ECLI:NL:RBAMS:2022:5401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
13/751944-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot belastingfraude

Op 13 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Ekobrottsmyndigheten in Zweden. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 april 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar belastingfraude. De opgeëiste persoon, geboren in 1976, heeft de Nederlandse, Bosnische en Servische nationaliteit en is verdacht van het niet bijhouden van een administratie voor haar bedrijf in Nacka, Zweden, gedurende meerdere jaren. Tijdens de openbare zitting op 29 juni 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd de zaak besproken. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van de Overleveringswet (OLW) en de vereisten voor de genoegzaamheid van het EAB. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de feiten en dat de opgeëiste persoon duidelijk was geïnformeerd over de beschuldigingen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het EAB niet genoegzaam was en dat er geen sprake was van dubbele strafbaarheid. De rechtbank concludeerde dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Zweedse autoriteiten was gegeven met betrekking tot de uitvoering van een eventuele straf in Nederland. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751944-21
RK nummer: 22/2188
Datum uitspraak: 13 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 augustus 2021 door
Ekobrottsmyndigheten (Swedish Economic Crime Authority), Zweden (de rechtbank begrijpt
the Senior Prosecutorin Stockholm) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, die waarneemt voor mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse, Bosnische en Servische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrest warrant issued in her absence by Nacka District Court in Sweden on 24-08-2021 in case B 5925-21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Zweeds recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
De advocaat heeft aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat de feitsomschrijving vaag is en niet kan worden vastgesteld of de overlevering voor de overtredingsvariant of het misdrijf wordt gevraagd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de omschrijving in het EAB - mede in aanmerking genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van strafrechtelijk onderzoek - duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor haar overlevering wordt verzocht, namelijk betrokkenheid bij het niet-bijhouden van een administratie voor haar bedrijf in Nacka waardoor de accountants de boekhouding niet kunnen controleren in de periode 8 februari 2016 – 31 december 2016, 1 januari 2017 – 31 december 2017, 1 januari 2018 – 31 december 2018, 1 januari 2019 – 31 december 2019. Daarmee is voldaan aan de vereisten die de OLW aan het EAB stelt, zodat de rechtbank van oordeel is dat het feit genoegzaam is omschreven. Het verweer van de advocaat wordt verworpen.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn opgenomen.
De advocaat heeft aangevoerd dat het feit niet dubbel strafbaar is nu het een overtredingsvariant betreft en overlevering voor overtredingen niet mogelijk is.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat in het kader van artikel 7 OLW van belang is dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn moet zijn. De officier van justitie is daarbij van mening dat de verdenking naar Nederlands recht een misdrijf ex artikel 69 Algemene Wet Rijksbelastingen oplevert. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de feiten naar Nederlands recht strafbaar zijn. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdenking naar Nederlands recht de overtreding van artikel 68 Algemene Wet Rijksbelastingen oplevert. De feiten zijn derhalve dubbel strafbaar en dus is voldaan aan de eisen van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie niet voeren, meermalen gepleegd.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo zij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Prosecutor Generalheeft op 3 juni 2022 de volgende garantie gegeven:
Consequently, if [opgeëiste persoon] is convicted to a custodial sentence or detention order, [opgeëiste persoon] will be allowed to be returned to the Netherlands in order to serve the sentence after the judgment has gained legal force.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor genoemde garantie voldoende.
Artikel 9 OLW
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wat de overtredingsvariant betreft op grond van artikel 7 Wetboek van Strafrecht de verjaring niet hoeft te worden getoetst.
De rechtbank is van oordeel dat nu de overlevering wordt gevraagd van een Nederlander die in het buitenland verdacht wordt van een overtreding, Nederland conform artikel 7, eerste lid, Wetboek van Strafrecht geen rechtsmacht heeft en derhalve is de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW niet van toepassing.

6.Evenredigheid

De advocaat heeft aangevoerd dat het uitvaardigen van een EAB voor een overtreding een te zwaar middel is.
De rechtbank overweegt in lijn met eerdere uitspraken van deze rechtbank dat voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de Overleveringswet en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de Overleveringswet is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken.
Dat neemt niet weg dat overlevering in een concreet individueel geval onder omstandigheden onevenredig bezwarend kan zijn voor de opgeëiste persoon. Gelet op de stelselevenredigheid kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB echter slechts onder bijzondere omstandigheden slagen. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke belangen van de opgeëiste persoon is naar het oordeel van de rechtbank van zulke bijzondere omstandigheden in het onderhavige geval niet gebleken. Het verweer van de advocaat wordt dan ook verworpen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 68 Algemene wet inzake rijksbelastingen en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Ekobrottsmyndigheten (Swedish Economic Crime Authority), Zweden (de rechtbank begrijpt
the Senior Prosecutorin Stockholm) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.