ECLI:NL:RBAMS:2022:5341

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
C/13/706520 / HA ZA 21-782
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en meerwerk in het kader van een aannemingsovereenkomst

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van openstaande facturen en meerwerk van de gedaagden, die betrokken waren bij de ontwikkeling van een interieurproject. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de vordering in conventie, die was gebaseerd op een overeenkomst van aanneming, grotendeels werd toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden een bedrag van € 76.949,99 aan de eiseres verschuldigd waren, alsook een bedrag van € 74.108,87 voor verricht meerwerk, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 151.058,87. De rechtbank oordeelde dat de eiseres haar verplichtingen uit de overeenkomst was nagekomen en dat de gedaagden geen recht hadden op opschorting van betaling. De vordering in reconventie van de gedaagden werd afgewezen, waarbij zij verzochten om nakoming van de overeenkomst en terugbetaling van eerder betaalde bedragen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden niet in hun recht stonden en dat de eiseres recht had op betaling van de openstaande bedragen. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagden opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/706520 / HA ZA 21-782
Vonnis van 24 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. van Straaten te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] , en

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.L. Cohen te Amsterdam.
Eiseres in conventie wordt hierna [eiseres] genoemd. Gedaagden in conventie worden gezamenlijk [gedaagden] (in meervoud) genoemd en afzonderlijk [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
  • het tussenvonnis van 19 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • het proces-verbaal van de op 12 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het ontwerpen, vervaardigen en installeren/plaatsen van op maat gemaakt interieur. Bestuurder en (indirect) aandeelhouder van [eiseres] is [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.2.
[gedaagde 1] is oprichter van [naam groep] Groep en houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling, exploitatie van en het investeren in vastgoed voor de hotelmarkt. Voor de ontwikkeling van hotels in zowel binnen- als buitenland heeft [gedaagde 1] vanaf 2012 geregeld zaken gedaan met [eiseres] .
2.3.
In 2018 heeft [gedaagde 1] [eiseres] benaderd voor de realisatie van het interieur voor zijn woonhuis aan de [locatie] te Amsterdam (hierna: de woning). [gedaagden] en [eiseres] hebben daartoe een overeenkomst van aanneming gesloten tot het vervaardigen van op maat gemaakt interieur en het plaatsen daarvan in de woning (hierna: het project).
2.4.
Van de kant van [eiseres] werd het project aangestuurd door de bij haar werkzame projectleider [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.5.
Van de kant van [gedaagden] waren de volgende personen betrokken bij het project:
  • [naam 3] (hierna: [naam 3] ), werkzaam bij HUGO Interieurvormgeving B.V. (hierna: Hugo). [naam 3] werd door [gedaagde 1] ingeschakeld voor het ontwerp van het interieur;
  • [naam 4] (hierna: [naam 4] ), werkzaam bij het projectbureau Cerius Projects B.V. [naam 4] werd door [gedaagde 1] ingeschakeld als projectleider voor de realisatie van de woning en het project;
  • [naam 5] (hierna: [naam 5] ), ook werkzaam voor een van de bedrijven van [gedaagde 1] , werd ingeschakeld als coördinator van alle werkzaamheden.
2.6.
Op 4 mei 2018 heeft [eiseres] een eerste ‘blanco’ offerte uitgebracht. Nadien is er tussen (de personen ingeschakeld door) [gedaagden] en [eiseres] veelvuldig gecommuniceerd en gecorrespondeerd over de op deze offerte aanvullende wensen van [gedaagden] met betrekking tot het te ontwikkelen interieur. [eiseres] heeft op basis van deze aanvullende wensen, die in een separaat overzicht werden bijgehouden, en aan de hand van ontwerptekeningen van Hugo op achtereenvolgens 23 oktober 2018, 4 december 2018, 11 februari 2019 en 14 februari 2019 (aangepaste) offertes opgesteld.
2.7.
Per e-mail van 18 februari 2019 heeft [naam 1] aan [naam 4] de volgende documenten toegestuurd: de op naam van [gedaagden] gestelde offerte van 14 februari 2019, de Algemene offerte-, leverings- en betalingsvoorwaarden van de leden van de sectie interieurbouw van Koninklijke CBM van 4 september 2018 (hierna: de Algemene Voorwaarden) en een factuur voor de eerste betalingstermijn.
2.8.
Bij e-mail van 18 februari 2019 heeft [naam 4] , in reactie op de e-mail [naam 1] , geschreven dat hij de offerte van 14 februari 2019 ter ondertekening aan [gedaagde 1] zal aanbieden en dat de facturen in het vervolg rechtstreeks aan [gedaagde 1] moeten worden gestuurd.
