ECLI:NL:RBAMS:2022:560

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5812
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en redelijke termijn voor betaling

Op 13 oktober 2020 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit is op 6 november 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 3 februari 2022, waar eiser aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. Na de zitting deed de rechtbank onmiddellijk uitspraak.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag van 13 oktober 2020. De rechtbank oordeelde dat eiser binnen een redelijke termijn, namelijk binnen één minuut na het parkeren van zijn auto, het parkeergeld had betaald. De rechtbank vond het aannemelijk dat eiser zijn auto net had geparkeerd en de parkeerapp had geactiveerd. De verklaring van de parkeercontroleur werd niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat deze niet in het dossier was opgenomen.

De rechtbank droeg de heffingsambtenaar op om het door eiser betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden. Deze uitspraak werd gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Boerlage, griffier, op 3 februari 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5812
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen, verweerder ( [heffingsambtenaar] ).

Procesverloop

Op 13 oktober 2020 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met een uitspraak op bezwaar van 6 november 2020 (het bestreden besluit) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 februari 2022. [eiser] is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en de naheffingsaanslag van 13 oktober 2020;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 48 aan [eiser] te vergoeden.

Overwegingen

Volgens vaste rechtspraak moet een parkeerder een redelijke termijn worden gegund die nodig is om de parkeerapparatuur in werking te stellen. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] binnen één minuut nadat de naheffingsaanslag werd opgelegd heeft betaald. De vraag is of hij er toen al langer geparkeerd stond. [eiser] stelt dat hij zijn auto net had geparkeerd, wegliep van zijn auto en toen de parkeerapp heeft geactiveerd. Daar stelt de heffingsambtenaar tegenover dat de parkeercontroleur heeft verklaard dat [eiser] naar zijn auto toeliep en lachend wegreed. Er zijn twee redenen waarom de rechtbank [eiser] gelooft. Ten eerste heeft [eiser] tot 12:00 uur betaald. Dat is veertien minuten nadat de aanslag is opgelegd. Ten tweede bevindt de verklaring van de parkeercontroleur zich niet in het dossier. De naheffingsaanslag is daarom ten onrechte opgelegd.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Boerlage, griffier, op 3 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.