ECLI:NL:RBAMS:2022:5286

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
C/13/721372 / KG ZA 22-710
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot verwijdering van BKR-registratie in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de besloten vennootschap ELQ PORTFOLIO I B.V. De eiser, die te maken had met financiële problemen na een echtscheiding, vorderde de verwijdering van een BKR-registratie die was ontstaan na het afboeken van een schuld door ELQ. De eiser had zijn schuld aan ELQ afgelost en finale kwijting gekregen, maar de registratie bleef bestaan, wat hem belemmerde in het verkrijgen van een hypotheek voor een nieuwe woning.

Tijdens de zitting op 16 augustus 2022 heeft de eiser zijn vorderingen toegelicht, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat. ELQ voerde verweer tegen de vordering. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de mentale gezondheidsproblemen van de eiser en zijn inspanningen om zijn schulden af te lossen. De rechter oordeelde dat de belangen van de eiser om verder te gaan met zijn leven en een nieuwe woning te kopen zwaarder wogen dan het belang van ELQ om de registratie te handhaven.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de vordering van de eiser toegewezen en ELQ veroordeeld om de BKR-registratie binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis te verwijderen. Daarnaast is ELQ veroordeeld in de proceskosten van de eiser. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/721372 / KG ZA 22-710 EAM/LO
Vonnis in kort geding van 18 augustus 2022
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 11 augustus 2022,
advocaat mr. C.B.G.M. Foolen te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELQ PORTEFEUILLE I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.J. Luten te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ELQ worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 16 augustus 2022 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. ELQ heeft verweer gevoerd. [eiser] heeft schriftelijke stukken in het geding gebracht en beide partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting waren aanwezig: [eiser] en zijn partner, [naam] , met mr. Foolen, en aan de kant van ELQ mr. Luten.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] had met zijn ex-echtgenote een woning, die was gefinancierd door middel van een hypothecaire geldlening bij ELQ. Na de echtscheiding is de woning met een restschuld van € 61.502,89 verkocht.
2.2.
Als gevolg van de echtscheiding heeft [eiser] mentale gezondheidsproblemen gekregen. Hij kon daardoor zijn werk als chauffeur niet meer uitvoeren en heeft in 2013 en 2014 een uitkering in het kader van de Ziektewet ontvangen, waardoor hij minder inkomsten had.
2.3.
De schuld aan ELQ bedroeg toen € 58.982,88. Door middel van schuldbemiddeling heeft [eiser] in 2018 een regeling getroffen met ELQ. [eiser] heeft in een periode van drie jaar € 12.224,96 afgelost, waarna hem op 5 oktober 2021 finale kwijting is verleend. Het resterende bedrag van € 49.354,75 is door ELQ afgeboekt.
2.4.
Als gevolg van de finale kwijting heeft ELQ in het CKI (Centraal Krediet Informatiesysteem) van het BKR (Bureau Krediet Registratie) een bijzonderheidscode 3 laten registreren, die staat voor de situatie dat een bedrag door de bank is afgeboekt. Als einddatum is opgenomen 5 oktober 2021.
2.5.
Op 8 juni 2022 heeft [eiser] samen met zijn partner, [naam] , een koopovereenkomst getekend voor de woning aan de [adres] . De koopsom bedraagt € 300.000,-. De termijn van de ontbindende voorwaarden is verlengd tot 5 september 2022.
2.6.
Bij brief van 9 juni 2022 heeft [eiser] bericht gekregen van a.s.r. dat zijn hypotheekaanvraag niet in behandeling wordt genomen vanwege de BKR-registratie.
2.7.
Bij e-mail van 28 juni 2022 heeft Triodos Bank aan [eiser] laten weten dat een hypotheek bij Triodos niet mogelijk is als sprake is van een BKR-registratie.
2.8.
Op 4 juli 2022 heeft CoderingVrij namens [eiser] een verzoek tot het verwijderen van de BKR-registratie gedaan bij ELQ.
2.9.
Bij brief van 12 juli 2022 heeft ELQ het verwijderingsverzoek van [eiser] afgewezen.
2.10.
[eiser] had nog twee registraties bij het BKR, Rabobank en Kredietbank West-Brabant, voor kleine bedragen, die inmiddels door Rabobank en Kredietbank West-Brabant zijn verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
ELQ te veroordelen de BKR-registraties te (doen) verwijderen;
op straffe van een dwangsom;
met veroordeling van ELQ in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
ELQ voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
Bij de BKR-registratie zijn persoonsgegevens van [eiser] verwerkt. Artikel 6 lid 1 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is indien en voor zover aan ten minste een van de in dat artikel genoemde voorwaarden is voldaan. De vraag of de verwerking van persoonsgegevens in het CKI van het BKR rechtmatig is, moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van artikel 6 lid 1, aanhef en onder f AVG: de verwerking moet noodzakelijk zijn voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke (in dit geval ELQ) of van een derde, en de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen (in dit geval [eiser] ) mogen niet zwaarder wegen dan die belangen.
4.2.