2.9.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft [naam 1] richting [naam 4] gereageerd en aangegeven: “Ik begrijp dat we de laatste offerte als contractstuk zullen hanteren en zie de getekende versie graag retour”.
2.10.
Hierna is er wederom tussen (de personen ingeschakeld door) [gedaagden] en [eiseres] gecommuniceerd en gecorrespondeerd over de door [gedaagden] gewenste aanvullende wensen op de offerte van 14 februari 2019. [eiseres] heeft naar aanleiding van deze aanvullende wensen werktekeningen opgesteld, die zij eind maart 2019 ter goedkeuring aan [naam 4] heeft verzonden. Op het overzicht van de aanvullende wensen stonden op dat moment 66 aanvullende wensen genoteerd.
2.11.
Vervolgens heeft er tussen (de personen ingeschakeld door) [gedaagden] en [eiseres] emailcorrespondentie plaatsgevonden over de planning van de productie en oplevering van het project. Nadat partijen hierover overeenstemming bereikten, heeft [eiseres] op 11 april 2019 haar werktekeningen definitief gemaakt. De werktekeningen zijn door [gedaagde 1] voor akkoord ondertekend.
2.12.
Op basis van de definitieve werktekeningen heeft [eiseres] een kostenoverzicht gedateerd op 5 juni 2019 gemaakt, dat zij per e-mail van 5 juni 2019 aan [gedaagde 1] , [naam 4] en [naam 5] heeft toegestuurd. Naar aanleiding van dit kostenoverzicht hebben partijen gediscussieerd. [gedaagden] waren het niet eens met het door [eiseres] opgestelde kostenoverzicht. Uiteindelijk hebben [eiseres] en [gedaagden] op 24 juni 2019 overeenstemming bereikt voor een bedrag van € 1.050.000,- exclusief btw (€ 1.270.500,- inclusief btw) voor de realisatie van het project.
2.13.
Tijdens voornoemde onderhandelingen was [eiseres] al gestart met de uitvoering van het project. Gedurende de uitvoering hebben [eiseres] en (de personen ingeschakeld door) [gedaagden] veelvuldig discussie gevoerd over de (achterstand in de) betaling van de termijnen, de gevolgen hiervan voor het aanschaffen van de benodigde materialen en de planning en voortgang van het project.
2.14.
Op 3 december 2019 heeft de vooroplevering plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 3] . [naam 2] heeft van de eerste vooroplevering een overzicht van de openstaande en door [eiseres] uit te voeren werkzaamheden bijgehouden en heeft dit overzicht op 4 december 2019 aan [naam 4] en [naam 5] toegestuurd.
2.15.
Bij e-mail van 18 december 2019 heeft [gedaagde 1] het volgende geschreven aan [naam 2] :
“(…)
Ik had ook toegezegd even per mail te bevestigen dat we de overeengekomen bedragen zullen overmaken. Het is na terugkomst uit het buitenland gisternacht en de oplevering vandaag gewoon even zo hectisch geworden dat ik even overloop.
Ondanks de tegenslagen die we in dit project gekend hebben moet ik nu echt toch nogmaals danken voor het bijzonder mooie resultaat. Het is erg goed gelukt! Geweldig!
Ik hoop je snel weer te zien en dan drinken we drankje, eten een hapje en gaan we fijn de toekomst weer in (…)”
2.16.
Bij e-mail van 14 januari 2020 heeft [naam 4] [eiseres] verzocht een afspraak te maken om een rondgang door de woning te maken en de vooropnamelijst te bespreken.
2.17.
Op 17 januari 2020 is [eiseres] in de woning geweest.
2.18.
Op 28 januari 2020 heeft [eiseres] aan [naam 4] een lijst met nog af te werken punten toegestuurd. Daarbij is ook een overzicht van het meerwerk gevoegd.
2.19.
Bij e-mail van 7 februari 2020 heeft [naam 4] de meerwerkfactuur betwist en voorts aan [naam 2] gevraagd: “Wanneer zijn ALLE werkzaamheden gereed? Dan kan er een datum worden gepland voor opleveren”. Daarop heeft [naam 2] dezelfde dag per e-mail geantwoord: “Zodra we alles afgewerkt hebben kunnen we deze plannen, als het aan mij ligt zo spoedig mogelijk!”.
2.20.
Bij e-mail van 5 juli 2020 heeft [eiseres] het volgende geschreven aan [naam 3] .
