ECLI:NL:RBAMS:2022:5352

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
13-326496-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met vuurwapen in Amsterdam met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die op 3 december 2021 samen met een medeverdachte een gewapende overval heeft gepleegd in Amsterdam. De verdachte is veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf voor diefstal met geweld en vuurwapenbezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever met een vuurwapen hebben bedreigd en hem hebben beroofd van € 35.500,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte actief betrokken was bij het plannen en uitvoeren van de overval, waarbij hij de aangever naar zijn woning heeft gelokt onder het voorwendsel van een geldwissel. Tijdens de overval is de aangever met tiewraps vastgebonden, geschopt en geslagen, wat heeft geleid tot aanzienlijke immateriële schade voor het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 42 maanden, waarbij de verdachte geen invoelingsvermogen toonde voor de gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-326496-21
Datum uitspraak: 14 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in het [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.F. Bakker, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij] en de toelichting daarop van mr. S. Bijl, advocaat van de benadeelde partij.
De zaak is tegelijk op zitting behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 13-326480-21). De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het samen met een ander op 3 december 2021 plegen van
diefstal met geweld van € 35.500,- van [benadeelde partij] , door onder bedreiging van een vuurwapen om geld te vragen en [benadeelde partij] vast te binden, te schoppen en te slaan;
vuurwapenbezit, namelijk een pistool van het merk BBM, kaliber 9 mm.
De tenlastelegging staat in bijlage I.

3.De waardering van het bewijs

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld waarbij met een vuurwapen is gedreigd. Dat vuurwapen hebben zij gezamenlijk voorhanden gehad.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II vast dat verdachte en aangever [benadeelde partij] eind november 2021 hebben afgesproken dat zij een bedrag van € 35.500,- zouden wisselen. Op 26 november 2021 heeft aangever via WhatsApp aan verdachte laten weten dat hij 710 x € 50,- nodig heeft, € 35.500,- totaal. In de telefoon van [medeverdachte] zijn twee gesprekken aangetroffen in ‘Signal’; met [bijnaam 1 verdachte] en met [bijnaam 2 verdachte] . De rechtbank stelt vast dat het in beide gevallen om verdachte gaat. [bijnaam 1 verdachte] appt met het nummer dat bij verdachte in gebruik is. Op de dag dat de chat met [bijnaam 1 verdachte] eindigt met “verwijder deze nu”, start de chat met [bijnaam 2 verdachte] , met daarin informatie die tussen verdachte en aangever is uitgewisseld. Verdachte vraagt op 3 december 2021 via WhatsApp aan aangever voor hoeveel mensen hij koffie moet meenemen. Kort nadat aangever heeft laten weten dat één koffie genoeg is, stuurt [bijnaam 2 verdachte] (verdachte) aan [medeverdachte] “1 koffie”. Op 26 november 2021 stuurt verdachte een screenshot van het WhatsAppgesprek met aangever over het te wisselen geldbedrag aan [medeverdachte] . In het gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] daarna bespreken zij hoe aangever kan worden beroofd; op 28 november 2021 zegt verdachte “beter pakken we deze gewoon snel”. Op 30 november 2021 bespreken zij of aangever het geld bij zich heeft en of [medeverdachte] het buiten kan doen, daarvoor zou verdachte dan de locatie van de auto geven. [medeverdachte] stelt dan voor dat verdachte daarheen gaat en [medeverdachte] hen allebei zal pakken. Op 2 december 2021 appt verdachte aan [medeverdachte] op de vraag wat hij in gedachten had: “gun in mijn rug, aanbellen en mijn tas en zijn spullen mee”. Zij spreken uiteindelijk af dat ze naar het huis van aangever in de Govert Flinckstraat gaan.
Aangever heeft verteld dat hij op 3 december 2021 een afspraak had met verdachte om geld te wisselen. Verdachte kwam binnen met koffie en kort daarna kwam een andere man, met een vuurwapen, binnen. Deze man richtte het wapen op hem. Verdachte heeft aangever met tiewraps vastgebonden en is op hem gaan liggen. De man heeft aangever geschopt en geslagen. Aangever heeft letsel. De man was op zoek naar het geld en heeft dat op aanwijzen van verdachte ook gevonden en meegenomen. Aangever is hem achterna gegaan toen hij de woning verliet. De politie heeft op aanwijzing van aangever [medeverdachte] aangehouden. In de buurt bij de plek van aanhouding is een omgebouwd gaspistool aangetroffen. Bij de woning van aangever is verdachte aangehouden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte van meet af aan betrokken was bij het plan om aangever van zijn geld te beroven. Verdachte was degene die met het idee kwam. In de chats tussen verdachte en [medeverdachte] wordt expliciet gesproken over een wapen. Zij hadden dus opzet op het bedreigen met een wapen. De rechtbank vindt dat gezien het gezamenlijke plan en de grote kans dat aangever zich tegen de beroving zou verzetten, beiden opzet hebben gehad op het gebruikte geweld. Dat geweld was gericht op het bemachtigen en behouden van de gezamenlijke buit. Uit het dossier blijkt dat verdachte zelf ook geweldshandelingen heeft verricht door op aangever te gaan liggen en hem tegen te houden op momenten dat hij zich tegen [medeverdachte] wilde verweren. Vanuit hetzelfde gezamenlijke plan en de gezamenlijke uitvoering daarvan vindt de rechtbank ook bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] het wapen voorhanden heeft gehad.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
1. op 3 december 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen € 35.500,-, toebehorende aan [benadeelde partij] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte met zijn mededader naar de woning van die [benadeelde partij] is toegegaan en hij of zijn mededader een vuurwapen op die [benadeelde partij] heeft gericht, tegen die [benadeelde partij] heeft geroepen/gezegd: “Geef me je geld. Ik wil je geld, waar is het geld.”, een vuurwapen tegen de borst van die [benadeelde partij] heeft gedrukt, de handen en voeten van die [benadeelde partij] met tiewraps heeft vastgebonden, die [benadeelde partij] meermalen tegen het hoofd heeft geschopt, die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en vastgehouden, met die [benadeelde partij] heeft geworsteld en op die [benadeelde partij] is gaan liggen;
2. hij op 3 december 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van Categorie III, te weten een pistool van het merk BBM, kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad.

