Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 5 april 2022, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 januari 2022 door de District Court in Wroclaw, Polen, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, is gedetineerd in Nederland en heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd gekregen. Tijdens de openbare zitting op 25 mei 2022 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. De verdediging stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de opgeëiste persoon al een groot deel van zijn straf had uitgezeten. De officier van justitie betoogde echter dat de rechtbank enkel de opgelegde straf moest toetsen en dat de reststraf een Poolse aangelegenheid is. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon nog een gevangenisstraf van acht maanden moet uitzitten, wat voldoet aan de voorwaarden voor overlevering. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De uitspraak werd gedaan door de rechters M.E.M. James-Pater, R. Godthelp en D.A. Segbedzi, in aanwezigheid van griffier A.M. Rus.