“(…)
Het lukt ons niet om de werkzaamheden voor onze vakantie uit te voeren, we hebben te weinig tijd om het nu goed voor te bereiden, ook omdat er nog wat onduidelijkheden zijn die vooraf nog dienen te worden besproken. De geplande oplevering van 21 juli zal dan ook niet doorgaan en hier zullen we een nieuwe datum voor moeten plannen zodra bekend is wanneer alle werkzaamheden zijn afgerond. (…)”
2.21.
Op 21 september 2020 is [eiseres] in de woning geweest om werkzaamheden te verrichten. Zij heeft toen ook schilderijen in de woning opgehangen.
2.22.
Vervolgens is er tussen [eiseres] en [gedaagden] gecorrespondeerd over de uitvoering van de laatste werkzaamheden. Bij brief van 6 juni 2021 heeft [eiseres] aan [gedaagden] geschreven dat zij de laatste werkzaamheden wenst uit te voeren en dat zij graag betaling van de openstaande bedragen ontvangt, zijnde het restant van de aanneemsom van € 76.949,99 en een bedrag van € 74.108,87 (inclusief btw) voor het uitgevoerd meerwerk.
2.23.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft [gedaagde 1] aan [eiseres] geschreven – kort samengevat – dat de door [eiseres] genoemde bedragen niet kloppen, er geen meerwerk bekend is, er veel werk uitstaat dat afgemaakt moet worden, [eiseres] herhaaldelijk in gebreke is gebleven en dat [gedaagde 1] de schade op [eiseres] zal verhalen.
2.24.
Bij brief van 22 juni 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagden] gesommeerd tot betaling van onder meer de openstaande facturen over te gaan. Bij brief van 5 juli 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagden] hierop gereageerd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling aan [eiseres] van € 151.058,87, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en daarover te rekenen contractuele rente, althans wettelijke rente, vanaf het moment van opeisbaarheid tot de datum van algehele voldoening;
b. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling aan [eiseres] van € 2.285,59 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en daarover te rekenen contractuele rente, althans wettelijke rente, vanaf 22 juni 2021, althans vanaf de dag van deze dagvaarding, tot de datum van algehele voldoening;
c. de verklaring voor recht dat de tussen [eiseres] en [gedaagden] geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruit verplichting voortvloeien voor [eiseres] , althans de tussen [eiseres] en [gedaagden] geldende overeenkomst te ontbinden voor het gedeelte waaronder [eiseres] thans enige verplichting heeft;
d. de verklaring voor recht dat het door [eiseres] opgeleverde werk de eigendom is van [eiseres] tot het moment van algehele voldoening van € 151.058,87;
e. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot afgifte van het gedeelte van het door [eiseres] opgeleverde werk dat op de vijfde dag na betekening van dit vonnis de executiewaarde, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen waarde, vertegenwoordigt van het op dat moment openstaande bedrag waartoe [gedaagden] in dat vonnis jegens [eiseres] tot betaling is veroordeeld, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per kalenderweek, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en frequentie, dat [gedaagden] in gebreke zijn;
f. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling aan [eiseres] van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de zevende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] baseert haar vordering tot betaling van € 151.058,87 op nakoming van de overeenkomst van aanneming en verricht meerwerk. [eiseres] stelt dat zij uit dien hoofde werkzaamheden heeft verricht voor een totaalbedrag van € 1.270.500,-. Van dit bedrag hebben [gedaagden] een bedrag van € 76.949,99 (inclusief btw) onbetaald gelaten. Daarnaast heeft [eiseres] in opdracht van [gedaagden] meerwerk verricht voor een bedrag van € 74.108,87 (inclusief btw). [gedaagden] hebben dit bedrag evenmin betaald, zodat [gedaagden] in totaal € 151.058,87 aan [eiseres] moeten betalen. Totdat dit bedrag is betaald, is [eiseres] op grond van haar Algemene Voorwaarden eigenaar van het opgeleverde werk gebleven. Daarnaast heeft [eiseres] na oplevering van het werk getracht om de laatste opleveringspunten uit te voeren, maar zij werd daartoe niet meer in staat gesteld door [gedaagden] Daarom is volgens [eiseres] de overeenkomst van aanneming voor dat gedeelte ontbonden, althans vordert zij ontbinding daarvan.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen - samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