5.De straf

De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte een first offender is en de laatste veroordeling in 2009 was.
De straf die de rechtbank oplegt, is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning van een bekende. Hij heeft aangever met een heleboel geld, zogenaamd om het te wisselen, naar de woning gelokt. Mededader [medeverdachte] is met verdachte meegegaan en heeft een pistool op het slachtoffer gericht. Aangever is vastgebonden, geschopt en geslagen. De beroving is een traumatische ervaring voor hem geweest. Uit de slachtofferverklaring komt duidelijk naar voren dat hij nog steeds erg aangedaan is door deze gebeurtenis en nog dagelijks last heeft van de gevolgen ervan. De schijnbaar gewetenloze chats en het vervolgens daarop handelen van verdachte baren de rechtbank grote zorgen. Die zorgen zijn door verdachte op de zitting niet weggenomen. Verdachte blijft, ondanks zeer overtuigend bewijs van het tegendeel, volhouden dat ook hij slachtoffer is geworden van de overvaller. Verdachte lijkt geen invoelingsvermogen te hebben gehad en nog steeds niet door te hebben wat hij en zijn mededader aangever hebben aangedaan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling over strafoplegging hebben gemaakt. Daarin geldt als uitgangspunt voor een overval in een woning waarbij sprake is van bedreiging en/of licht geweld een gevangenisstraf van drie jaar. Bij meer/zwaarder geweld is het uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf jaar. Strafverzwarende omstandigheden zijn het dreigen met een vuurwapen, de samenwerking tussen verdachte en medeverdachte en dat zij berekend te werk zijn gegaan. Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van tweeënveertig maanden (drieënhalf jaar) passend en geboden.
De raadsman heeft verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen. Gelet op deze straf wordt het verzoek afgewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

6.De in beslag genomen voorwerpen

De zwarte iPhone van verdachte wordt verbeurd verklaard, omdat hiermee de overval is gepland.
De overige voorwerpen waarover de officier van justitie een beslissing heeft gevraagd (een koffertje, een schietbeker en een leeg doosje patronen), zijn niet onder verdachte in beslag genomen. De rechtbank neemt hierover dus geen beslissing.

7.De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

, het slachtoffer, heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd. Hij vordert een materiële-schadevergoeding van € 119,66 (eigen risico i.v.m. laboratoriumonderzoeken op 23 maart 2022: € 64,61 + tandartskosten: € 55,05) en een immateriële-schadevergoeding van € 15.000,-. De benadeelde partij vordert daarnaast € 5.000 voor eventuele toekomstige kosten.
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht door de gewapende overval. De rechtbank wijst de vordering van de tandartskosten toe. Dit deel van de vordering is niet betwist en de kosten komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf 3 december 2021, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot vergoeding van het eigen risico. De vordering is op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Het is onvoldoende duidelijk of er voldoende verband bestaat tussen de gevolgen van de overval en de laboratoriumonderzoeken. Als de benadeelde partij de gelegenheid zou krijgen om de schade nader te onderbouwen, zou de strafzaak moeten worden aangehouden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Hetzelfde geldt voor de toekomstige kosten. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat verdachte door de gewapende overval aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht. De rechtbank waardeert de immateriële schade naar billijkheid op € 3.000,-. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf 3 december 2021. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard nu meer schade niet is komen vast te staan.
Hoofdelijk
De rechtbank legt de verplichting tot het betalen van de schade hoofdelijk op. Dat betekent dat verdachte en zijn mededader, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de schade, allebei voor het totaal toegewezen bedrag zijn aan te spreken. Als de één volledig heeft betaald, hoeft de ander dat niet meer te doen. Eventuele verrekening kunnen zij onderling regelen.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt in het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij] ook de schadevergoedingsmaatregel op. De benadeelde partij hoeft zo niet zelf de toegewezen vordering bij verdachte te innen.
8.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 55, eerste lid, en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: een zwarte iPhone.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot € 55,05 (vijfenvijftig euro en vijf cent) aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 december 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] , aan de Staat € 3.055,05 (drieduizend vijfenvijftig euro en vijf cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 december 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en volledig verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 40 (veertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. J. Huber en B.G.L. van der Aa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.