ECLI:NL:RBAMS:2022:5571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
13/058873-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging verkrachting; OVAR voor aanranding, vernieling en mishandeling

Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting, aanranding, vernieling en mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 8 maart 2022 in Amsterdam, waar de verdachte de aangeefster [persoon 1] zou hebben geprobeerd te verkrachten door haar op bed te duwen, bij de keel te pakken en haar blouse open te trekken. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het vernielen van de blouse van [persoon 1] en het mishandelen van [persoon 2] door met een stofzuigerbuis op haar hand te slaan. Tijdens de zitting op 9 september 2022 heeft de officier van justitie, mr. A. Kramer, gepleit voor een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Pothast, pleitte voor vrijspraak van de poging tot verkrachting en aanranding. De rechtbank oordeelde dat de poging tot verkrachting niet bewezen kon worden, maar dat de aanranding, vernieling en mishandeling wel bewezen waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De benadeelde partijen, [persoon 1] en [persoon 2], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/058873-22 (Promis)
Datum uitspraak: 23 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Kramer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Pothast, naar voren hebben gebracht. De benadeelde partijen en hun advocaat mr. S.C. van Bunnik waren ook op de zitting aanwezig.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het op 8 maart 2022 in Amsterdam plegen van:
poging verkrachting van [persoon 1] door haar op bed te duwen, bij de keel te pakken, op haar te gaan zitten,haar te proberen uit te kleden en haar blouse open te trekken (primair). Als de poging verkrachting niet kan worden bewezen, wordt verdachte beschuldigd van aanranding van [persoon 1] (subsidiair).
vernieling van de blouse van [persoon 1] .
mishandeling van [persoon 2] door met een stofzuigerbuis op haar hand te slaan.
De beschuldiging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle beschuldigingen bewezen kunnen worden. Zij heeft voor de vernieling en de mishandeling verwezen naar de verklaringen van beide aangeefsters, de camerabeelden en de foto van de kapotte blouse. Voor de poging verkrachting geldt dat de verklaringen van aangeefsters ondersteund worden door de camerabeelden voor wat betreft het agressieve gedrag van verdachte. Die verklaringen zijn dus betrouwbaar. De handelingen die verdachte bij [persoon 1] heeft verricht leveren vanwege hun uiterlijke verschijningsvorm een poging verkrachting op. Ook uit het feit dat verdachte daarna een agente heeft geknuffeld is zijn seksuele bedoeling af te leiden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte voor de poging verkrachting en de aanranding (feit 1) moet worden vrijgesproken. Er is geen sprake van een begin van handelingen die gericht zijn op het seksueel binnendringen. De gedragingen van verdachte zijn niet als ontuchtig aan te merken waardoor ook aanranding niet kan worden bewezen. Mogelijk is er sprake van een poging aanranding of een mishandeling van [persoon 1] , maar daar wordt verdachte niet van beschuldigd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [persoon 1] te verkrachten. Daarvan wordt hij vrijgesproken. De aanranding van [persoon 1] , de vernieling van haar blouse en de mishandeling van [persoon 2] vindt de rechtbank bewezen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II, de volgende feiten vast.
Op 8 maart 2022 loopt verdachte een kamer binnen in het [naam hotel] in Amsterdam, waar op dat moment [persoon 1] en haar zus [persoon 2] als schoonmaakster aan het werk zijn. Verdachte pakt [persoon 1] beet en duwt haar op het bed. Hij probeert bovenop haar te gaan zitten, pakt haar keel vast en trekt haar blouse open, waarbij de knoopjes van de blouse schieten en er een gat in de blouse ontstaat. [persoon 2] zorgt dat verdachte van haar zus afgaat. De zussen verlaten samen de kamer. Verdachte gaat achter hen aan. [persoon 2] probeert hem van hen af te houden door met een stofzuigerbuis te zwaaien. Verdachte pakt de stofzuigerbuis van haar af en slaat [persoon 2] daarmee op haar hand.
De rechtbank vindt dat het geweld en de handelingen van verdachte tegen [persoon 1] geen poging verkrachting opleveren. Het is voorstelbaar dat [persoon 1] dacht dat zij verkracht zou worden, maar geen van de handelingen van verdachte zijn – ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm - duidelijk gericht op het seksueel binnendringen bij [persoon 1] . Genoemde handelingen leveren wel een aanranding op. De combinatie van het op het bed duwen van [persoon 1] , op haar proberen te gaan zitten en haar blouse kapot trekken maakt die handelingen ontuchtig.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
1. subsidiair
op 8 maart 2022 te Amsterdam door geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door die [persoon 1] vast te pakken, naar een bed te duwen of te trekken, die [persoon 1] op een bed te duwen, die [persoon 1] bij haar keel vast te pakken, te proberen op die [persoon 1] te gaan zitten, en de blouse van die [persoon 1] open te trekken;
2.
op 8 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een blouse, die aan [persoon 1] of aan het hotel [naam hotel] toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
op 8 maart 2022 te Amsterdam [persoon 2] heeft mishandeld door met een stofzuigerbuis op een hand van die [persoon 2] te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is onderzocht door een psychiater om de rechtbank, onder andere, te adviseren over of het strafbare gedrag aan verdachte kan worden toegerekend en zo ja in welke mate. De psychiater heeft in het rapport uiteindelijk geen duidelijk advies over de toerekenbaarheid gegeven, omdat verdachte zich het incident niet meer kan herinneren. Geadviseerd wordt om verdachte dat wat de rechtbank bewezen vindt in elk geval verminderd toe te rekenen. Volledige ontoerekenbaarheid kan niet worden uitgesloten.
6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar is. Hij zegt zich weliswaar niets meer te kunnen herinneren van de strafbare gedragingen, maar hij weet nog wel dat hij in het hotel was die avond. Hij is dus deels verantwoordelijk te houden voor wat hij die avond heeft gedaan.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De psychiater rapporteert dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis en aan een ongespecificeerde parafiele stoornis. Verdachte had de avond in kwestie een psychose, waardoor hij niet in vrijheid zijn wil kon bepalen. Deze conclusie vindt ook steun in het dossier. Zowel de agenten als de zussen [naam persoon 1 en 2] verklaren dat verdachte onrustig en verward was en wartaal sprak. Het was niet mogelijk contact met hem te maken.
De rechtbank concludeert op grond van het rapport van de psychiater en het beeld van verdachte dat uit de rest van het dossier naar voren komt dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten volledig vanuit zijn stoornissen handelde en zijn handelen niet vrij kon bepalen. Dat betekent dat de rechtbank vindt dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is en hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn gedragingen. Verdachte wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging en krijgt geen straf.

