ECLI:NL:RBAMS:2022:5353

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
13-326480-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met vuurwapen in woning met geweld en bedreiging

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die op 3 december 2021 samen met een medeverdachte een gewapende overval heeft gepleegd in de woning van een bekende. De verdachte is veroordeeld tot 39 maanden gevangenisstraf voor diefstal met geweld en vuurwapenbezit. Tijdens de overval werd het slachtoffer, die 35.500 euro in zijn woning had, met een vuurwapen bedreigd en fysiek aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een plan hadden gemaakt om het geld te stelen, waarbij ze het slachtoffer met geweld hebben vastgebonden en geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door bewijs uit chats op de telefoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de overval op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft bekend aanwezig te zijn geweest tijdens de overval, maar ontkent meer geweld te hebben gebruikt dan een duw. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook verschillende in beslag genomen voorwerpen behandeld, waaronder een pistool dat is gebruikt tijdens de overval.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-326480-21
Datum uitspraak: 14 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ookn kennisgenomen van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij] en de toelichting daarop van mr. S. Bijl, advocaat van de benadeelde partij.
De zaak is tegelijk op zitting behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 13-326496-21). De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het samen met een ander op 3 december 2021 plegen van
diefstal met geweld van € 35.500,- van [benadeelde partij] , door onder bedreiging van een vuurwapen om geld te vragen en [benadeelde partij] vast te binden, te schoppen en te slaan;
vuurwapenbezit, namelijk een pistool van het merk BBM, kaliber 9 mm.
De tenlastelegging staat in bijlage I.

