ECLI:NL:RBAMS:2022:5504

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
9848470 CV EXPL 22-5818
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor stuc- en tegelwerk in renovatieproject

In deze zaak vordert eiser, een stukadoor, betaling van twee facturen van gedaagde, een renovateur, voor werkzaamheden die hij heeft verricht in opdracht van gedaagde. De vordering betreft facturen van 29 oktober 2019 en 20 november 2019, die gedaagde niet heeft betaald. Eiser heeft de facturen gecrediteerd, maar later opnieuw verzonden om administratieve redenen. Gedaagde stelt dat hij niet verplicht is tot betaling omdat de facturen gecrediteerd zijn en de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 augustus 2022, waarbij beide partijen aanwezig waren. De kantonrechter oordeelt dat de creditering van de facturen door eiser betekent dat gedaagde niet meer verplicht is tot betaling. De rechter concludeert dat er geen rechtsgrond is voor de opnieuw verzonden facturen en wijst de vordering van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die geen kosten heeft gemaakt omdat hij zich niet door een gemachtigde heeft laten bijstaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9848470 CV EXPL 22-5818
vonnis van: 29 augustus 2022 (bij vervroeging)

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.V. Hartjes (vd Hoeden/Mulder, gerechtsdeurwaarders),
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 april 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis, waarin een mondelinge behandeling van de zaak is gelast;
- de aanvullende producties van [eiser] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2022. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] en [gedaagde] voeren allebei een onderneming op het gebied van onderhoud en renovatie aan woningen.
1.2.
Omstreeks december 2018 heeft [gedaagde] een opdracht van de heer [naam 1] aangenomen tot renovatie van zijn woning aan het adres [adres] , hier na te noemen “het project”. [eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] verschillende werkzaamheden op het project uitgevoerd.
1.3.
Omstreeks november 2019 is er een geschil tussen partijen ontstaan over de planning van de werkzaamheden van [eiser] . Dit heeft ertoe geleid dat [eiser] het project heeft verlaten voordat zijn werkzaamheden volledig waren afgerond.
1.4.
Op 20 november 2019 heeft [eiser] het volgende Whatsappbericht aan [gedaagde] gestuurd, voor zover relevant:

Voegen kun je zelf wel, en voor die paar stukjes stucwerk vind je vast wel iemand anders.”en “
Ik stuur wel een creditnota voor de facturen die nog steeds niet betaald zijn.
1.5.
[eiser] heeft facturen verzonden aan [gedaagde] voor de door hem verrichte werkzaamheden. Twee facturen heeft [gedaagde] niet betaald. Dat betreft de volgende facturen:
29-10-2019 RLZ-2019059 € 2.718,51
20-11-2019 RLZ-2019064 € 326,70
1.6.
Op 1 april 2020 heeft de boekhouder van [eiser] [gedaagde] aangemaand tot betaling van voornoemde facturen. [gedaagde] heeft op 20 april 2020 op de aanmaning gereageerd en onder meer geschreven:

De heer [eiser] heeft de betreffende facturen gecrediteerd, waardoor voor mij de zaak verder was afgehandeld.
1.7.
Op 3 september 2021 heeft de boekhouder bij brief gereageerd dat het juist is dat de facturen gecrediteerd zijn, maar dat dat slechts om fiscale redenen is gebeurd. Daarbij heeft de boekhouder geschreven:

Teneinde dit punt administratief weer juist te krijgen ontvangt u bijgaand de door [eiser] op 2 september 2021 onder nummer 2021030 en nummer 2021031 opnieuw opgemaakte facturen ter vervanging van de onder nummer RLZ-2019059 en RLZ-2019064 uitgereikte facturen van 29 oktober 2019 en 20 november 2019 ter hoogte van respectievelijk € 2.718,51 en € 326,70 tot totaal
€ 3.045,21.
1.8.
[gedaagde] is niet overgegaan tot betaling van de facturen.

