ECLI:NL:RBAMS:2022:5441

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
22/335, 22/336 en 22/338
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting en afwijzing coulanceregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan over vier naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiseres, een inwoner van Muiden, zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd op 22 oktober 2021, 23 oktober 2021 en 28 oktober 2021, omdat eiseres geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was betaald. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de bestreden uitspraken van de heffingsambtenaar, die op 22 november 2021 het bezwaar ongegrond verklaarde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarop de rechtbank de zaak op zitting heeft behandeld.

Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij zich niet bewust was van het ingevoerde betaald parkeerregime bij station [plaats] en dat slechts één van de vier naheffingsaanslagen terecht was, welke zij ook had betaald. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de heffingsambtenaar de plicht heeft om parkeerders te informeren over het geldende parkeerregime, en dat dit regime ter plaatse duidelijk was aangegeven met borden en parkeerautomaten. Eiseres had dan ook kunnen en moeten zien dat er betaald moest worden voor het parkeren.

De rechtbank heeft verder overwogen dat, hoewel eiseres niet opzettelijk zonder betaling had geparkeerd, de verantwoordelijkheid voor het betalen van de parkeerbelasting bij haar ligt. De heffingsambtenaar heeft bovendien rekening gehouden met het coulancebeleid, dat maximaal vijf boetes toestaat voor onbetaald parkeren op dezelfde locatie. Aangezien eiseres niet aan deze voorwaarde voldeed, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/335, 22/336 en 22/338
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Muiden, eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Op 22 oktober 2021, 23 oktober 2021 en 28 oktober 2021 heeft verweerder een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan eiseres opgelegd.
In afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 22 november 2021 (de bestreden uitspraken) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Aan eiseres zijn drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, omdat zij ten tijde van controles op 19, 20 en 21 oktober 2021 geparkeerd stond met haar auto, terwijl voor dat parkeren geen parkeerbelasting was betaald. De vraag is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
2. Eiseres voert aan dat zij tijdens de vakantie de auto heeft geparkeerd bij station [plaats] , zonder zich ervan bewust te zijn dat daar inmiddels een betaald parkeerregime is ingevoerd. In totaal heeft zij vier naheffingsaanslagen parkeerbelasting gekregen, waarvan volgens eiseres slechts één terecht is. Die heeft zij dan ook betaald. Omdat de auto door vakantie niet verplaatst kon worden zijn de laatste drie naheffingsaanslagen volgens haar onterecht. Eiseres komt daarom in beroep tegen die drie.
3. Voorop staat dat de heffingsambtenaar de plicht heeft parkeerders te informeren over het ter plaatse geldende parkeerregime. Niet wordt betwist dat het betaald parkeerregime ter plaatste kenbaar is gemaakt door parkeerborden en parkeerautomaten. Eiseres had dan ook kunnen en moeten zien dat ter plaatse een betaald parkeerregime was ingevoerd. Dat eiseres niet met opzet geparkeerd heeft zonder te betalen wordt door de rechtbank niet betwist, maar de vraag is voor wiens risico dat moet komen. Feit is dat eiseres onbetaald geparkeerd stond. De heffingsambtenaar houdt rekening met gevallen waarin auto’s meerdere keren op dezelfde plek gescand worden. Zo volgt uit artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet, dat de heffingsambtenaar maar één naheffingsaanslag oplegt per dag dat geconstateerd wordt dat niet betaald is voor het parkeren. Daarnaast geldt er een coulancebeleid van maximaal vijf boetes voor een periode dat een auto achter elkaar onbetaald op dezelfde locatie staat. De heffingsambtenaar heeft op zitting toegelicht dat de auto van eiseres op 19 en 20 oktober 2021 meerdere keren gescand is, en voor die dagen is, overeenkomstig de wet, maar één naheffingsaanslag per dag opgelegd. Dan was er daarnaast nog het coulancebeleid van verweerder, maar daar valt eiseres buiten, omdat zij het aantal van vijf niet heeft gehaald. Het voorgaande betekent dat de betaling van de drie resterende naheffingen voor rekening en risico van eiseres komen.
4. Gelet op het voorgaande zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2022 door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.