Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
BEVEL VERLENGING AANHOUDING EX ARTIKEL 37 OLW
[opgeëiste persoon] ,
zij het tot en met 17 september 2022.
BESLISSING:
[opgeëiste persoon]voornoemd
tot en met 17 september 2022;
Rechtbank Amsterdam
Op 9 september 2022 heeft de rechtbank Amsterdam in een zaak betreffende de verlenging van de aanhouding van een opgeëiste persoon, die door de Belgische autoriteiten was aangehouden, uitspraak gedaan. De officier van justitie had een verlenging van de aanhouding gevorderd op basis van artikel 37 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank moest beoordelen of de omstandigheden die door de officier van justitie waren aangedragen als bijzonder konden worden aangemerkt, zodat een verlenging van de aanhouding gerechtvaardigd zou zijn. De feitelijke overlevering was door moeizame communicatie met de Belgische autoriteiten niet binnen de termijn van zes dagen na de aanhouding kunnen plaatsvinden. De rechtbank overwoog dat, hoewel de feitelijke overlevering niet binnen de termijn van zes dagen had plaatsgevonden, deze wel gepland stond voor 15 september 2022, wat binnen de termijn van artikel 23 van het Kaderbesluit 2002/584 viel. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die de officier van justitie had aangedragen, voldoende waren om de aanhouding te verlengen tot en met 17 september 2022. Het verzoek tot schorsing van de aanhouding werd afgewezen, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een schending van de rechten van de opgeëiste persoon zouden rechtvaardigen. De beslissing werd genomen door rechter mr. A.J. Scheijde, in aanwezigheid van griffier G.M. Vernooij-Tol.