Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting in de woning van zijn ouders. De brand vond plaats op 1 maart 2022 en leidde tot levensgevaar voor de aanwezigen in de woning, waaronder de ouders van de verdachte en zijn neef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment onder invloed van alcohol was, eerder had gedreigd met brandstichting en dat hij kort voor de brand in zijn slaapkamer was. De officier van justitie heeft op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs betoogd dat de verdachte opzettelijk de brand heeft gesticht. De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor opzet en dat de verklaringen van de ouders niet betrouwbaar zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor opzettelijke brandstichting en dat de verdachte verantwoordelijk is voor de gevaren die zijn handelen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en ter beschikking gesteld met dwangverpleging, rekening houdend met zijn psychische problemen en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de risico's voor herhaling in overweging genomen bij het opleggen van de straf.