7.Geen maatregel

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Daaraan moet een proeftijd van 5 jaar worden verbonden met de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsrapport en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan. Als de rechtbank overweegt een tbs-maatregel op te leggen of vindt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, wil de officier van justitie dat de zaak wordt aangehouden om een tweede rapport op te laten opmaken of de mogelijkheid van een zorgmachtiging te laten onderzoeken.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen maatregel op te leggen. Gezien de stukken die de verdediging heeft ingebracht en de proceshouding van verdachte bestaat er geen twijfel dat hij het hulpverleningstraject dat voor hem in [geboorteland] is opgezet met beide handen zal aangrijpen. Dit traject zal dus buiten een strafrechtelijk kader worden gestart en gecontinueerd, om zo nieuwe strafbare feiten te voorkomen. Daarvoor is een maatregel binnen het strafrecht dus niet nodig.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt verdachte geen maatregel op en zal de zaak ook niet aanhouden om nader onderzoek naar een mogelijke maatregel te laten doen. De psychiater schrijft in het rapport dat het risico voor herhaling van strafbare feiten laag tot matig is. De psychose waarin verdachte destijds verkeerde is nu in remissie en verdachte is medicatietrouw. Dat verdachte op enig moment kan stoppen met zijn medicatie en opnieuw in een psychose kan raken is een risico dat zich altijd in enige mate voordoet bij dit type stoornis. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dat verdachte psychiatrische zorg nodig heeft, staat wel vast. De rechtbank vindt de kans op herhaling van strafbare feiten onvoldoende groot om die zorg binnen het strafrechtelijk kader te laten plaatsvinden. De rechtbank gaat ervan uit dat het een verantwoord risico is om verdachte zonder verdere strafrechtelijke bemoeienis in [geboorteland] te laten behandelen. De moeder van verdachte speelt daarin een belangrijke rol, net als de Griekse psychiater Stefanakis, die een behandelplan voor verdachte heeft opgesteld. De rechtbank vertrouwt erop dat verdachte zo snel mogelijk terug zal gaan naar [geboorteland] om daar, onder toeziend oog van zijn moeder, te worden behandeld door de psychiater.

8.Benadeelde partijen

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Omdat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de bewezenverklaarde feiten en de rechtbank ook geen maatregel oplegt, zijn de benadeelde partijen volgens het wettelijk systeem niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Over de gevorderde schadevergoeding wordt dus geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart het onder feit 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
Feit 3: mishandeling.
Verklaart verdachte voor het bewezene
niet strafbaaren ontslaat hem van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Verklaart [persoon 1] en [persoon 2]
niet-ontvankelijkin hun vorderingen.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J. Huber en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2022.
[...]
.