ECLI:NL:RBAMS:2022:548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
9567532 WM 21-3843
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete opgelegd tijdens promotionele aanbieding verhuurder; beroep op artikel 8 Wahv gegrond

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter M.W. van der Veen op 18 januari 2022, gaat het om een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan een B.V. wegens een verkeersgedraging. De sanctie werd opgelegd op basis van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en betreft een situatie waarin de betrokkene als bromfietser niet de rijbaan zou hebben gebruikt. De gedraging vond plaats op 24 juli 2020 te Amsterdam. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat het voertuig ten tijde van de gedraging verhuurd was en dat de sanctie onterecht was opgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gemachtigde voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedraging heeft plaatsgevonden binnen een promotionele periode van 30 minuten, waarin de klant gratis gebruik kon maken van de diensten van de B.V. De kantonrechter oordeelt dat de kentekenhouder terecht een beroep op artikel 8 Wahv heeft gedaan, omdat er sprake was van een huurovereenkomst, ook al was de rit gratis. De kantonrechter verklaart het beroep gegrond en vernietigt de inleidende beschikking, waarbij ook een proceskostenvergoeding van € 75,90 aan de betrokkene wordt toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. M.W. van der Veen
zaaknummer: 9567532 WM VERZ 21-3843
beslissing van: 18 januari 2022
func.: 925
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 18 januari 2022 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[gemachtigde]

(verder: gemachtigde)

welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 17 juni 2021 en is gericht tegen de beslissing van 14 mei 2021 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene.

[betrokkene] B.V.

[adres]
(verder: betrokkene)

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 5 augustus 2020 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft de gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 18 januari 2022. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde is ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten als bromfietser niet de rijbaan gebruiken. De gedraging is op 24 juli 2020 om 21:10 uur aan de [locatie] te Amsterdam geconstateerd.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging verhuurd was. Bij verweerder heeft de gemachtigde al uitleg gegeven over de facturen van betrokkene en dat deze onjuiste verhuurtijden aangeeft. Verweerder heeft het beroep ongegrond verklaard nu de vermeende gedraging niet zou hebben plaatsgevonden ten tijde van de verhuur. Gemachtigde legt een tweede bestand over, zijnde ritgegevens, met de exacte begin- en eindtijd. De factuur zelf bevat geen kenteken maar de bijlage welke is meegestuurd wel. Gelet op het vorenstaande verzoekt de gemachtigde de kantonrechter het beroep gegrond te verklaren en de inleidende beschikking te vernietigen. Voorts verzoekt de gemachtigde om proceskostenvergoeding.
4. Het volgende wordt overwogen.
Ingevolge artikel 5 van de Wahv wordt de sanctie opgelegd aan de kentekenhouder indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven en niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder is. Hiervan is in het onderhavige geval sprake. De kentekenhouder is dan aansprakelijk voor de sanctie ongeacht de vraag wie het voertuig bestuurde.
Dit is op grond van artikel 8 Wahv anders wanneer een voor een termijn van maximaal drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd, waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig was.
Uit hetgeen door gemachtigde is aangevoerd volgt dat er voor deze rit geen kosten in rekening zijn gebracht bij de huurder. Het betreft een gratis rit van 30 minuten, welke om promotionele redenen door betrokkene aan de klant is aangeboden. De gedraging heeft plaatsgevonden binnen die 30 minuten. Dit betekent echter niet dat geen sprake is van een huurovereenkomst.
De klant moet zich eerst registreren waarbij hij akkoord dient te gaan met de bepalingen en voorwaarden van de huurovereenkomst. Eén van die bepalingen houdt in dat de huurder bij gebruikmaking van de diensten van [betrokkene] een bepaalde huurprijs dient te voldoen, waarbij eenmalig een introductiekorting geldt van 30 minuten. Daarna dient een vast bedrag per minuut te worden betaald. Daarmee is sprake van raamovereenkomst met daarin opgenomen een voldoende bepaalde tegenprestatie. Ook overigens is voldaan aan de essentialia van de huurovereenkomst.
De conclusie is dat de kentekenhouder terecht een beroep op artikel 8 Wet administratiefrechtelijke handhaving (Wahv) heeft gedaan. De kantonrechter verklaart het beroep gegrond.
De kantonrechter constateert dat in 15 zaken die behandeld worden op deze zitting, sprake is van nagenoeg identieke zaken en werkzaamheden. Voor de hoeveelheid werk van de gemachtigde maakt het niet of nauwelijks uit of de gemachtigde één of meer van deze zaken doet. Er is dus samenhang als bedoeld in artikel 3 Besluit proceskosten bestuursrecht.

Ten aanzien van proceskostenvergoeding bij de kantonrechter:

Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. De inleidende beschikking wordt in de onderhavige zaak vernietigd. Dat is aanleiding om aan betrokkene een proceskostenvergoeding toe te kennen.
De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. De gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht: het indienen van beroep bij de kantonrechter en het verschijnen tijdens de zitting van de kantonrechter. Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt worden toegekend.
Voor wat betreft de proceshandelingen het indienen van beroep bij de kantonrechter en het bijwonen van de zitting van de kantonrechter stelt de kantonrechter vast dat er samenhang is met de 14 andere zaken die gelijktijdig op deze zitting zijn behandeld. Voor deze proceshandelingen zal daarom een vergoeding voor samenhangende zaken worden toegekend, zijnde 2 punten met een waarde van € 759,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) en factor 1,5 wegens de samenhang (vier of meer zaken) toegepast. Het voorgaande komt er op neer dat de kantonrechter in deze zaak voor de betreffende proceshandeling afgerond een bedrag van € 75,90 zal toekennen.
Gelet op het voorgaande wordt er in de onderhavige zaak aan gemachtigde een totale proceskostenvergoeding van € 75,90 toegekend.
5. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:

  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing, alsmede de inleidende beschikking;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 75,90, over te maken op het door de gemachtigde opgegeven bankrekeningnummer.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.