3.De waardering van het bewijs

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld waarbij met een vuurwapen is gedreigd. Dat vuurwapen hebben zij gezamenlijk voorhanden gehad.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II vast dat [medeverdachte] en aangever [benadeelde partij] eind november 2021 hebben afgesproken dat zij een bedrag van € 35.500,- zouden wisselen. Op 26 november 2021 heeft aangever via WhatsApp aan [medeverdachte] laten weten dat hij 710 x € 50,- nodig heeft, € 35.500,- totaal. In de telefoon van verdachte zijn twee gesprekken aangetroffen in ‘Signal’; met [bijnaam 1 medeverdachte] en met [bijnaam 2 medeverdachte] . De rechtbank stelt vast dat het in beide gevallen om [medeverdachte] gaat. [bijnaam 1 medeverdachte] appt met het nummer dat bij [medeverdachte] in gebruik is. Op de dag dat de chat met [bijnaam 1 medeverdachte] eindigt met “verwijder deze nu”, start de chat met [bijnaam 2 medeverdachte] , met daarin informatie die tussen [medeverdachte] en aangever is uitgewisseld. [medeverdachte] vraagt op 3 december 2021 via WhatsApp aan aangever voor hoeveel mensen hij koffie moet meenemen. Kort nadat aangever heeft laten weten dat één koffie genoeg is, stuurt [bijnaam 2 medeverdachte] ( [medeverdachte] ) aan verdachte “1 koffie”. Op 26 november 2021 stuurt [medeverdachte] een screenshot van het WhatsAppgesprek met aangever over het te wisselen geldbedrag aan verdachte. In het gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] daarna bespreken zij hoe aangever kan worden beroofd; op 28 november 2021 zegt [medeverdachte] “beter pakken we deze gewoon snel”. Op 30 november 2021 bespreken zij of aangever het geld bij zich heeft en of verdachte het buiten kan doen, daarvoor zou [medeverdachte] dan de locatie van de auto geven. Verdachte stelt dan voor dat [medeverdachte] daarheen gaat en verdachte hen allebei zal pakken. Op 2 december 2021 appt [medeverdachte] aan verdachte op de vraag wat hij in gedachten had: “gun in mijn rug, aanbellen en mijn tas en zijn spullen mee”. Zij spreken uiteindelijk af dat ze naar het huis van aangever in de Govert Flinckstraat gaan.
Aangever heeft verteld dat hij op 3 december 2021 een afspraak had met [medeverdachte] om geld te wisselen. [medeverdachte] kwam binnen met koffie en kort daarna kwam een andere man, met een vuurwapen, binnen. Deze man richtte het wapen op hem. [medeverdachte] heeft aangever met tiewraps vastgebonden en is op hem gaan liggen. De man heeft aangever geschopt en geslagen. Aangever heeft letsel. De man was op zoek naar het geld en heeft dat op aanwijzen van [medeverdachte] ook gevonden en meegenomen. Aangever is hem achterna gegaan toen hij de woning verliet. De politie heeft op aanwijzing van aangever verdachte aangehouden. In de buurt bij de plek van aanhouding is een omgebouwd gaspistool aangetroffen. Bij de woning van aangever is [medeverdachte] aangehouden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de gewapende man in de woning van aangever was. Op de zitting heeft verdachte bekend gewapend in de woning van aangever te zijn geweest en het geld te hebben gepakt. Hij ontkent dat hij daarbij meer geweld heeft gebruikt dan een duw. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] geweld heeft gebruikt. De verklaring van aangever vindt de rechtbank betrouwbaar omdat de verklaring op belangrijke punten ondersteund wordt door de chats op de telefoon van verdachte. Het gepleegde geweld vindt daarnaast ondersteuning in de foto’s van het letsel bij aangever. De rechtbank vindt dat gezien het gezamenlijke plan en de grote kans dat aangever zich tegen de beroving zou verzetten, ook dat verdachte opzet heeft gehad op het door [medeverdachte] gebruikte geweld. Dat geweld was gericht op het bemachtigen en behouden van de gezamenlijke buit. Vanuit hetzelfde gezamenlijke plan en de gezamenlijke uitvoering daarvan vindt de rechtbank ook bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] het wapen voorhanden heeft gehad.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
1. op 3 december 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen € 35.500,-, toebehorende aan [benadeelde partij] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte met zijn mededader naar de woning van die [benadeelde partij] is toegegaan en hij of zijn mededader een vuurwapen op die [benadeelde partij] heeft gericht, tegen die [benadeelde partij] heeft geroepen/gezegd: “Geef me je geld. Ik wil je geld, waar is het geld.”, een vuurwapen tegen de borst van die [benadeelde partij] heeft gedrukt, de handen en voeten van die [benadeelde partij] met tiewraps heeft vastgebonden, die [benadeelde partij] meermalen tegen het hoofd heeft geschopt, die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en vastgehouden, met die [benadeelde partij] heeft geworsteld en op die [benadeelde partij] is gaan liggen;
2. hij op 3 december 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een vuurwapen van Categorie III, te weten een pistool van het merk BBM, kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad.

5.De straf

De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de overval qua strafwaardigheid eerder te vergelijken is met een overval op een winkel of een bank of eventueel een straatroof dan met een woningoverval. Daar hoort dus een lagere straf bij. De omstandigheden dat verdachte het wapen kort voor de overval had gekregen, in het wapen geen kogels of een magazijn zat en het vooraf ook niet de bedoeling was dat er geweld zou worden gebruikt, moeten strafmatigend werken. Ook het ontbreken van een relevant strafblad, de wens van verdachte om een niet-crimineel bestaan te leiden, en de stappen die hij daarvoor al heeft ondernomen moeten in het voordeel van verdachte worden meegewogen. Bovendien heeft verdachte bekend, heeft hij de situatie en de impact voor het slachtoffer verkeerd ingeschat en heeft hij spijt betuigd voor wat er is gebeurd.
De straf die de rechtbank oplegt, is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning van een bekende van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft in samenspraak met verdachte aangever met een heleboel geld, zogenaamd om het te wisselen, naar de woning gelokt. Vervolgens is verdachte met [medeverdachte] meegegaan naar de woning en heeft hij een pistool op het slachtoffer gericht. Aangever is vastgebonden, geschopt en geslagen. De beroving is een traumatische ervaring voor hem geweest. Uit de slachtofferverklaring komt duidelijk naar voren dat hij nog steeds erg aangedaan is door deze gebeurtenis en nog dagelijks last heeft van de gevolgen ervan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling over strafoplegging hebben gemaakt. Voor een overval in een woning waarbij sprake is van bedreiging en/of licht geweld geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie jaar. Bij meer/zwaarder geweld is het uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf jaar. Strafverzwarende omstandigheden zijn het dreigen met een vuurwapen, de samenwerking tussen verdachte en medeverdachte en dat zij berekend te werk zijn gegaan. Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om het feit te waarderen als een feit waarop minder strafbedreiging staat, zoals een straatroof. De rechtbank vindt in beginsel een gevangenisstraf van drieënhalf jaar (tweeënveertig maanden) voor een overval onder deze omstandigheden passend.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij bekend heeft en tot op zekere hoogte opening van zaken heeft gegeven. Ook heeft de rechtbank de indruk dat verdachte zich bewust is van de impact die zijn handelen op het slachtoffer heeft gehad en heeft hij hierover zijn spijt betuigd.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van negenendertig maanden passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