a. veroordeling van [eiseres] tot nakoming van de overeenkomst met [gedaagden] overeenkomstig het kostenoverzicht van 5 juni 2019 binnen een redelijke termijn en in de kwaliteit die [gedaagden] daar van mogen verwachten in verband met de daarvoor overeengekomen prijs. Dit houdt in dat alle onderdelen genoemd bij randnummer 88 van de conclusie van antwoord worden aangepast en/of vernieuwd tot deze naar tevredenheid van [gedaagden] zijn, die het werk niet op onredelijke gronden zullen mogen weigeren, althans dat de klachten zoals genoemd bij randnummers 40.1, 40.2, 40.3, 40.5, 40.7 tot en met 40.15, 40.17, 40.18, 40.20 tot en met 40.24 en 40.26 tot en met 40.30 worden verholpen;
b. de verklaring voor recht dat de tussen [gedaagden] en [eiseres] geldende overeenkomst partieel is ontbonden ten aanzien van de onderdelen van de opdracht genoemd bij randnummer 89 van de conclusie van antwoord en [eiseres] te veroordelen tot terugbetaling aan [gedaagden] het bedrag van € 181.431,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaling van deze bedragen door [gedaagden] aan [eiseres] , althans vanaf een andere in goede justitie te bepalen datum, tot het moment van algehele voldoening;
c. veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair
d. de verklaring voor recht dat de tussen [gedaagden] en [eiseres] geldende overeenkomst (partieel) is ontbonden ten aanzien van de onderdelen van de opdracht genoemd bij randnummer 88 van de conclusie van antwoord, alsmede ten aanzien van de onderdelen genoemd bij randnummer 89 van de conclusie van antwoord en [eiseres] te veroordelen tot terugbetaling aan [gedaagden] het bedrag van € 760.308,92, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaling van deze bedragen door [gedaagden] aan [eiseres] , althans vanaf een andere in goede justitie te bepalen datum, tot het moment van algehele voldoening;
e. veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[gedaagden] baseren hun vordering onder a) op nakoming van de overeenkomst van aanneming. [eiseres] heeft het werk niet afgemaakt en zij schoot tekort in haar verplichtingen. Deze onderdelen, die onder randnummer 40 van de conclusie van antwoord zijn genoemd, lenen zich voor herstel, zodat [gedaagden] primair aanpassing/herstel vorderen en subsidiair onder d) partiële ontbinding en terugbetaling van de daarvoor in rekening gebrachte bedragen.
[gedaagden] vorderen daarnaast onder b) partiële ontbinding van de overeenkomst van aanneming, namelijk ten aanzien van de onderdelen die door [eiseres] niet goed zijn uitgevoerd. Dat zijn de hieronder in de tabel weergegeven onderdelen. [gedaagden] hebben niet meer de verwachting dat [eiseres] deze onderdelen naar tevredenheid zal kunnen aanpassen. [eiseres] heeft ook geen passende oplossing aangeboden. [gedaagden] vorderen daarom voor deze onderdelen de door [eiseres] in rekening gebrachte bedragen terug, in totaal € 181.431,03.
Onderdeel project
Bedrag
Vitrinekast in TV kamer
€ 25.996,85
Wandkasten kantoor
€ 108.322,83
Eettafel keuken
€ 9.382,34
Vitrinekast vliegtuigen 1e verdieping
€ 21.160,48
Wandkast zithoek Bart
€ 16.568,53
Totaal
€ 181.431,03
3.6.
[eiseres] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagden] uit hoofde van de overeenkomst van aanneming een bedrag van € 76.949,99 is verschuldigd aan [eiseres] . [gedaagden] meent de betaling van dit bedrag terecht te hebben opgeschort, omdat [eiseres] 1) het werk deels niet goed heeft uitgevoerd en 2) het werk niet heeft afgerond. [gedaagden] vorderen daarom in reconventie - voor wat betreft de onderdelen die voor herstel vatbaar zijn - nakoming van de overeenkomst van aanneming en voor de onderdelen die dat niet meer zijn gedeeltelijke ontbinding. Daarnaast bestrijdt [gedaagden] het door [eiseres] uitgevoerde meerwerk.
4.3.
Voor beantwoording van de in deze zaak voorliggende vragen - waaronder de vragen of [eiseres] jegens [gedaagden] in de nakoming van zijn verplichtingen is tekortgeschoten en dus of opschorting is toegestaan en of sprake is van verricht meerwerk - is allereerst van belang dat komt vast te staan wat partijen zijn overeengekomen in de overeenkomst van aanneming. Hierover verschillen partijen namelijk van mening.
Inhoud overeenkomst van aanneming
4.4.