Aan de betrokkene van wie persoonsgegevens zijn geregistreerd bij het BKR, in die geval dus [eiser] , komt het recht op gegevenswissing toe als bedoeld in artikel 17 AVG en aan die betrokkene komt het recht van bezwaar toe als bedoeld in artikel 21 AVG.
4.3.
In beginsel moet degene die zijn gegevens wil hebben gewist, de weg bewandelen van artikel 35 UAVG en een verzoekschrift indienen bij de rechtbank binnen zes weken na ontvangst van het afwijzende antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke. In dit geval kan dat echter niet van [eiser] worden gevergd. De tijd daarvoor ontbreekt namelijk, gezien de termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud in de door hem gesloten koopovereenkomst.
4.4.
Het doel van de door het BKR uitgevoerde kredietregistratie is tweeledig: enerzijds dient die om consumenten te beschermen tegen overkreditering, anderzijds om aanbieders van krediet te beschermen tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen.
4.5.
Bij de beoordeling is in de eerste plaats van belang of de gebeurtenissen waarop de coderingen zien (de achterstand, de opeising en de afboeking van de gehele vordering) zich daadwerkelijk hebben voorgedaan en of de registraties terecht zijn gedaan. [eiser] heeft niet betwist dat de coderingen destijds terecht zijn geregistreerd. Het belang bij de registratie is daarmee, gelet op de doelstelling van het BKR, gegeven.
4.6.
Het geding spitst zich toe op de beantwoording van de vraag of het in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is dat de registraties blijven gehandhaafd totdat de (in het Algemeen Reglement CKI van het BKR opgenomen) vijfjaarstermijn is verstreken, in dit geval in oktober 2026. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat op grond van artikel 21 lid 1 van de AVG de verwerking van de persoonsgegevens in geval van een bezwaar gestaakt dient te worden, tenzij er dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking zijn die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene.
4.7.
De beoordeling zal plaatsvinden ‘ex nunc’, dat wil zeggen op basis van de huidige (bekende) feiten en omstandigheden.
Wat betekent dit voor deze zaak?
4.8.
De oorzaak van de achterstand en codering is een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Door de echtscheiding hebben [eiser] en zijn ex-echtgenote de woning moeten verkopen en zijn zij met een restschuld achtergebleven. Vervolgens heeft [eiser] ernstige psychische klachten gekregen. Hij had last van een depressie en kreeg daar medicatie voor, waarmee hij zijn werk als chauffeur niet kon uitvoeren. Hij is in de Ziektewet beland en kreeg daardoor minder inkomsten.
Na zijn ziekteperiode heeft [eiser] verschillende banen via een uitzendbureau gehad en hij heeft afgelost voor zover zijn inkomen daartoe ruimte bood. Sinds 2018 heeft hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij de gemeente Breda, waar hij een inkomen heeft van € 43.102,50 bruto per jaar. [eiser] heeft tijdens de schuldbemiddelingsperiode van drie jaar geen nieuwe schulden gemaakt. Hij heeft een nieuwe partner, met wie hij ook een kinderwens heeft. Zij wonen thans in een tweekamerappartement, in een buurt waar veel overlast is door hangjongeren die de hele nacht lawaai maken. Zij willen met het oog op de gewenste gezinsuitbreiding dan ook graag verhuizen.
[eiser] is dus eenmalig in financiële problemen geraakt door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waar hij niet veel aan kon doen. De schulden zijn immers niet ontstaan door het aangaan van onverantwoorde leningen of door een buitensporig uitgavenpatroon, maar door de gedwongen verkoop van de echtelijke woning op een zeer ongunstig moment. [eiser] heeft de afgelopen vier jaar laten zien dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen om zijn schulden af te lossen (voor zover hij daartoe in staat was), dat hij geen onverantwoorde uitgaven doet, en dat hij een stabiel leven leidt, met een vaste baan en een nieuwe partner. De woning die [eiser] en [naam] hebben gekocht kunnen zij gelet op hun inkomens financieren, zo blijkt uit een toets die door een hypotheektussenpersoon is gedaan (productie 11). Door ELQ is benadrukt dat er door haar een fors bedrag is afgeboekt, maar die enkele omstandigheid kan niet de doorslag geven. In dit geval moet het belang van [eiser] om verder te gaan met zijn leven en een nieuwe woning te kopen dan ook zwaarder wegen dan het algemene belang van ELQ om de registratie voor de volle vijf jaar te handhaven. Het risico dat [eiser] opnieuw in de problemen komt is gelet op het voorgaande immers beperkt.
4.9.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] zal worden toegewezen op na te melden termijn. Nu ELQ heeft toegezegd aan een eventueel veroordelend vonnis te zullen voldoen wordt het niet nodig geacht een dwangsom aan de veroordeling te verbinden.
4.10.
ELQ zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 131,18
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.461,18
4.11.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ELQ om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis de coderingen op contractnummer [nummer] te (doen) verwijderen en verwijderd te houden uit het CKI van het BKR,
5.2.
veroordeelt ELQ in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.461,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt ELQ in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: LO