Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 1], tevens als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige kinderen:
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 januari 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 4 mei 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 14 juli 2022.
2.De feiten
(…) Bij alle vier de kinderen lijkt sprake te zijn van een gespleten loyaliteit (kinderen kunnen niet openlijk loyaal zijn aan beide ouders en kiezen uiteindelijk voor één ouder, ten koste van de andere).(…)
(…). De ernstig bedreigde ontwikkeling (…) is gelegen in de conflictueuze situatie tussen de ouders, waarin de kinderen geen contact met moeder hebben en haar volledig uit hun leven hebben verbannen en de nu al zichtbare invloed die dit heeft op de sociaal- emotionele en identiteitsontwikkeling. Tevens is het noodzakelijk dat er zicht komt op de veiligheid in de thuissituatie bij beide ouders (…)”.
[naam 3] zijn als jeugdzorgwerkers van WSS bij het gezin betrokken geweest.
[eiser 1] , de rechtbank] zich gedurende de ondertoezichtstelling dusdanig heeft gedragen dat in ieder geval de gezinsvoogd [
van WSS, de rechtbank] zich door de vader bedreigd heeft gevoeld. Hierdoor was het voor de WSS niet mogelijk om de ondertoezichtstelling goed uit te voeren en zicht te krijgen op de kinderen en evenmin zicht te krijgen op de veiligheid van de kinderen. Mede gelet op het agressieve en dwingende gedrag van de vader zijn de zorgen van de WSS over de veiligheid van de kinderen toegenomen. De kinderrechter onderschrijft deze zorgen over de kinderen. De zorgen maken het noodzakelijk dat de kinderen uit huis geplaatst worden. Er zijn bovendien ernstige zorgen over het feit dat de kinderen al lange tijd geen contact hebben met de moeder en met name, omdat alle kinderen ieder voor zich stellig blijven in hun mening ook in de toekomst geen enkel contact meer met de moeder te willen hebben. Het is gedurende de ondertoezichtstelling de gezinsvoogd/hulpverlening niet gelukt om meer zicht te krijgen op de opvoedingssituatie van de kinderen bij de vader en om in gesprek te gaan met hen. Het is daarom nog steeds onduidelijk of de kinderen vrij zijn om hun mening te geven over of zij wel of niet omgang met de moeder willen of dat zij hierin beïnvloed zijn door de vader. (…) Er zijn grote zorgen over het feit dat alle kinderen hun moeder categorisch afwijzen. De kinderrechter onderschrijft dan ook met het standpunt van het LET dat onderzoek naar de problematiek binnen het gezinssysteem waarin de kinderen opgroeien, moet plaatsvinden vanuit een neutrale plek. Hiervoor is tijd nodig. De kinderen hebben rust nodig en moeten kunnen stabiliseren, voordat onderzoek kan worden gedaan naar de (onderliggende) problematiek en naar wat het meest in hun belang is. Bovendien moeten de contacten vervolgens met beide ouders stapsgewijs kunnen worden opgebouwd, als dat in het belang is van de kinderen. (…). Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [kind 3] , [kind 2] [
, de rechtbank], [kind 1] [
, de rechtbank] en [eiser 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (…).”
WSS, de rechtbank], hebben er mede voor gezorgd dat de GI ernstig belemmerd is in haar werkzaamheden in het kader van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Het hof acht het niet acceptabel dat de vader zich op een zodanige manier jegens de gezinsvoogd, maar ook anderen heeft opgesteld, dat zij zich bedreigd voelden. Ook heeft de vader niet juist gehandeld door de gezinsvoogd geen zicht te geven op zijn situatie en die van de kinderen. Daar staat tegenover dat het voorafgaande aan de uithuisplaatsing redelijk leek te gaan met de kinderen, geen sprake was van schoolverzuim, de kinderen naar diverse (sport)clubs gingen en de school geen grote zorgen signaleerde. In het voordeel van de vader spreekt dat hij goed heeft meegewerkt aan de intake van [eiser 2] bij de Woodbrookers [
de gesloten instelling waar [eiser 2] verbleef, de rechtbank]. Verder lijkt de benadering van de vader door medewerkers van het LET beter aan te sluiten bij wat de vader in de communicatie nodig heeft. De vader heeft desgevraagd ter zitting uitdrukkelijk toegezegd dat hij in het vervolg - dus eveneens bij eventuele thuisplaatsing van de kinderen - zal meewerken aan de onderzoeken die in het belang van de kinderen nodig zijn, ook als de moeder daarbij betrokken wordt. Aldus lijkt er een prille doorbraak te zijn in de relatie van de vader met de hulpverlening, zij het dat aan het onderlinge vertrouwen nog flink moet worden gewerkt. In dat kader geeft het hof de vader in overweging om iemand te vragen hem bij te staan in de communicatie met de GI, bijvoorbeeld zijn advocaat en./of een persoonlijk begeleider/maatschappelijk werker.
3.Het geschil
4.De beoordeling
op het moment van het verzoekbekend waren. De rechtbank moet daarom beoordelen of WSS met haar verzoek van 3 maart 2017 in redelijkheid de inschatting mocht maken dat er sprake was van een voor de kinderen zodanig ernstige situatie, dat het in hun belang zou zijn dat zij uit huis zouden worden geplaatst (artikel 1:265b lid 1 BW).
dat momentin redelijkheid de inschatting had mogen maken zoals zij heeft gedaan (zie rechtsoverweging 4.3).
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)