ECLI:NL:RBAMS:2022:5387

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
13-115026-22 en 13-155957-20 (TUL) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van vuurwapens, munitie, harddrugs en hennep met vrijspraak voor handel in harddrugs

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van vuurwapens, munitie, harddrugs en hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 mei 2022 in Haarlem diverse vuurwapens en munitie van categorie II en III voorhanden heeft gehad, evenals mefedron, MDMA en hennep. De verdachte werd echter vrijgesproken van de handel in harddrugs, omdat het Openbaar Ministerie onvoldoende bewijs had gepresenteerd voor deze beschuldiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie in zijn woning, evenals van de harddrugs, en dat hij daarover beschikkingsmacht had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 1 september 2022, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en het gevaar dat deze voor de samenleving met zich meebrachten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-115026-22 en 13-155957-20 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 15 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Refos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. I. Appel naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij samen met een ander:
1: in de periode van 1 december 2021 tot en met 24 mei 2022 in Haarlem en/of Amsterdam opzettelijk cocaïne, MDMA, amfetamine, mefedron en/of 2C-B heeft geteeld, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad;
2: op 24 mei 2022 in Haarlem diverse vuurwapens en munitie van categorie II en III voorhanden heeft gehad;
3: op 24 mei 2022 in Haarlem opzettelijk mefedron en/of MDMA voorhanden heeft gehad;
4: op 24 mei 2022 in Haarlem opzettelijk meer dan 30 gram hasjiesj en meer dan 30 gram hennep voorhanden heeft gehad;
5: op 24 mei 2022 in Haarlem voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het opzettelijk in- of uitvoeren, vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van harddrugs door onder meer versnijdingsmiddel, weegschalen en verpakkingsmateriaal voorhanden te hebben.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie is ontvankelijk, behalve ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en mefedron op 24 mei 2022. Dit zal onder 4.3 verder worden toegelicht. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat feiten 2, 3, 4, en 5 bewezen verklaard kunnen worden en dat verdachte voor feit 1 kan worden vrijgesproken, met uitzondering van het bezit van MDMA en mefedron op 24 mei 2022. De officier van justitie heeft gesteld dat met de samenloop van het tenlastegelegde bezit van MDMA en mefedron onder 1 en 3 rekening kan worden gehouden in de bepaling van de strafmaat.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken voor feiten 1 en 5. Voor feit 1 geldt dat de politie op basis van aangetroffen chatberichten spreekt van een vermoeden van drugshandel, maar dat is niet voldoende voor een veroordeling. Voor het aanwezig hebben van cocaïne en 2C-B is er geen bewijs. Ten aanzien van het bezit van MDMA en mefedron is er een overlap met feit 3 en de raadsman verzoekt om bij een bewezenverklaring onder 3 het Openbaar Ministerie onder 1 hiervoor niet-ontvankelijk te verklaren. Voor feit 5 geldt dat er geen uitsluitsel is dat de goederen daar alleen voor overtreding van de Opiumwet hebben gelegen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten 1 en 5
Feit 1: Deels vrijspraak, deels Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk
De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs aangetroffen dat verdachte cocaïne, MDMA, amfetamine, mefedron of 2C-B heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd. De in het dossier opgenomen chatberichten die zijn uitgelezen uit de telefoon van Horta met een telefoonnummer waarvan de politie heeft vastgesteld dat dit nummer toebehoorde aan verdachte, zijn hiervoor onvoldoende en ook verder in het dossier bevindt zich geen bewijs hiervoor. Dat geldt ook voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, amfetamine en 2C-B.
De rechtbank zal wel bewezen verklaren dat verdachte op 24 mei 2022 opzettelijk mefedron en MDMA aanwezig heeft gehad. Nu dit eveneens onder feit 3 ten laste is gelegd en de rechtbank het onder dat feit bewezen zal verklaren, zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het deel van de tenlastelegging onder feit 1 dat hierop ziet. Dat ziet op hetzelfde feit en verdachte kan daar maar één keer voor vervolgd worden. Iemand tweemaal vervolgen voor hetzelfde feit is in strijd met artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5: Vrijspraak
De officier van justitie heeft gesteld dat er sprake is van voorbereidingshandelingen nu er goederen zijn aangetroffen die bij uitstek geschikt zijn voor het vervaardigen, bewerken of bereiden van drugs, in combinatie met aangetroffen middelen.
