ECLI:NL:RBAMS:2022:5464

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
13/179181-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot tbs met dwangverpleging voor belaging van een advocaat en een beeldend therapeut

Op 22 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van twee slachtoffers, een advocaat en een beeldend therapeut. De verdachte, die gedetineerd was, heeft herhaaldelijk ongewenste contactpogingen gedaan, waaronder het bellen van de advocaat vanuit de penitentiaire inrichting en het achterlaten van voicemailberichten met liefdesverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van beide slachtoffers, wat hen angst en onzekerheid heeft bezorgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot tbs met dwangverpleging voor de duur van maximaal vier jaar, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. Daarnaast is er een contactverbod van vijf jaar opgelegd met de slachtoffers, waarbij vervangende hechtenis kan worden toegepast bij overtreding van dit verbod. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een gevaar vormt voor de slachtoffers en dat behandeling binnen het kader van tbs noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.179181.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/179181-21
Datum uitspraak: 22 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 7 juli 2022 en 8 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Staal en van wat de raadsman van verdachte, mr. S. Burmeister en de deskundigen T. den Boer en M.D. Beijer-Holtman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2021 tot en met 19 juli 2021 te Amsterdam en/of te Zaanstad, gemeente Westzaan en/of te Vught, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- ( veelvuldig) telefonisch contact op te nemen en/of voicemailberichten achter te laten, met (onder meer) teksten van de volgende aard:
- “ Goedenavond lieverd maar sorry dat ik je zo vaak bel maar ik kan je niet vergeten weet je. Ik moet nog effetjes 2 maandjes. Ik zou het leuk vinden om samen met je iets te doen. Ik wil leren wie je bent en wie je echt bent. Ik vind je fascinerend en ik bewonder je. Het is niet normaal dat ik het zo zeg weet je omdat ik je niet zie. Het is best moeilijk weet je en ik wil je best wel leren kennen weet je en moeten kijken hoe we dat moeten regelen maar ik zie je morgen zo niet dan houden we gewoon contact weet je het komt wel goed, dank je wel.” en/of
- " Ik hou van je." en/of
- " Slaap lekker." en/of
- " Schatje met.." en/of
- Miauwende geluiden te maken,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2019 tot en met 2 juli 2021 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld en/of te Vught en/of te Eindhoven en/of te Zaanstad, gemeente Westzaan, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- een of meerdere kleurplaten in te kleuren en/of te versieren met hartjes en/of deze te tonen aan die [slachtoffer 2] en/of
- een huwelijksaanzoek te doen en/of
- ( liefdes)brieven te sturen en/of
- ( veelvuldig) te trachten telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 2] en/of
- een tatoeage met de naam van die [slachtoffer 2] heeft laten zetten en/of
- tegenover de politie te verklaren dat hij, verdachte, verder met die [slachtoffer 2] wil en/of een kindje met die [slachtoffer 2] wil,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 kan worden bewezen.
Verdachte heeft opzettelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer 1] door haar in een relatief korte tijd zeer frequent te bellen, terwijl hij aangeefster niet kende en haar nog nooit had ontmoet. Ondanks dat aangeefster op 30 april 2021 heeft aangegeven dat verdachte moet ophouden met bellen, stopt verdachte niet en intensiveert hij juist zijn pogingen om haar te spreken.
Dit gedrag heeft vrees opgeroepen en voelde als zeer ongewenst en grensoverschrijdend voor aangeefster. Als gevolg van het contact heeft aangeefster zich onzeker gevoeld en zich zorgen gemaakt om haar veiligheid en die van haar collega’s, omdat zij verdachte niet kende en niet wist hoe hij eruit zag.
Feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 kan worden bewezen.
Verdachte heeft opzettelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer 2] door haar ten huwelijk te vragen, liefdesbrieven te sturen, (telefonisch) contact te zoeken, haar naam op zijn arm te tatoeëren en aan de politie te vertellen dat hij een kindje met aangeefster wil. Het ongewenste contact beslaat een periode van ruim anderhalf jaar. Gezien de seksueel getinte en amoureuze aard van het contact zoeken, terwijl de relatie strikt zakelijk is, en de vasthoudendheid van verdachte in het blijven zoeken van contact, zelfs na overplaatsing, maakt dat sprake is van een zeer grote invloed op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het contact heeft ervoor gezorgd dat aangeefster angstig en onzeker is geworden en vaak denkt aan een rampscenario waarbij verdachte ineens voor haar staat.
