ECLI:NL:RBAMS:2022:5509

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
C/13/718443 / FA RK 22-3465
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met toepassing van Bulgaars recht en wijziging achternaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, beiden van Bulgaarse nationaliteit, die op 12 juni 2020 in Salmanovo, Bulgarije, zijn gehuwd. De vrouw heeft op 3 juni 2022 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij zij stelde dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond ten tijde van de indiening van het verzoekschrift, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat op grond van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding.

De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen, en de rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, aangezien de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, welke door de rechtbank is vastgesteld op € 100,00 per maand, met ingang van 1 mei 2022.

Wat betreft de verdeling van goederen heeft de vrouw verzocht om vast te stellen dat er tussen partijen niets te verdelen valt, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om haar achternaam na de echtscheiding te wijzigen toegewezen, ondanks dat de Bulgaarse wet niet vereist dat een uitspraak van de Nederlandse rechter hiervoor nodig is. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de overige verzoeken van de vrouw toegewezen, met uitzondering van het verzoek tot pensioenverevening, dat is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/718443 / FA RK 22-3465
Beschikking d.d. 14 september 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. V.A. Vitanov,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 3 juni 2022;
- het betekeningsexploot;
- het e-mailbericht d.d. 1 september 2022 september 2022 van de vrouw.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.
1.3.
De minderjarige [minderjarige] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 12 juni 2020 te Salmanovo, Bulgarije. Partijen hebben de Bulgaarse nationaliteit.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , Bulgarije.
2.3.
De vrouw woont sinds oktober 2020 in [woonplaats 1] . De man en [minderjarige] zijn in de echtelijke woning in [woonplaats 2] blijven wonen.
2.4.
Scheiding
2.4.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.4.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.4.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.4.4.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
2.4.5.
Door de vrouw is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. De vrouw heeft bij haar e-mail van 1 september 2022 echter voldoende uitgelegd dat zij actief in overleg wilde treden met de man over het door haar opgestelde concept ouderschapsplan, maar dat de man daarop niet reageerde. Nu de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding.
2.4.6.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.5.
Verblijfplaats
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar zal zijn.
2.5.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.
2.5.3.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
2.6.
Onderhoudsbijdrage
2.6.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 100,00 per maand met ingang van 1 mei 2022.
2.6.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
2.6.3.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 Nederlands recht op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
2.6.4.
De rechtbank zal het verzoek tot vaststelling van genoemde kinderbijdrage als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
2.7.
Verdeling
2.7.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat tussen partijen geen gemeenschap van goederen (naar Bulgaars recht) dient te worden verdeeld. De rechtbank begrijpt dat de vrouw verzoekt vast te stellen dat er tussen partijen niets meer te verdelen valt.
2.7.2.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
2.7.3.
Op het huwelijksvermogensregime is de Huwelijksvermogensrechtverordening van toepassing.
2.7.4.
Nu niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht en zij na de huwelijksvoltrekking hun eerste gewone verblijfplaats in Bulgarije hebben gevestigd, wordt op grond van het bepaalde in artikel 26 lid 1 sub a van de Verordening hun huwelijksvermogensregime beheerst door het Bulgaarse recht.
2.7.5.
Artikel 18 lid 2 van het Bulgaarse Familiewetboek bepaalt, dat bij gebreke van een overeenkomst tussen de echtgenoten waarin zij een ander regime kiezen, het wettelijke stelsel van gemeenschap van goederen van toepassing is.
Artikel 21 en de volgende artikelen van het Familiewetboek regelen het wettelijke stelsel van de gemeenschap van goederen. Dit wettelijk stelsel houdt in, dat goederen die tijdens het huwelijk zijn verkregen als gevolg van de gezamenlijke bijdragen van de echtgenoten, gezamenlijk toebehoren aan de beide echtgenoten en deel uitmaken van de gemeenschap van goederen, ongeacht voor wiens rekening zij zijn verworven. De gemeenschap van goederen omvat niet de goederen die vóór het huwelijk zijn verkregen of goederen die zijn verkregen door erfenis of schenking tijdens het huwelijk.
Roerende goederen die door een echtgenoot zijn verworven tijdens het huwelijk en die dienen voor zijn/haar persoonlijk gebruik, beroep of handel vallen buiten de gemeenschap en worden als persoonlijke goederen/eigendom beschouwd.
Nu de vrouw onweersproken heeft gesteld dat er tussen partijen, zowel in Nederland als in Bulgarije, niets te verdelen valt, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
2.8.
Overige verzoeken
Pensioen
2.8.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat tussen partijen geen pensioenverevening plaatsvindt conform de Wet Verevening Pensioenrechten na scheiding (hierna: Wvps) met betrekking tot de pensioenrechten die partijen in het buitenland hebben opgebouwd.
2.8.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van voornoemde nevenvoorziening op grond van artikel 4 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.8.3.
Uit artikel 10:51 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de vraag of een echtgenoot bij echtscheiding recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten. Nu, zoals hiervoor is overwogen, Bulgaars recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, is de Nederlandse Wvps dan ook niet van toepassing. Dit vloeit reeds voort uit de wet, zodat de vrouw geen belang heeft bij toewijzing van haar verzoek. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.
Wijziging achternaam
2.8.4.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij na echtscheiding haar achternaam [de vrouw] zal gebruiken.
2.8.5.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van voornoemde nevenvoorziening op grond van artikel 4 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.8.6.
Uit artikel 1:19 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling worden bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Uitsluitend voor de vaststelling van de geslachtsnaam en de voornaam worden de omstandigheden waarvan deze afhangen beoordeeld naar dat recht.
(zie ook ICBS Namenverdrag 1980). Op dit verzoek van de vrouw is derhalve Bulgaars recht van toepassing.
2.8.7.
Conform het Bulgaarse recht dient bij het opmaken van de huwelijksakte zowel de bruid als de bruidegom te verklaren of hij/zij de eigen geslachtsnaam wil behouden, de geslachtsnaam van de ander wil aannemen of de geslachtsnaam van de ander aan de eigen geslachtsnaam wil toevoegen. Nadat het huwelijk door echtscheiding is ontbonden kan de echtgenoot die bij de huwelijkssluiting de geslachtsnaam van de andere echtgenoot heeft aangenomen of aan zijn/haar eigen naam heeft toegevoegd, weer de geslachtsnaam van vóór het huwelijk aannemen. Vermoedelijk is daarvoor niet de tussenkomst van de rechter vereist zo volgt uit de landeninformatie; de wet zwijgt echter op dit punt.
2.8.8.
De vrouw stelt weliswaar dat een uitspraak van de Nederlandse rechter op dit punt nodig is om haar achternaam gewijzigd te krijgen in Bulgarije, maar dit volgt niet uit de Bulgaarse wet. Desondanks zal het verzoek, nu daartegen geen verweer is gevoerd, worden toegewezen in die zin dat wordt bepaald dat de vrouw na inschrijving van de echtscheiding haar eigen geslachtsnaam weer zal gebruiken.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Salmanovo, Bulgarije op 12 juni 2020;
3.2.
bepaalt dat de minderjarige haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
3.3.
bepaalt dat de man € 100,00 per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarige, met ingang van 1 mei 2022, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.4.
verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en de kinderbijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
stelt vast dat er tussen partijen, in het kader van de verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen naar Bulgaars recht, niets te verdelen valt;
3.6.
bepaalt dat de vrouw na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking haar eigen geslachtsnaam zal gebruiken;
3.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.W.K. Bosman op 14 september 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.