De rechtbank zal verdachte van het onder 5 ten laste gelegde vrijspreken. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte cocaïne of amfetamine in huis heeft gehad of dat hij daarin heeft gehandeld. Er is wel MDMA in de woning aangetroffen maar van handel daarin door verdachte is niet gebleken. De voorwerpen waarvan in de tenlastelegging het bezit wordt verweten zijn niet onlosmakelijk met MDMA en de handel daarin verbonden. In de gripzakjes zijn geen verboden middelen aangetroffen. De rechtbank vindt daarom dat de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen niet bewezen kunnen worden verklaard.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde
Feit 2:
Voor een bewoner geldt dat hij in beginsel wetenschap heeft van en beschikkingsmacht heeft over de goederen die zich in zijn woning bevinden. Dat kan anders zijn onder bijzondere omstandigheden. Verdachte heeft verklaard dat hij de tas die in zijn woning is gevonden en waarin wapens en munitie zaten, voor anderen in bewaring heeft genomen en dat hij niet wist wat er in de tas zat. Die verklaring vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Op één van de wapens - de gas-/alarmrevolver - is namelijk een DNA-mengprofiel van twee personen aangetroffen en de kans dat één van die DNA-profielen van verdachte is, is extreem veel waarschijnlijker dan dat dat profiel aan een ander persoon toebehoort. Zonder redelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van zijn DNA-profiel op dat wapen, houdt de rechtbank het ervoor dat hij dat wapen heeft aangeraakt terwijl dat zich bij hem thuis bevond en dat hij daarmee ook wetenschap heeft gekregen van de overige wapens en munitie in de tas. Verdachte heeft gelet op deze omstandigheden wetenschap gehad van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie en hij heeft daar ook de beschikkingsmacht over gehad. Dat deze wapens mogelijk niet aan hem maar aan een ander toebehoorden, doet daaraan niet af.
Feit 3:
Ook voor de aangetroffen mefedron en MDMA geldt als uitgangspunt dat verdachte als bewoner van de woning daarmee bekend was en hij ook de mogelijkheid heeft gehad om daarover te beschikken. Verdachte heeft ten aanzien hiervan ook verklaard dat hij die in bewaring had voor een ander, maar hij heeft niet verklaard dat hij niet wist wat hij in bewaring nam. Dat verdachte wel wist dat hij harddrugs in huis had volgt ook uit zijn verklaring dat de persoon van wie de drugs waren die open en bloot in een openstaande tas midden op het aanrecht heeft achtergelaten terwijl verdachte thuis was. Verbergen van de inhoud was in zijn of haar relatie tot verdachte kennelijk niet nodig. Verdachte heeft dus wetenschap van, en beschikkingsmacht over, deze harddrugs gehad.
Feit 4
Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de harddrugs geldt ook voor de softdrugs. Ook hier heeft verdachte verklaard dit voor een ander te bewaren, maar heeft hij niet verklaard dat hij niet wist wat er in die tas zat. Hierbij komt dat geverbaliseerd is dat er een heel sterke hennepgeur in de slaapkamer hing. Het kan niet anders dan dat verdachte, die in die kamer sliep, heeft geconstateerd dat die lucht afkomstig was van hetgeen zich in die tas bevond. De rechtbank stelt gelet op deze omstandigheden vast dat verdachte als bewoner ook met de aangetroffen hennep bekend was en dat hij de mogelijkheid heeft gehad om daarover te beschikken. Hij heeft daarmee wetenschap van en beschikkingsmacht gehad over de aangetroffen hennep.