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode dient 12 november 2019 – en niet 9 oktober 2021 zoals opgenomen in de tenlastelegging – als startpunt genomen te worden.
3.2
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken omdat de feitelijke gedragingen weliswaar bewezen kunnen worden verklaard, maar er geen sprake is van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de levenssfeer van aangeefster.
In de tenlastegelegde periode zijn er 31 telefoontjes geweest, waarvan slecht drie gesprekken langer dan een halve minuut hebben geduurd. Deze aantallen zijn dusdanig minimaal dat ze niet als stelselmatig kunnen worden gezien. Daarnaast was er geen sprake van opzet. Verdachte wist niet dat zijn gedrag ongewenst was. Op het moment dat dit wel duidelijk werd, is hij gestopt met het zoeken van contact.
Feit 2
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat de feitelijke gedragingen weliswaar bewezen kunnen worden verklaard, maar er geen sprake is van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de levenssfeer van aangeefster. Er is slechts weinig contact geweest en het weinige contact dat er was verliep via telefoon of post. Daarnaast blijkt dat verdachte na het stopgesprek bij de politie op 28 mei 2020 – het moment waarop voor hem duidelijk was dat hij een inbreuk pleegde – geen gedragingen meer heeft gepleegd zoals opgenomen in de tenlastelegging, op het telefonisch contact zoeken na.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of sprake is van ‘belaging’ als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster van belang.
Feit 1 (belaging [slachtoffer 1] )
De rechtbank stelt vast dat verdachte tussen 15 april 2021 en 19 juli 2021 veelvuldig telefonisch contact heeft opgenomen met aangeefster. Het eerste contact vond plaats medio april 2021 en er volgden vervolgens enkele gesprekken naar aangeefster tijdens kantooruren. Tijdens het telefoongesprek op 30 april 2021 heeft aangeefster aangegeven dat verdachte moest stoppen met bellen. Vanaf dat moment namen de telefonische contacten echter in frequentie toe. Uit de bellijsten van de periode 3 mei 2021 tot en met 7 mei 2021 blijkt dat verdachte aangeefster gedurende die periode 31 keer heeft gebeld. Het bellen stopt uiteindelijk nadat het telefoonnummer van aangeefster voor (een tweede maal voor) verdachte wordt geblokkeerd. Op 19 juli 2021 wordt aangeefster wederom door verdachte gebeld.
Verdachte kent aangeefster – die werkzaam is als strafrechtadvocaat – niet, maar heeft tijdens zijn detentie haar naam en telefoonnummer in de ‘gevangeniskrant’ gezien. Uit het dossier blijkt dat verdachte amoureuze dan wel seksuele uitlatingen doet in de telefoongesprekken met of voicemailberichten voor aangeefster.
Met voorgaande gedragingen heeft verdachte aangeefster herhaaldelijk lastiggevallen.
Verdachte is – ondanks dat aangeefster op 30 april 2021 heeft aangegeven dat het contact moest stoppen – aangeefster blijven bellen. Uit de verklaring van aangeefster komt naar voren dat de gedragingen van verdachte een grote impact op haar hebben gehad. Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan door de raadsman betoogd, van oordeel dat de gedragingen van verdachte als wederrechtelijk en stelselmatig zijn te kwalificeren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer 1] , met het oogmerk haar te dwingen de hiervoor omschreven ongewenste contactmomenten met verdachte te dulden.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank feit 1 bewezen.
Feit 2 (belaging [slachtoffer 2] )
De rechtbank stelt vast dat verdachte tussen 12 november 2019 en 14 juli 2020 veelvuldig contact heeft gezocht met aangeefster [slachtoffer 2] . Aangeefster was beeldend therapeut in de PI waar verdachte verbleef.
