweld tegen [slachtoffer 1] in de auto, door meerdere personen, van buiten de auto waarneembaar moet zijn geweest. [verdachte] en [medeverdachte] maakten deel uit van de groep die het geweld tegen [slachtoffer 1] pleegde. Bij het tankstation heeft [medeverdachte] zelf ook geweld tegen [slachtoffer 1] gebruikt. Op het industrieterrein is niet duidelijk wie precies het geweld hebben gepleegd. Omdat [verdachte] en [medeverdachte] vanaf de Shell steeds aanwezig zijn geweest, samen [slachtoffer 1] naar het industrieterrein hebben gereden en vervolgens – na het geweld – weer met hem zijn weggereden, vindt de rechtbank dat sprake is van geweld dat door meerdere mensen is gepleegd en waaraan verdachte een actieve en eigen bijdrage heeft geleverd, waardoor hij ook verantwoordelijk is voor het geweld dat door anderen uit de groep tegen [slachtoffer 1] is gepleegd. Verdachte heeft die groep getalsmatig versterkt en daarvan en van het geweld geen afstand genomen. Omdat de rechtbank niet kan bewijzen dat een geweldshandeling van verdachte het letsel bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt, wordt hij voor het deel “met letsel als gevolg” vrijgesproken.
Bedreiging (feit 3)
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat [slachtoffer 1] tijdens het rijden is bedreigd, maar niet door wie. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat het verdachte is geweest die de bedreigende teksten heeft gezegd. Ook voor medeplegen van de bedreiging vindt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is, omdat er geen aanknopingspunten zijn voor de opzet van de één op de bedreiging door de ander. Verdachte wordt hiervan dus vrijgesproken.
Diefstal (feit 4)
De rechtbank vindt de diefstal niet bewezen, omdat alleen [slachtoffer 1] daarover verklaart. Alleen die verklaring is op basis van de wet onvoldoende voor een bewezenverklaring. Verdachte wordt hiervan dus vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 18 juni 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd door:
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen achterin een personenauto (merk Fiat) plaats te laten nemen,
  • te zeggen dat die [slachtoffer 2] anders aan haar haren de auto uitgetrokken zou worden,
  • zelf op de bestuurdersstoel en passagiersstoel plaats te nemen en
  • met die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weg te rijden;
feit 2:
op 18 juni 2021 te Amsterdam openlijk, te weten op de Anthony Fokkerweg 8 en een industrieterrein in Amsterdam, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door:
  • die [slachtoffer 1] trappen tegen zijn lichaam te geven en
  • die [slachtoffer 1] vuistslagen tegen zijn gezicht te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen

5.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Daaraan zou een proeftijd van twee jaar moeten worden verbonden en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en contactverbod.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat vraagt de rechtbank rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en dat hij niet eerder is veroordeeld. Daarom is het niet nodig dat verdachte opnieuw vast komt te zitten. Gedacht zou kunnen worden aan een taakstraf en een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Verdachte is bereid daaraan mee te werken.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft met zijn mededaders de slachtoffers met geweld van hun vrijheid beroofd. Dit moet voor hen angstaanjagend zijn geweest; door een groep mannen gedwongen te worden achterin een auto te gaan zitten en naar een afgelegen plek gereden te worden. Zij hadden geen idee wat er ging komen en hoelang het zou gaan duren. Dat dit voorval een enorme impact op de slachtoffers heeft gehad blijkt wel uit het feit dat [slachtoffer 1] geen aangifte wilde doen, omdat hij bang was voor de mogelijke gevolgen daarvan. Het moge duidelijk zijn dat verdachte een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van beide slachtoffers. Deze voor de slachtoffers akelige situatie is door de politie beëindigd, niet door verdachte. Het gebruik van geweld in een groep op een openbare plek zorgt ervoor dat onschuldige voorbijgangers ongevraagd geconfronteerd kunnen worden met dit geweld, waardoor ook zij zich minder veilig voelen.
Verdachte was destijds achttien. Hij was dus officieel volwassen, maar nog erg jong. De rechtbank heeft gekeken of er aanleiding is om hem volgens het jeugdstrafrecht te berechten, maar heeft daarvoor geen aanknopingspunten gevonden. De rechtbank past dus het volwassenenstrafrecht toe.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling over straffen hebben gemaakt en naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op basis daarvan neemt de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van 8 maanden.
De rechtbank ziet in de leeftijd van verdachte en zijn andere persoonlijke omstandigheden aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken en verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte lijkt via zijn sociale netwerk betrokken te zijn geraakt bij de gepleegde feiten, zonder goed te hebben nagedacht over wat er precies zou gaan gebeuren en wat de gevolgen zouden zijn. De leeftijd van verdachte kan hierin een rol hebben gespeeld. Verdachte heeft op de zitting verteld dat hij problemen heeft op verschillende gebieden, zoals wonen. Om die problemen op te lossen, krijgt verdachte hulp van de gemeente. In deze zaak heeft verdachte een aantal dagen vastgezeten op het politiebureau, daarna is hij weer vrijgelaten. Sinds die tijd lijkt verdachte, met hulp, bezig te zijn om een positieve invulling aan zijn leven te geven. De rechtbank wil die ingezette positieve ontwikkeling niet doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om verdachte een extra motief te geven om weg te blijven bij criminaliteit. Daarnaast legt de rechtbank hem de maximale taakstraf op. Op deze manier wil de rechtbank zowel uitdrukking geven aan de ernst van de bewezen feiten als verdachte de kans geven om in vrijheid aan zijn leven te werken.
De rechtbank legt verdachte een voorwaardelijk gevangenisstraf op van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moet verdachte 240 uur werken.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 141, 282 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd;
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uur, bij niet (goed) doen te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van deze straf in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uur per gezeten dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2022.