Vast staat dat partijen een overeenkomst van aanneming hebben gesloten waarbij [eiseres] zich jegens [gedaagden] heeft verplicht om het door [naam 3] ontworpen interieur te vervaardigen en in de woning te plaatsen. Partijen verschillen echter van mening over de precieze inhoud van deze overeenkomst. [eiseres] is van mening dat de overeenkomst tussen partijen wordt gevormd door de offerte van 14 februari 2019, de daarbij gevoegde Algemene Voorwaarden en de daarop volgende 66 aanvullende wensen van [gedaagden] die uiteindelijk hebben geresulteerd in de kostencalculatie van 5 juni 2019. [gedaagden] zijn daarentegen van mening dat deze offerte en de Algemene Voorwaarden geen onderdeel van de overeenkomst zijn. Volgens [gedaagden] wordt de overeenkomst tussen partijen beheerst door de kostencalculatie van 5 juni 2019 en de op 24 juni 2019 tot stand gekomen mondelinge prijsafspraak.
4.5.
Uit het procesdossier volgt dat partijen vanaf halverwege 2018 met elkaar hebben gecorrespondeerd over de invulling van het project en dat naar aanleiding van de wensen van [gedaagden] [eiseres] steeds aangepaste offertes heeft opgesteld, namelijk op 23 oktober 2018, 4 december 2018, 11 februari 2019 en 14 februari 2019, die zij vervolgens steeds met (de personen ingeschakeld door) [gedaagden] heeft gedeeld. Bij deze laatste offerte heeft [eiseres] de Algemene Voorwaarden gevoegd en een factuur voor de eerste termijn. Daarbij heeft [eiseres] ook bevestigd te hebben begrepen dat partijen de offerte van 14 februari 2019 als contractstuk zullen hanteren. Daartegen is geen bezwaar gemaakt en de eerste factuur is voldaan. Dat er nadien nog andere offertes zijn opgesteld door [eiseres] , zoals [gedaagden] stellen, is niet gebleken. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de offerte van 14 februari 2019 de afspraken tussen partijen behelst. Dat de offerte zelf niet door [gedaagden] is ondertekend doet daar niet aan af, omdat uit de verdere onderhandelingen blijkt dat partijen steeds zijn uitgegaan van de offerte van 14 februari 2019. Ook heeft [eiseres] onbetwist aangevoerd dat zij naar aanleiding van de offerte van 14 februari 2019, de aanvullende wensen van [gedaagden] en de ontwerpen van [naam 3] de werktekeningen heeft opgesteld, die vervolgens door [gedaagde 1] zijn geaccordeerd. Partijen hebben dus uitvoering gegeven aan die offerte.
De offerte van 14 februari 2019 en de aanvullende wensen van [gedaagden] hebben vervolgens geresulteerd in de bijbehorende kostencalculatie van 5 juni 2019. Het betoog van [gedaagden] dat de tussen partijen geldende overeenkomst alleen wordt gevormd door die kostencalculatie is niet te rijmen met het feit dat [eiseres] keer op keer geactualiseerde offertes opmaakte.
Uiteindelijk hebben partijen opnieuw onderhandeld over de prijs vanwege de vele aanvullingen op de offerte van 14 februari 2019. Partijen zijn het erover eens dat de definitieve aanneemsom uiteindelijk op 24 juni 2019 is vastgesteld op € 1.270.000,-.
4.6.
De conclusie is daarom dat de overeenkomst van aanneming wordt gevormd door de offerte van 14 februari 2019, de daarbij gevoegde Algemene Voorwaarden, de kostencalculatie van 5 juni 2019 en de prijsafspraak van 24 juni 2019.
Voldoet de prestatie van [eiseres] aan de overeenkomst van aanneming?
4.7.
Op zichzelf is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] alle onderdelen van de offerte heeft uitgevoerd. [gedaagden] beroepen zich echter op opschorting omdat het werk volgens hen deels niet voldoet en deels nog niet af is. Voor de beantwoording van de vraag of de prestatie van [eiseres] aan de overeenkomst van aanneming voldoet dan wel dat aan [gedaagden] ter zake een opschortingsrecht toekomt is van belang dat artikel 7:758 lid 2 en 3 BW een speciale regeling voorschrijft voor overeenkomsten van aanneming. Daarin is kort gezegd bepaald dat het werk na oplevering voor risico van de opdrachtnemer komt en dat de aannemer is ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.
4.8.