6.De lijst met in beslag genomen voorwerpen

De zwarte iPhone 6 van verdachte wordt verbeurd verklaard, omdat hiermee de overval is gepland.
Het in beslag genomen pistool wordt aan het verkeer onttrokken worden omdat de overval met behulp hiervan is gepleegd en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Onder verdachte is € 35.500,- in beslag genomen. De officier van justitie heeft gevorderd het geld verbeurd te verklaren. Aangezien dit geld van [benadeelde partij] is, zal het aan hem worden teruggegeven.
De zwarte iPhone 8 die bij verdachte in beslag genomen is, moet aan hem worden teruggeven aangezien niet gebleken is dat deze iPhone is gebruikt om de overval mee te plannen.
De overige voorwerpen waarover de officier van justitie een beslissing heeft gevraagd (een wapenkoffer en een schietbeker), zijn niet onder verdachte in beslag genomen. De rechtbank neemt hierover dus geen beslissing.

7.De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

, het slachtoffer, heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd. Hij vordert een materiële-schadevergoeding van € 119,66 (eigen risico i.v.m. laboratoriumonderzoeken op 23 maart 2022: € 64,61 + tandartskosten: € 55,05) en een immateriële-schadevergoeding van € 15.000,-. De benadeelde partij vordert daarnaast € 5.000 voor eventuele toekomstige kosten.
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht door de gewapende overval. De rechtbank wijst de vordering van de tandartskosten toe. Dit deel van de vordering is niet betwist en de kosten komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf 3 december 2021, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot vergoeding van het eigen risico. De vordering is op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Het is onvoldoende duidelijk of er voldoende verband bestaat tussen de gevolgen van de overval en de laboratoriumonderzoeken. Als de benadeelde partij de gelegenheid zou krijgen om de schade nader te onderbouwen, zou de strafzaak moeten worden aangehouden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Hetzelfde geldt voor de toekomstige kosten. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht door de gewapende overval. De rechtbank waardeert de immateriële schade naar billijkheid op € 3.000,-. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf 3 december 2021. Voor het overige moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard nu meer schade niet is komen vast te staan.
Hoofdelijk
De rechtbank legt de verplichting tot het betalen van de schade hoofdelijk op. Dat betekent dat verdachte en zijn mededader, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de schade, allebei voor het totaal toegewezen bedrag zij aan te spreken. Als de één volledig heeft betaald, hoeft de ander dat niet meer te doen. Eventuele verrekening kunnen zij onderling regelen.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt in het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij] ook de schadevergoedingsmaatregel op. De benadeelde partij hoeft zo niet zelf de toegewezen vordering bij verdachte te innen.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 55, eerste lid, en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
39 (negenendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot € 55,05 (vijfenvijftig euro en vijf cent) aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 december 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] , aan de Staat € 3.055,05 (drieduizend vijfenvijftig euro en vijf cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 december 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en volledig verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 40 (veertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart verbeurd: een zwarte iPhone 6.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een pistool.
Gelast de teruggave aan verdachte van: een zwarte iPhone 8.
Gelast de teruggave van € 35.500,- aan: [benadeelde partij] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. J. Huber en B.G.L. van der Aa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.