Op 12 november 2019 heeft verdachte aangeefster in [naam PI] opgezocht en ten huwelijk gevraagd. Daarna is hij langs geweest om te vragen of aangeefster hem muziekles kon geven, zijn er in de cel van verdachte liefdesverklaringen, kleurplaten en seksueel getinte uitingen aan het adres van aangeefster aangetroffen heeft verdachte de naam van aangeefster op zijn arm laten tatoeëren en heeft verdachte – ondanks een contactverbod in de PI - nog meermalen geprobeerd om in de buurt te komen van aangeefster. Hij is meerdere malen door toezichthouders bij de afdeling van aangeefster weggestuurd. Ook nadat verdachte in verband met die incidenten wordt overgeplaatst naar [naam PI] , blijft verdachte contact zoeken met aangeefster. Op 21 januari 2020 zijn er zeven enveloppen, versierd met vele hartjes, voor aangeefster naar [naam PI] gestuurd en op 31 maart 2020 en 14 april 2020 ontvangst aangeefster wederom brieven van verdachte. Vervolgens heeft verdachte op 14 juli 2020 tweemaal geprobeerd om aangeefster te bellen.
Met voorgaande gedragingen heeft verdachte aangeefster veelvuldig en op zeer ongepaste wijze lastiggevallen. Aangeefster heeft al op 12 november 2019 aangegeven dat het contact moest stoppen. Ook is vanuit de PI met hem besproken dat zijn gedrag moest stoppen en is hij om die reden in december 2019 overgeplaatst naar een andere PI. Verder heeft er op 5 februari 2020 een gesprek met de politie plaatsgevonden waarbij duidelijk is gemaakt dat verdachte moest stoppen met contact zoeken. Verdachte wist dan ook dat zijn gedrag ongewenst was, maar is desondanks doorgegaan met het zoeken van contact met aangeefster. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat het gedrag van verdachte grote impact op haar heeft gehad. Aangeefster denkt sindsdien vaak aan een rampscenario waarbij verdachte ineens voor haar staat. Ze weet niet wat ze kan verwachten en dat maakt haar bang.
Door zo te handelen heeft verdachte een stelselmatige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer 2] met het oogmerk haar te dwingen de hiervoor omschreven ongewenste contactmomenten met verdachte te dulden.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank feit 2 bewezen.
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte zich vóór 12 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan belaging. Pas vanaf 12 november 2019, toen aangeefster zijn huwelijksaanzoek afwees en hem vertelde geen contact meer te kunnen hebben, werd duidelijk voor verdachte dat zijn gedrag ongewenst was. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich na 14 juli 2020 nog schuldig heeft gemaakt aan belaging. Hij heeft weliswaar op 2 juli 2021 in een verhoor bij de politie verklaard dat hij een kindje met aangeefster wil, maar hij heeft in de daaraan voorafgaande periode van bijna een jaar geen contact meer met aangeefster gezocht. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hij in de periode van 15 april 2021 tot en met 19 juli 2021 te Zaanstad, en Vught, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- veelvuldig telefonisch contact op te nemen en voicemailberichten achter te laten, met (onder meer) teksten van de volgende aard:
- “ Goedenavond lieverd maar sorry dat ik je zo vaak bel maar ik kan je niet vergeten weet je. Ik moet nog effetjes 2 maandjes. Ik zou het leuk vinden om samen met je iets te doen. Ik wil leren wie je bent en wie je echt bent. Ik vind je fascinerend en ik bewonder je. Het is niet normaal dat ik het zo zeg weet je omdat ik je niet zie. Het is best moeilijk weet je en ik wil je best wel leren kennen weet je en moeten kijken hoe we dat moeten regelen maar ik zie je morgen zo niet dan houden we gewoon contact weet je het komt wel goed, dank je wel.” en
- " Ik hou van je." en
- " Slaap lekker." en
- " Schatje met.." en
- Miauwende geluiden te maken,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden;
2.
hij in de periode van 12 november 2019 tot en met 14 juli 2020 te Veenhuizen, Vught en/of te Zaanstad wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- een huwelijksaanzoek te doen en
- ( liefdes)brieven te sturen en
- te trachten contact op te nemen met die [slachtoffer 2] en
- een tatoeage met de naam van die [slachtoffer 2] heeft laten zetten
- tegenover de politie te verklaren dat hij, verdachte, verder met die [slachtoffer 2] wil en een kindje met die [slachtoffer 2] wil,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen en conclusies van psychiater T. den Boer en psychiater M.D. Beijer-Holtman, welke zijn neergelegd in het Pro Justitia rapport van 15 maart 2022.