Vordering

2. [eiser] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.718,51 ter zake van factuur RLZ-2019059, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de voldoening;
b. € 326,70 ter zake van factuur RLZ-2019064, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de voldoening;
c. € 429,52 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. de proceskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat hij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht. [eiser] heeft het project dan wel voortijdig verlaten, maar hij heeft slechts de daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden en gebruikte materialen gefactureerd. [gedaagde] dient daarvoor te betalen. Omdat [eiser] had vernomen dat de eindopdrachtgever, de heer [naam 1], niet tevreden was met het uitgevoerde werk, heeft [eiser] besloten zijn facturen te crediteren om van het gedoe af te zijn. Later bleek dat [eiser] was voorgelogen en dat [naam 1] wel degelijk tevreden was met het afgeleverde werk. [eiser] wenst om die reden dat zijn facturen alsnog worden betaald.

Verweer

4. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij niet is gehouden tot betaling van de onderhavige facturen, omdat [eiser] deze heeft gecrediteerd. Volgens [gedaagde] hebben partijen besloten tot creditering van deze facturen, omdat [eiser] zijn werkzaamheden slordig had uitgevoerd en niet had afgerond. Dit bracht voor [gedaagde] extra ongemak en tijd mee omdat hij de werkzaamheden door iemand anders moest laten herstellen en afronden. Het is logisch dat [naam 1] tevreden was met het eindresultaat, want toen was het herstel van het werk van [eiser] al uitgevoerd.

Beoordeling

Wat is de kern van het geschil?
5. Partijen hadden een langdurige samenwerkingsrelatie waarbinnen [eiser] voor [gedaagde] werkzaamheden verricht op het gebied van tegel- en stucwerk op basis van een aannemingsovereenkomst. Tijdens de uitvoering van werkzaamheden bij het project ontstaat een geschil. [eiser] komt de zijn verplichting niet na. Hij maakt de overeengekomen werkzaamheden niet af en de werkzaamheden die wel zijn gedaan zijn volgens [gedaagde] niet goed gedaan. Partijen verlangen van de ander niet alsnog de nakoming van de overeenkomst en - zo begrijpt de kantonrechter - ontbinden partijen de overeenkomst. Ter beëindiging van het geschil crediteert [eiser] de twee laatste facturen en [eiser] bericht dit aan [gedaagde] .
6. De gecrediteerde facturen zijn de facturen van 29 oktober 2019, RLZ-2019059 van
€ 2.718,51 en van 20 november 2019, RLZ-2019064 van € 326,70. Deze zijn dus niet meer verschuldigd. Toch worden deze facturen ten grondslag gelegd aan de vordering van [eiser] . De opnieuw opgemaakte facturen, in 2021 onder andere nummers, worden in deze procedure niet overgelegd, maar evenmin ten grondslag gelegd aan onderhavige vordering.
7. Los hiervan is het van belang vast te stellen of op [gedaagde] nog een verplichting tot betaling rust op basis van de aannemingsovereenkomst. Op grond van de beëindiging van de werkzaamheden door [eiser] en in die context gedane mededeling dat de facturen worden gecrediteerd, mocht [gedaagde] erop vertrouwen dat hun geschil daarmee was beslecht en hij niet langer de verplichting had de facturen te betalen. Zo heeft [gedaagde] dat begrepen en heeft dat ook zo mogen begrijpen. De boekhouder van [eiser] geeft aan dat de creditering een fiscaal administratieve achtergrond heeft. Dit wordt door [eiser] onvoldoende gesteld en zeker niet voldoende onderbouwd en is niet aannemelijk gezien de hiervoor weergegeven context.
8. Dat [eiser] opnieuw facturen verstuurt, maakt niet dat daarvoor een rechtsgrond bestaat. Deze facturen leiden ook niet tot een betalingsverplichting voor [gedaagde] . De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen.
9. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde] heeft zich niet laten bijstaan door een (professioneel) gemachtigde, waardoor zijn kosten worden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.