ECLI:NL:RBAMS:2022:5415
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van het in vereniging binnen het grondgebied van Nederland brengen en voorhanden hebben van cocaïne
In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1975, die werd beschuldigd van het in vereniging binnen het grondgebied van Nederland brengen en voorhanden hebben van 1,017 kilogram cocaïne op 8 mei 2022 te Tilburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting op 2 augustus 2022 heeft plaatsgevonden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.J. Berghout, aanwezig waren. De verdediging stelde dat de rechtbank niet bevoegd was, omdat de verdachte zich niet in het arrondissement Amsterdam bevond op het moment dat de vervolging werd aangevangen. De rechtbank oordeelde echter dat de inverzekeringstelling in Amsterdam als een begin van de vervolging kan worden gezien, waardoor de rechtbank Amsterdam bevoegd was.
De verdediging voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim en dat de aanhouding onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat er voldoende bewijs was voor een redelijk vermoeden van schuld aan de verdachte, onder andere door getuigenverklaringen en telefoongesprekken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende verdenking was gerezen tegen de verdachte, maar kwam uiteindelijk tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen en gelastte de teruggave van in beslag genomen geldbedragen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de bevoegdheid en de rechtmatigheid van de aanhouding. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en de inbeslaggenomen bedragen teruggegeven, omdat er geen grond was voor verbeurdverklaring.