De deskundigen hebben – kort gezegd – geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, tot uiting komend in een licht verstandelijke beperking en een autisme spectrum stoornis. Daarnaast is er ook sprake van een disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornis. Verdachte functioneert in termen van driftleven, grip op handelen en sociaal-emotionele vaardigheden op het niveau van een 3 tot 6-jarige. De gedragsproblemen zijn ernstig en structureel en overstijgen de gevolgen van de licht verstandelijke beperking en de autisme spectrum stoornis.
De tenlastegelegde feiten vonden plaats binnen detentie. Tijdens het onderzoek wordt duidelijk dat betrokkene de ernst van de hem ten laste gelegde feiten niet begrijpt en zich daarnaast niet laat aanspreken op dit gedrag. Binnen het Pieter Baan Centrum (PBC) wordt een identiek patroon van zoeken naar een partner gezien, terwijl betrokkene zich diverse keren uit op verbaal agressieve en seksueel grensoverschrijdende wijze. De dreiging die van hem uit kan gaan, heeft op het einde van het onderzoek geleid tot de noodzaak voor plaatsing in een isoleercel.
Diverse aspecten van de problematiek van verdachte spelen een directe rol in de totstandkoming van de feiten zoals ten laste gelegd. De gestagneerde ontwikkeling, zowel op intellectueel als sociaal-emotioneel gebied, draagt bij aan een onvermogen om op adequate wijze contact te leggen met anderen. Verdachte kan zich nagenoeg niet inleven in de ander en wordt dan ook niet door de reactie van de ander geremd.
Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd om het ten laste gelegde verminderd (en aan de hand van de voorheen gehanteerde 5-puntsschaal: sterk verminderd) toe te rekenen.
Ter terechtzitting zijn psychiater T. den Boer en psychiater M.D. Beijer-Holtman als deskundigen gehoord en zij hebben de inhoud van het rapport bevestigd.
De rechtbank neemt deze conclusies over en volgt het advies het bewezen verklaarde verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Omdat verder geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluiten, is verdachte strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat aan verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten 1 en 2 de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd voor de duur van maximaal vier jaar. Daarnaast moet volgens de officier van justitie aan verdachte de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot oplegging van tbs met dwangverpleging moet worden afgewezen, omdat oplegging van de maatregel disproportioneel is. De feiten die aan verdachte zijn tenlastegelegd zijn niet van dien aard dat ze oplegging van de ingrijpende maatregel van tbs met dwangverpleging – die gezien dient te worden als ultimum remedium – rechtvaardigen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om geen ongemaximeerde tbs-maatregel aan verdachte op te leggen, omdat er geen sprake is van een verdenking van een geweldsmisdrijf. Een ongemaximeerde tbs-maatregel kan enkel worden opgelegd bij een veroordeling voor een misdrijf dat gevaar veroorzaak voor de onaantastbaarheid van het lichaam.

7.3 Oordeel van de rechtbank

Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van een advocaat en een beeldend therapeut werkzaam in een penitentiaire inrichting. Verdachte heeft aangeefsters herhaaldelijk lastiggevallen en hun werkzaamheden op zeer hinderlijke wijze verstoord. De rechtbank merkt de belaging van het slachtoffer onder feit 2 gelet op de tatoeage die verdachte van haar naam heeft laten zetten in het bijzonder als indringend aan. Belaging is een zeer hinderlijk en angstaanjagend feit. Uit de aangiftes van de slachtoffers blijkt ook dat zij de handelswijze van verdachte zo hebben ervaren. Dat verdachte daar niet bij stil heeft gestaan en ondanks beëindigingsgesprekken is doorgegaan met het zoeken van contact, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 6 juli 2022 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en aan verdachte verschillende straffen en maatregelen – waaronder drie keer de isd-maatregel – aan verdachte zijn opgelegd. Deze straffen hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het in rubriek 6 genoemde Pro Justitia rapport en het reclasseringsadvies van 2 mei 2022 opgesteld door S. van Niekerken. Hieruit maakt de rechtbank het volgende op. Er is sprake van gecombineerde, ernstige en complexe psychopathologie met een belangrijke rol in de totstandkoming van de tenlastegelegde feiten. Het risico op soortgelijke feiten wordt ingeschat als hoog, aangezien verdachte het problematische karakter hiervan niet kan inzien. Tijdens zijn verblijf in het Pieter Baan Centrum zegt hij onder meer dat hij opnieuw zal gaan stalken, omdat ‘mannen jagers zijn en het normaal gedrag is’. Daarnaast wordt ook een risico op escalatie van ernst, in de zin van fysiek seksueel grensoverschrijdend gedrag gezien. Hij spreekt volgens de Pro Justitia rapportage onomwonden over de mogelijkheid daarvan. Verdachte mist probleembesef en wijst iedere vorm van hulpverlening af. Eerdere pogingen om te komen tot passende hulpverlening hebben niet geleid tot een afname van het risico. Gezien de chronische aard van de problematiek wordt een langdurige behandeling en begeleiding noodzakelijk geacht. Gezien de snelle ontregelbaarheid en de daarmee samenhangende agressieregulatieproblemen is een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk.
