ECLI:NL:RBAMS:2022:5540

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
13/064614-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en drugshandel

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Magistrates’ Court no. 5 of Coslada, Spanje. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 april 2022 en betreft strafbare feiten die zijn gepleegd in Spanje, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De opgeëiste persoon, geboren in Colombia en gedetineerd in Nederland, heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Colombiaanse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten volgens Spaans recht, waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De verdediging heeft verweer gevoerd en garanties gevraagd met betrekking tot de rechtspositie van de opgeëiste persoon na overlevering, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de Overleveringswet (OLW) geen basis biedt voor het opvragen van dergelijke garanties.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, onder de voorwaarden die de OLW stelt. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/064614-22
RK nummer: 22/1876
Datum uitspraak: 8 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 januari 2022 door de
Magistrates’ Court no. 5 of Coslada(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.H.B. Budde, advocaat te Amsterdam, die waarneemt voor mr. J-H. L.C.M. Kuijpers , advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Spaanse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd. Deze verlenging heeft de rechtbank nodig om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Colombiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, uitgevaardigd door de
Magistrates’ Court no. 5 of Coslada(Spanje) op 11 januari 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Spaans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Overige verweren

De raadsman stelt zich op het standpunt dat pas van overlevering sprake kan zijn, nadat een tweetal garanties is verkregen, te weten een garantie dat de opgeëiste persoon na overlevering vrije advocatenkeuze heeft in Spanje alsmede een garantie dat er geen doorlevering zal plaatsvinden naar Colombia.
De officier van justitie betoogt dat het Kaderbesluit en de OLW geen grond bieden voor het opvragen van dergelijke garanties en dat geen sprake is van weigeringsgronden die aan overlevering in de weg staan.
De rechtbank stelt vast dat de OLW aan de opgeëiste persoon de mogelijkheid toekent om op basis van artikel 21a, met tussenkomst van de officier van justitie, de uitvaardigende justitiële autoriteit te verzoeken een advocaat in dat land aan te wijzen. Deze mogelijkheid strekt tot implementatie van Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 en ziet onder andere op het recht op toegang tot een advocaat in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel. Een en ander strekt echter niet zover dat als voorwaarde voor overlevering een garantie op
een vrijeadvocaatkeuze na overlevering moet worden verstrekt. Het regelt ‘alleen’ het recht op toegang tot een advocaat in het land van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Voor zover het betoog van de raadsman moet worden begrepen als een verzoek tot aanhouding, ziet de rechtbank daar dus geen aanleiding toe.
Ten aanzien van de verzochte garantie dat geen doorlevering naar Colombia zal plaatsvinden, merkt de rechtbank op dat overlevering plaatsvindt onder het beding dat voortvloeit uit artikel 14, vierde lid, OLW. Dat beding houdt in dat de opgeëiste persoon niet ter beschikking zal worden gesteld van de autoriteiten van een derde lidstaat, voor feiten die zijn begaan voorafgaand aan de overlevering. Hiervan kan slechts worden afgezien nadat daarvoor voorafgaande toestemming wordt verzocht aan Onze Minister en deze is verkregen. Een verdergaande garantie kent het systeem van de OLW niet. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding de zaak aan te houden voor het verkrijgen van een dergelijke garantie.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Magistrates’ Court no. 5 of Coslada(Spanje) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.