[eiseres] stelt dat het werk als opgeleverd dient te worden beschouwd, omdat het wat haar betreft in december 2019 – afgezien van kleine servicepunten – klaar was om te worden opgeleverd en omdat het werk eind december 2019 feitelijk in gebruik is genomen door [gedaagden] Op 3 december 2019 heeft een vooroplevering plaatsgevonden, waarvan op 4 december 2019 een overzicht is gedeeld met [naam 5] en [naam 4] . Daarop zijn twee aanvullende punten doorgegeven door [naam 4] , op 8 december 2019. Op 17 januari 2020 vond opnieuw een oplevering plaats. Op 28 januari 2020 stuurt [eiseres] daarvan een lijst met tien nog openstaande punten. Vervolgens heeft [eiseres] op 3 maart 2020 een lijst gestuurd waarop nog vijf punten openstonden. Volgens [eiseres] hebben [gedaagden] op geen enkel moment geprotesteerd tegen de omvang van de opleverlijsten en op geen enkel moment hebben zij de door [eiseres] opgeleverde werken geweigerd. Het klopt wel dat er na deze laatste oplevering openstaande punten waren die [eiseres] nog wenste uit te voeren, maar zij is daartoe door [gedaagden] niet in de gelegenheid gesteld, aldus [eiseres] .
4.9.
Volgens [gedaagden] heeft er alleen een vooroplevering plaatsgevonden, maar geen eindoplevering. Na de vooroplevering zijn er volgens [gedaagden] nog een groot aantal werkzaamheden (vermeld onder punt 40 van de conclusie van antwoord) niet uitgevoerd. Daarnaast hebben [gedaagden] aangevoerd dat er na de vooroplevering ook een aantal gebreken aan het licht zijn gekomen die [eiseres] dient te herstellen.
4.10.
Vast staat dat het werk eind 2019 door partijen is opgenomen en dat op 3 december 2019 een vooroplevering heeft plaatsgevonden. Uit de e-mailberichten die nadien tussen partijen zijn uitgewisseld maakt de rechtbank op dat partijen ervan uitgingen dat het werk spoedig na de vooroplevering en na uitvoering van de openstaande werkzaamheden zou worden opgeleverd. Op grond van artikel 7:758 lid 1 BW is het aan de opdrachtgever ( [gedaagden] ) om het werk binnen een redelijke termijn te keuren en al dan niet onder voorbehoud te aanvaarden dan wel onder aanwijzing van de gebreken te weigeren. Niet gesteld of gebleken is dat dat is gebeurd. Wel staat vast dat [gedaagden] eind december 2019 de woning en het werk van [eiseres] feitelijk in gebruik hebben genomen en dat [gedaagde 1] heel enthousiast is over het werk (zie 2.15): (…)
Ondanks de tegenslagen die we in dit project gekend hebben moet ik nu echt toch nogmaals danken voor het bijzonder mooie resultaat. Het is erg goed gelukt! Geweldig! (…). Daarnaast kan worden vastgesteld dat de lijst van opleverpunten die [eiseres] tijdens de vooroplevering had opgesteld, begin 2020 voor een groot deel was afgewerkt. [eiseres] heeft ten aanzien van deze lijst verklaard dat partijen op 3 maart 2020 tot afronding van de opleverlijst en daarmee tot een eindoplevering wensten te komen. Het voorgaande hebben [gedaagden] niet betwist en evenmin hebben zij geprotesteerd tegen de op 3 maart 2020 door [eiseres] aan [gedaagden] toegestuurde opleverlijst, die nog slechts vijf punten vermeldde. Voor zover [gedaagden] in dit kader verwijzen naar de emailberichten van 17 en 22 september 2020 en de bijbehorende bijlage, overgelegd als productie 73 en 74 bij conclusie van antwoord in reconventie, blijkt dat die bijlage ziet op service- en afstelwerkzaamheden. Dit komt ook overeen met de eigen lijst van [eiseres] waarop deze werkzaamheden staan vermeld. Dat deze lijst een opleverlijst is zoals [gedaagden] aanvoeren, kan de rechtbank gelet op de correspondentie hierover tussen partijen en de eigen verklaringen van partijen niet volgen.
4.11.
Gelet op deze gang van zaken is de conclusie dat het werk behoudens deze resterende vijf opleverpunten per 3 maart 2020 als opgeleverd moet worden beschouwd. De stelling van [gedaagden] dat [eiseres] in een e-mailbericht van latere datum spreekt over oplevering maakt het voorgaande niet anders omdat er op dat moment immers ook onderdelen nog niet opgeleverd waren.
4.12.