De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs aangetroffen dat verdachte de bewezenverklaarde feiten samen met een ander heeft begaan, zodat de rechtbank hem zal vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 2:
op 24 mei 2022 te Haarlem een wapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie te weten een (machine)pistool, van het merk Agram, model 2000, kaliber 9x19 mm (synoniem 9 mm luger), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en munitie van categorie III, te weten patronen (itemnummer 6190241) van het kaliber 9x19 mm (synoniem 9 mm luger)
en een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas-/alarmrevolver, van het merk Colt, model Detective Special, kaliber 9 mm R Knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn (kaliber 9 x 19 mm, bestemd voor een machinepistool van het merk Stengun en/of daarvan afgeleide modellen), zijnde een onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een machinepistool en munitie van categorie III, te weten diverse patronen (itemnummer 6190258) van onder meer 9x19 mm (synoniem 9 mm luger) en 7,62x39 mm (onder meer geschikt voor een AK-47) en 9x17 mm (synoniem .380 auto/ 9mm kort) en 6,35 mm (synoniem .25 auto) en .22 lr en munitie van categorie II onder 4, te weten patronen (zogeheten expanderende munitie, itemnummer 6190261) van het kaliber 9x19mm (synoniem 9 mm luger), voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
op 24 mei 2022 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende mefedron en MDMA (itemnummers 82458 en 82459A en 82459B), zijnde mefedron en MDMA, in elk geval telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4:
op 24 mei 2022 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, waaronder item 6190659, te weten 3358 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar deel van uit.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een op te leggen gevangenisstraf te beperken tot hooguit 12 maanden, mogelijk te combineren met een fors voorwaardelijk deel en eventueel een taakstraf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn woning opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs en diverse vuurwapens en munitie, waaronder een geladen automatisch vuurwapen. Verdachte heeft verklaard dat hij al deze illegale goederen voor anderen tegen een vergoeding heeft bewaard. De rechtbank acht het waarschijnlijk dat de woning van verdachte fungeerde als stash house waar verdovende middelen werden bewaard die voor verdere distributie bestemd waren. Niet valt uit te sluiten dat de aangetroffen wapens aanwezig waren om die drugs zo nodig met geweld te bewaken. Zowel het gebruik van harddrugs als de ongecontroleerde aanwezigheid van vuurwapens vormt een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging in de samenleving. Dit veroorzaakt een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft hier een bijdrage aan geleverd door zijn handelen. Dit zijn ernstige feiten en verdachte dient hiervoor een straf te krijgen.
De rechtbank heeft gekeken naar het reclasseringsrapport van 29 augustus 2022. Reclasseringswerker D.B.B. Kleindijk schrijft hierin dat de reclassering het recidiverisico hoog inschat. Risicofactoren zijn dat het vertrouwen van verdachte in gezagsfiguren is geschaad, dat verdachte te laat hulp kan vragen als hij het nodig heeft en dat hij hoge schulden heeft. Verdachte dient zich verder te ontwikkelen in assertiviteit en in het overzien van de gevolgen van zijn handelen. Beschermende factoren zijn de betrokkenheid van zijn vader, het zoontje van verdachte en zijn bereidheid om te werken. Verdachte staat open voor hulpverlening.
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank het wenselijk dat aan verdachte, naast een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd en dat daaraan de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Verdachte zal dan na zijn detentie hulp van de reclassering kunnen aannemen bij zijn terugkeer in de maatschappij. De rechtbank zal in alinea 9 de tenuitvoerlegging van een reeds eerder gegeven voorwaardelijk strafdeel gelasten, waardoor het wederom opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel niet in de rede ligt. Mede gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden en het feit dat de tenuitvoerlegging betrekking heeft op een straf die is opgelegd voor een andersoortig delict ziet de rechtbank echter voldoende aanleiding om opnieuw een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, waaronder het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, in dit geval passend.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: zoals weergegeven in
bijlage IIIbij dit vonnis.
8.1.
Verbeurdverklaring
Voorwerpen: 12, 14, 19, 21, 57 tot en met 59, 61 en 62, zijnde verpakkingsmaterialen/tassen.
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan/en of de voorwerpen voor het begaan van een misdrijf bestemd kunnen worden, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
8.2.
Onttrekking aan het verkeer
Voorwerpen: 1, 11, 13, 63, zijnde MDMA, hennep en mefedron.
Voorwerpen: 51 tot en met 56, zijnde wapens en munitie.
Nu deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Voorwerpen: 2 tot en met 10, 15 tot en met 18, 20, 22 tot en met 50 en 60
Nu deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 16 augustus 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-155957-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 10 september 2020 van de politierechter van de Rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht om de vordering toe te wijzen. De raadsman heeft geen verweer ten aanzien van de vordering gevoerd.
Het is de rechtbank gebleken dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 11 en 13a van de Opiumwet en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde op 24 mei 2022 opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en mefedron.
Verklaart het verder onder 1 en het onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd,
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan een COVA-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op het vergroten van zijn cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft bij Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
Voorwerpen: 12, 14, 19, 21, 57 tot en met 59, 61 en 62
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. tot en met 11, 13, 15 tot en met 18, 20, 22 tot en met 56, 60 en 63
Gelast de
tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 10 september 2020, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van
twee weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2022.