ECLI:NL:RBAMS:2022:5437

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
13/751160-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de aanhouding op grond van artikel 37 OLW voor bepaalde tijd toegestaan

Op 9 september 2022 heeft de rechtbank Amsterdam in een zaak betreffende de verlenging van de aanhouding van een opgeëiste persoon, die door de Belgische autoriteiten was aangehouden, uitspraak gedaan. De officier van justitie had een verlenging van de aanhouding gevorderd op basis van artikel 37 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank moest beoordelen of de omstandigheden die door de officier van justitie waren aangedragen als bijzonder konden worden aangemerkt, zodat een verlenging van de aanhouding gerechtvaardigd zou zijn. De feitelijke overlevering was door moeizame communicatie met de Belgische autoriteiten niet binnen de termijn van zes dagen na de aanhouding kunnen plaatsvinden. De rechtbank overwoog dat, hoewel de feitelijke overlevering niet binnen de termijn van zes dagen had plaatsgevonden, deze wel gepland stond voor 15 september 2022, wat binnen de termijn van artikel 23 van het Kaderbesluit 2002/584 viel. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die de officier van justitie had aangedragen, voldoende waren om de aanhouding te verlengen tot en met 17 september 2022. Het verzoek tot schorsing van de aanhouding werd afgewezen, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een schending van de rechten van de opgeëiste persoon zouden rechtvaardigen. De beslissing werd genomen door rechter mr. A.J. Scheijde, in aanwezigheid van griffier G.M. Vernooij-Tol.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

BEVEL VERLENGING AANHOUDING EX ARTIKEL 37 OLW

Parketnummer: 13/751160-22
Op 9 september 2022 heeft de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam de verlenging van het bevel tot aanhouding gevorderd van de opgeëiste persoon:

[opgeëiste persoon] ,

geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] .
De justitiële autoriteiten van België hebben een aanhoudingsbevel met betrekking tot bovengenoemde persoon toegezonden. Bij uitspraak van 7 september 2022 heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.
Op 7 september 2022 heeft de officier van justitie een bevel tot aanhouding van de opgeëiste persoon voor de duur van drie dagen gelast en vervolgens het bevel tot aanhouding met een termijn van maximaal drie dagen verlengd, overeenkomstig artikel 37 Overleveringswet.
Dit bevel is van kracht tot 13 september 2022 om 12.35 uur.
In raadkamer van deze rechtbank van 9 september 2022 zijn gehoord de officier van justitie, alsmede de opgeëiste persoon en (telefonisch) diens raadsman.
De officier van justitie heeft toegelicht dat de opgeëiste persoon op 7 september 2022 met zijn koffer was verschenen bij de uitspraak van de rechtbank waarin zijn overlevering aan België werd toegestaan. Aangezien de beslistermijn van 90 dagen was verlopen, is er in zijn zaak geen bevel gevangenhouding met schorsing tot de uitspraak verleend.
De opgeëiste persoon is na de uitspraak aangehouden op grond van artikel 37 van de Overleveringswet. De feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische uitvaardigende autoriteit staat thans gepland op donderdag 15 september 2022. De communicatie met de Belgische (Franstalige) autoriteit verliep deze keer helaas uitermate stroef. Daarbij speelde een rol dat er aankomende week bijzonder veel opgeëiste personen aan België zullen worden overgedragen. Een en ander maakte dat de feitelijke overlevering niet eerder dan op 15 september a.s. kon worden gepland. Gelet op het feit dat de overlevering van de opgeëiste persoon op 7 september 2022 is toegestaan, maar de feitelijke overlevering door bijzondere omstandigheden niet binnen de termijn van de aanhouding van zes dagen kon plaatsvinden, is een verlenging noodzakelijk. Daarom wordt de verlenging van het bevel aanhouding voor de duur van tien dagen gevorderd, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 37, derde lid, OLW bepaalt dat een verlenging van de - door de officier van justitie reeds verlengde - aanhouding alleen kan geschieden wanneer de feitelijke overlevering door bijzondere omstandigheden niet binnen de termijn van zes dagen heeft kunnen plaatshebben.
De vraag die voorligt, is of de omstandigheden die de officier van justitie heeft aangedragen als bijzonder in de zin van artikel 37, derde lid, OLW kunnen worden aangemerkt. Daartoe dient genoemd artikel(lid) te worden uitgelegd en wel conform het Kaderbesluit 2002/584 van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (hierna: het Kaderbesluit). Artikel 23 van het Kaderbesluit bepaalt dat de feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon uiterlijk tien dagen na de definitieve beslissing betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel moet plaatsvinden. Als gevolg van de genoemde moeizame communicatie met de (Franstalige) Belgische uitvaardigende autoriteit heeft de feitelijke overlevering weliswaar niet binnen de (verlengde) termijn van aanhouding van zes dagen kunnen plaatsvinden, maar met de thans geplande feitelijke overdracht op 15 september 2022, wordt in elk geval binnen de termijn van artikel 23 van het Kaderbesluit gebleven. Deze termijn loopt immers tot en met 17 september 2022. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank een verlenging van de aanhouding wegens bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd,
zij het tot en met 17 september 2022.
Het mondelinge verzoek tot schorsing zal worden afgewezen. Indien, zoals in de onderhavige zaak, de overlevering reeds is toegestaan, kan alleen in uitzonderlijke gevallen tot schorsing worden beslist, zoals het geval dat voortzetting van de detentie zou leiden tot een (flagrante) schending van de rechten neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dat zich in deze zaak een dergelijk uitzonderlijk geval voordoet, is niet gebleken.

BESLISSING:

Verlengtde aanhouding op grond van artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet jo. artikel 37 OLW van
[opgeëiste persoon]voornoemd
tot en met 17 september 2022;

Wijst af het verzoek tot schorsing.

Aldus gedaan op 9 september 2022 door:
mr. A.J. Scheijde, rechter,
in tegenwoordigheid van G.M. Vernooij-Tol griffier.