Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van een plofkraak en het opzettelijk voorhanden hebben van 161 Cobra’s. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op dezelfde datum gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, vrijspraak heeft gevorderd voor beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Bruijn, heeft eveneens vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de Cobra’s die in de woning van de medeverdachte waren aangetroffen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor het medeplegen van de plofkraak en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Wel heeft de rechtbank bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk twee Cobra’s in zijn slaapkamer voorhanden had. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over deze Cobra’s had, ondanks het verweer van de verdediging dat de medeverdachte mogelijk de Cobra’s daar had neergelegd.
Wat betreft de strafoplegging heeft de rechtbank een geldboete van 250 euro opgelegd, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de negatieve gevolgen die de verdachte heeft ondervonden door het voorarrest. De rechtbank heeft ook de inbeslagname van een kogelwerend vest en twee telefoons geregeld, die niet van de verdachte zouden zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.H. Marcus als voorzitter.