Ten aanzien van deze resterende vijf opleverpunten en enkele servicepunten zoals het afstellen van scharnieren heeft [eiseres] verklaard dat zij daartoe niet in de gelegenheid is gesteld door [gedaagden] en vordert om die reden ontbinding van de overeenkomst van aanneming voor dat gedeelte. Deze vordering zal worden toegewezen. Uit het procesdossier blijkt namelijk dat [eiseres] herhaaldelijk aan [gedaagden] heeft gevraagd om een afspraak in te plannen voor de uitvoering van de service werkzaamheden, onder andere bij berichten van 14 en 20 juli, 16 augustus en 16 september 2020. Uiteindelijk op 22 september 2020 heeft er een eerste afspraak plaatsgevonden, maar niet alle werkzaamheden konden op dat moment worden uitgevoerd. [gedaagden] hebben betwist dat zij [eiseres] niet in de gelegenheid hebben gesteld om tot een oplossing te komen en wijzen op de Covid-maatregelen destijds. Zij hebben verder aangevoerd dat de door [eiseres] aangedragen oplossingen niet afdoende waren om de problemen te herstellen. In dit verband heeft [gedaagde 1] tijdens de mondelinge behandeling in het bijzonder gewezen op de vitrinekast die stofvrij zou worden gemaakt en op het draaiplateau in de eettafel dat niet schoon te maken is. Wat van dit laatste verder ook van zij, indien [gedaagden] van mening waren dat de aangedragen oplossingen niet voldeden, dan had het op hun weg gelegen om dat aan [eiseres] kenbaar te maken en aan haar te laten weten wat zij dan wel van [eiseres] verwachtten. Hetzelfde geldt voor de Covid-beperkingen. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om in overleg met [eiseres] tot een oplossing te komen. Niet gebleken is dat [gedaagden] dit hebben gedaan; [gedaagden] reageerden gewoonweg niet.
4.13.
De conclusie is dat het werk op 3 maart 2020 grotendeels is opgeleverd aan [gedaagden] en voor het overige wat de verplichtingen van [eiseres] betreft is ontbonden, zodat ingevolge de hiervoor aangehaalde leden 2 en 3 van artikel 7:758 BW geen sprake kan zijn van een tekortkoming van [eiseres] . Dit betekent dat [gedaagden] geen beroep op opschorting toekomt en dat de factuur tot betaling van het restant van de aanneemsom vanaf deze datum opeisbaar is geworden. De vordering van [eiseres] tot betaling van het restant van de aanneemsom is dan ook toewijsbaar.
4.14.
Voor zover [gedaagden] betogen dat er na de opleveringen gebreken zijn gebleken geldt dat zij [eiseres] niet in gebreke hebben gesteld en een redelijke termijn voor nakoming hebben gegeven, zodat de vorderingen op die grond ook stranden.
Meerwerk
4.15.
Tot slot is in conventie de vraag aan de orde of [gedaagden] de meerwerkfactuur van [eiseres] verschuldigd is. [eiseres] stelt dat zij in opdracht van [gedaagden] meerwerk heeft verricht voor een bedrag van in totaal € 74.108,87 inclusief btw, waarvan de meerwerkposten en de bedragen hieronder in een tabel zijn weergegeven. [gedaagden] betwisten dat er meerwerk is verricht en voeren aan dat de in de tabel weergegeven posten onderdeel zijn van de tussen partijen geldende overeenkomst. [gedaagden] erkennen alleen de post ‘extra kluis kantoor Bart’ als meerwerk.
Onderdelen
Bedrag exclusief btw
Aanpassen bovenkasten
€ 523,-
Extra deuren garderobe Alex
€ 360,-
Aanpassingen kantoor Bart na schouw op locatie
€ 6.684,-
Extra kluis kantoor Bart
€ 310,-
Aanpassing koelkastmeubel zithoek Bart
€ 1.876,-
Vernieuwde garderobekast Bart
€ 34.935,-
Nieuwe roosters Bora
€ 380,-
Versturen Zero verlichting Maretti
€ 15,-
Glasplaat vitrinekast Alex
€ 89,-
Glasplaat drankenkast BG
€ 112,-
Stoffering headboard Shirley
€ 1.814,-
Kader palisander zwembadkast
€ 289,-
Tafelbladen epoxy ipv hg-lak
€ 9.132,-
Aanpassing garderobe Miri
€ 1.593,-
Ophangen sanitair-garnituren
€ 1.210,-
Ophangen schilderijen en div. lijsten
€ 1.925,-
Totaal
€ 61.247 (€ 74.108,87 inclusief btw)
4.16.