Het duurzame karakter van de ernstige beperkingen van verdachte en het veiligheidsrisico tijdens de behandeling maakt dat de noodzakelijk geachte behandeling en begeleiding enkel binnen het kader van de tbs-maatregel mogelijk is. Geadviseerd wordt daarom aan verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen. De reclassering heeft zich aan dit advies geconformeerd.
Gezien de chroniciteit van de beperkingen van verdachte en de daarmee samenhangende risico’s wordt daarnaast het opleggen van een GVM in overweging gegeven om verdachte langdurig – afhankelijk van de responsiviteit op behandeling – te kunnen begeleiden.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de psycholoog en psychiater en maakt die tot de hare.
Tbs met dwangverpleging
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen (artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht). Verdachte is onderzocht door een psychiater en psycholoog, die hebben vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde belagingen bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Belaging is daarnaast een misdrijf zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Verder is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen een gevaar vormt voor anderen. Hoewel verdachte de slachtoffers tot nu toe nooit fysiek heeft benaderd, is er naar het oordeel van de rechtbank – zo volgt uit het rapport van de psychiater en psycholoog – ook sprake van een aanzienlijk fysiek gevaar. Daarnaast is sprake van gevaar voor de psychische gezondheid van de slachtoffers.
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting en de inhoud van het Pro Justitia rapport overtuigd geraakt van de noodzaak van oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging. De problematiek van verdachte is ernstig en van chronische aard en het risico op recidive is hoog. Daarbij komt dat probleembesef bij verdachte mist en hij iedere vorm van hulpverlening afwijst. De rechtbank kan dan ook niet volstaan met een andere straf of maatregel als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd. De kans dat verdachte zich niet houdt aan voorwaarden, acht de rechtbank zeer groot. Daarnaast is behandeling binnen het kader van een zorgmachtiging niet passend gelet op het duurzame karakter van de ernstige beperkingen en het veiligheidsrisico. Tbs met dwangverpleging is de enige mogelijkheid om verdachte te behandelen, de maatschappij te beveiligen en het recidivegevaar zoveel mogelijk in te perken. De rechtbank realiseert zich dat het een verstrekkende en ingrijpende maatregel betreft, maar ziet mede gelet op het ontbreken van ziekte-inzicht en de ernst en duurzaamheid van de beperkingen bij verdachte geen mogelijkheid om de noodzakelijke behandeling in een lichter kader te realiseren. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van tbs met dwangverpleging recht doet aan de complexiteit van de problematiek van verdachte. Gelet op het voorgaande legt de rechtbank aan verdachte tbs met dwangverpleging op.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een sanctie op te leggen.
Gemaximeerde tbs
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de tbs-maatregel is beperkt tot vier jaar.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
De rechtbank ziet geen termen aanwezig om naast de tbs-maatregel met dwangverpleging een GVM op te leggen.
Contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank zal aan verdachte ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een contactverbod voor de duur van vijf jaren met aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opleggen als vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Iedere keer dat verdachte niet aan deze maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van veertien dagen, met een maximum van zes maanden. Daarbij zal de rechtbank bovendien bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is nu er, gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens voornoemde slachtoffers.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38e, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
telkens: belaging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van vijf Jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] en [slachtoffer 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2022.