ECLI:NL:RBAMS:2022:5405

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
13/102383-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met verweer inzake detentieomstandigheden en asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Tsjechië op 25 april 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Tsjechië en gedetineerd in Nederland, heeft verweer gevoerd tegen zijn overlevering, onder andere met betrekking tot de detentieomstandigheden in Tsjechië en een aanhangige asielprocedure.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden beoordeeld. De advocaat van de opgeëiste persoon voerde aan dat er een risico op schending van artikel 11 OLW bestaat, maar de rechtbank oordeelde dat dit verweer niet onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve gegevens zijn die wijzen op onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Tsjechië.

Daarnaast werd het verweer dat de overlevering niet mocht plaatsvinden zolang de asielprocedure van de opgeëiste persoon loopt, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag geen grond biedt voor weigering van de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/102383-22
RK nummer: 22/2320
Datum uitspraak: 13 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 april 2022 door
the District Court for Prague 4(Tsjechië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Tsjechië) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst, omdat een tolk in de Tsjechische taal niet beschikbaar was vanwege een dubbele boeking.
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, voortgezet op de openbare zitting van 29 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich opnieuw doen bijstaan door zijn advocaat en door een tolk in de Tsjechische taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, te weten:
a detention order issued by a judge of the District Court for Prague 4van 22 april 2022 (referentie: 0 Nt 12009/2022).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Tsjechisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het aangekruiste betreft:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De advocaat heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon een risico op een flagrante schending van artikel 11 OLW loopt in detentie in Tsjechië als kwetsbare persoon en als levenslanggestrafte. Hiertoe wijst de advocaat op het rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van oktober 2018. De overlevering moet daarom worden geweigerd.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het verweer van de advocaat niet kan slagen. Niet is onderbouwd dat de opgeëiste persoon door zijn psychische toestand als kwetsbaar moet worden aangemerkt. Het enkele feit dat hij brieven naar de Tsjechische autoriteiten heeft gestuurd is hiertoe onvoldoende. Indien wordt aangenomen dat de opgeëiste persoon medische zorg nodig zou hebben, is de rechtbank van oordeel dat niet met objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens is onderbouwd dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat personen met psychische klachten die in Tsjechië zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld omdat behandeling van hun klachten niet mogelijk zou zijn. Het rapport van de CPT betreft immers een bezoek uit 2018, terwijl uit dit rapport overigens ook niet blijkt dat levenslang gestraften in erbarmelijke detentieomstandigheden zouden verkeren. De detentieomstandigheden vormen daarom geen beletsel voor de overlevering.

6.Overige verweren

De advocaat heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet mag worden overgeleverd zo lang zijn asielprocedure loopt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. De omstandigheid dat de opgeëiste persoon in Nederland asiel heeft aangevraagd, levert inderdaad geen grond op voor weigering van de overlevering (zie artikel 9, eerste en tweede lid, Richtlijn 2013/32/EU betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking), 26 juni 2013, PbEU L 180/60, en de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 oktober 2010, zaak C-306/09, ECLI:EU:C:2010:626 (I.B.), punt 43). Reeds om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van de vordering aan te houden totdat op de asielaanvraag is beslist.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court for Prague 4(Tsjechië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.