Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting, aanranding, vernieling en mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 8 maart 2022 in Amsterdam, waar de verdachte de aangeefster [persoon 1] zou hebben geprobeerd te verkrachten door haar op bed te duwen, bij de keel te pakken en haar blouse open te trekken. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het vernielen van de blouse van [persoon 1] en het mishandelen van [persoon 2] door met een stofzuigerbuis op haar hand te slaan. Tijdens de zitting op 9 september 2022 heeft de officier van justitie, mr. A. Kramer, gepleit voor een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Pothast, pleitte voor vrijspraak van de poging tot verkrachting en aanranding. De rechtbank oordeelde dat de poging tot verkrachting niet bewezen kon worden, maar dat de aanranding, vernieling en mishandeling wel bewezen waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De benadeelde partijen, [persoon 1] en [persoon 2], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de bewezenverklaarde feiten.