ECLI:NL:RBAMS:2022:556

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
13/669040-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van voorbereiden plofkraak en opzettelijk aanwezig hebben van vuurwerk

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van een plofkraak en het opzettelijk voorhanden hebben van 161 Cobra’s. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op dezelfde datum gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, vrijspraak heeft gevorderd voor beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Bruijn, heeft eveneens vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de Cobra’s die in de woning van de medeverdachte waren aangetroffen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor het medeplegen van de plofkraak en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Wel heeft de rechtbank bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk twee Cobra’s in zijn slaapkamer voorhanden had. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over deze Cobra’s had, ondanks het verweer van de verdediging dat de medeverdachte mogelijk de Cobra’s daar had neergelegd.

Wat betreft de strafoplegging heeft de rechtbank een geldboete van 250 euro opgelegd, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de negatieve gevolgen die de verdachte heeft ondervonden door het voorarrest. De rechtbank heeft ook de inbeslagname van een kogelwerend vest en twee telefoons geregeld, die niet van de verdachte zouden zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.H. Marcus als voorzitter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/669040-19
Datum uitspraak: 1 februari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedag] 1984,
wonende op het adres [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt kortgezegd beschuldigd van:
Het samen met een ander voorbereiden van een plofkraak;
Het samen met een ander opzettelijk voorhanden hebben van 161 Cobra’s;
beide feiten gepleegd op 28 maart 2019 te Amsterdam. De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat hiervoor te weinig bewijs is. Dat DNA van verdachte is aangetroffen op een handschoen is daarvoor onvoldoende en de overige aangetroffen DNA-sporen hebben volgens deskundigen geen bewijswaarde. Omdat het dossier van onvoldoende kwaliteit is vordert de officier van justitie ook vrijspraak voor feit 2.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt ook dat verdachte van de hele tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte wetenschap had van de Cobra’s in de hal en in de slaapkamer van de medeverdachte noch dat verdachte beschikkingsmacht over die Cobra’s had. In de slaapkamer van verdachte zijn twee Cobra’s gevonden, maar deze kunnen niet worden gekoppeld aan de overige in de woning aangetroffen Cobra’s. Niet is vast te stellen hoe die twee Cobra’s in het nachtkastje van verdachte terecht zijn gekomen en er is geen DNA van verdachte op die Cobra’s aangetroffen. Er blijven veel alternatieve scenario’s over, vooral nu verdachte vanaf het begin af aan heeft verklaard dat zijn slaapkamer de doorgang is naar de tuin.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt niet bewezen wat onder 1 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank vindt evenmin bewezen dat verdachte wetenschap had van de in de hal en de slaapkamer van de medeverdachte aangetroffen Cobra’s.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte opzettelijk de twee in zijn slaapkamer aangetroffen Cobra’s voorhanden heeft gehad. Deze Cobra’s zijn aangetroffen in het nachtkastje in zijn slaapkamer. Het verweer dat de medeverdachte mogelijk de twee Cobra’s daar heeft neergelegd slaagt niet. De rechtbank vindt dit scenario hoogst onwaarschijnlijk. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over deze twee Cobra’s had.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
feit 2:
op 28 maart 2019 te Amsterdam opzettelijk 2 stuks vuurwerk, te weten Cobra’s (Super Cobra 6), zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad.

5.De motivering van de straf

De officier van justitie heeft geen straf gevorderd, want zij heeft tot vrijspraak gerekwireerd.
De raadsman vindt dat voor het voorhanden hebben van slechts twee Cobra’s kan worden volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Verdachte is door het voorarrest en de langdurig negatieve gevolgen van de strafzaak al genoeg gestraft.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van twee Cobra’s. Het ongecontroleerd bezit van dergelijk zwaar vuurwerk vormt een gevaar voor zowel goederen als personen en het is gevaarlijk om dit vuurwerk in huis te bewaren. Ook al gaat het hier om een relatief geringe hoeveelheid, de gevolgen van een ontploffing kunnen groot zijn.
In beginsel vindt de rechtbank een geldboete van 350,- euro een passende straf voor dit feit. De rechtbank weegt echter mee dat verdachte in de tussentijd tot meerdere straffen voor andere strafbare feiten is veroordeeld. Als bij een eerdere veroordeling ook dit feit was betrokken, was vermoedelijk voor de andere strafbare feiten niet een veel hogere straf opgelegd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte lang heeft moeten wachten op de behandeling van deze strafzaak en de redelijke termijn met tien maanden is overschreden. De gebeurtenissen hebben bovendien voor verdachte negatieve bijkomende gevolgen gehad, zoals het kwijtraken van zijn woning. Dit alles rechtvaardigt de oplegging van een lagere straf. De rechtbank legt een geldboete op van 250,- euro met aftrek van het voorarrest.

6.Het beslag

Onder verdachte zijn een kogelwerend vest en twee telefoons in beslag genomen. Verdachte heeft verklaard dat deze niet van hem zijn. Deze voorwerpen moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

8.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 250,- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
hechtenisvan
5(
vijf) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht op de geldboete in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
€ 50,- (vijftig euro) per dag.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1.00 STK Vest kogelwerend 5729254
1.00 STK Zaktelefoon Kl: wit NOKIA 5731299
1.00 STK Zaktelefoon Kl: zwart DENVER 5731297
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2022.
[...]