De bovenvermelde posten komen niet overeen met de offerte, de kostencalculatie en de werktekeningen. Dit betekent - anders dan [gedaagden] betogen - dat deze posten geen onderdeel zijn van de tussen partijen geldende overeenkomst. Uit het procesdossier blijkt dat de genoemde posten grotendeels zien op aanpassingen/wensen van [gedaagden] die zij hebben gedaan nadat [eiseres] de werktekeningen definitief had gemaakt en partijen hierover overeenstemming hadden bereikt. Niet in geschil is dat [gedaagden] daartoe opdracht hebben gegeven. Deze aanpassingen heeft [eiseres] derhalve als meerwerk verricht en daarvoor zijn extra kosten gemaakt. Nog daargelaten of [gedaagden] de extra kosten voor de aanpassingen hebben geaccordeerd, zoals [eiseres] stelt en [gedaagden] betwisten, gaat het om zodanig ingrijpende aanpassingen dat [gedaagden] uit zichzelf had kunnen en moeten begrijpen dat deze gewenste aanpassingen extra kosten in de zin van meerwerk met zich zouden meebrengen. Ook is niet betwist dat [eiseres] in ieder geval bij drie gelegenheden een indicatie heeft gegeven van de totale meerprijs van de aanvullende wensen van [gedaagden] , te weten als stelpost bij de offerte en bij e-mails van 4 november en 4 december 2019. Die indicaties komen redelijk overeen met het gevorderde bedrag voor het meerwerk. Ten aanzien van de prijs van de garderobekast van [gedaagde 1] heeft [eiseres] overigens onbestreden aangevoerd dat zij slechts het verschil tussen de kosten van de eerste garderobekast en de nieuwe garderobekast in rekening heeft gebracht en niet de totale kosten voor het vervaardigen van de nieuwe garderobekast. Ook met betrekking tot het inhuren van (medewerkers van) [eiseres] voor het ophangen van schilderijen en sanitair-garnituren hadden [gedaagden] kunnen en moeten begrijpen dat het bedrijf daarvoor kosten in rekening zou brengen. [gedaagden] stellen verder dat [eiseres] naast meerwerk ook minderwerk moet rekenen in verband met de afgekeurde wastafels (16 stuks). [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de wastafels zijn vervaardigd volgens de geaccordeerde werktekeningen, maar dat het resultaat [gedaagden] niet beviel en dat de wastafels op diens verzoek uiteindelijk niet zijn geplaatst. Dit hebben [gedaagden] niet weersproken. Nu [eiseres] haar werk dus overeenkomstig de overeenkomst heeft uitgevoerd, valt niet in te zien waarom daarvoor niet zou moeten worden betaald.
De slotsom is dat [gedaagden] gehouden zijn deze meerwerkkosten te betalen.
Conclusie
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen in reconventie worden afgewezen en de vorderingen in conventie (grotendeels) worden toegewezen. [gedaagden] worden veroordeeld tot betaling van het restant aanneemsom van € 76.949,99 (inclusief btw) en het verricht meerwerk voor een bedrag van € 74.108,87 (inclusief btw), in totaal € 151.058,87. [eiseres] heeft onder verwijzing naar haar Algemene Voorwaarden de contractuele rente hierover gevorderd. Aangezien reeds is geoordeeld dat deze voorwaarden van toepassing zijn en [gedaagden] geen ander verweer hebben gevoerd tegen de verschuldigdheid van de rente, wordt de contractuele rente als gevorderd toegewezen. Onder verwijzing naar dezelfde voorwaarden wordt de gevorderde verklaring voor recht dat [eiseres] het eigendom heeft van het door haar opgeleverde werk tot het moment van betaling van voornoemd bedrag eveneens als onbestreden toegewezen.
4.18.
Gelet op de veroordeling tot betaling van voornoemd bedrag heeft [eiseres] geen belang bij haar vordering zoals weergegeven onder 3.1 onder e), zodat deze vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
In conventie
4.19.
[gedaagden] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 98,52
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2,0 punten × tarief V ad € 1.770,00)
Totaal € 7.838,52
4.20.
De door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 2.285,59 is toewijsbaar. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft met verwijzing naar en onder overlegging van de brief van 22 juni 2022 voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, nu deze niet afzonderlijk is betwist door [gedaagden]
4.21.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
4.22.
De nakosten worden ambtshalve toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
In reconventie
4.23.
[gedaagden] worden als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op: € 3.214,00 (1,0 punt × tarief VII ad € 3.214,00).
4.24.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 151.058,87, te vermeerderen met de contractuele rente daarover vanaf 3 maart 2020 tot aan de voldoening;
5.2.
verklaart voor recht dat [eiseres] het eigendom heeft van het door haar opgeleverde werk totdat aan de veroordeling onder 5.1 is voldaan;
5.3.
verklaart voor recht dat de tussen [eiseres] en [gedaagden] geldende overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte waaruit verplichtingen voortvloeien voor [eiseres] ;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 2.285,59 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 7.838,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.6.
wijs het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
5.7.
wijs het gevorderde af;
5.8.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.214,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
In conventie en in reconventie
5.9.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.1, 5.4, 5.5, 5.8 en 5.9 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.