In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres, een onderdaan van een EU-lidstaat, had op 15 december 2020 een aanvraag ingediend voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De aanvraag werd afgewezen omdat verweerder van mening was dat eiseres niet voldeed aan de nationaliteitseis en niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van april tot en met september 2021 werkloos was geraakt na het beëindigen van haar tijdelijke arbeidsovereenkomst in maart 2021. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aan de cumulatieve voorwaarden voldeed om haar status als migrerend werknemer te behouden, omdat zij zich pas op 15 mei 2021 als werkzoekende had ingeschreven. Dit betekende dat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de Richtlijn 2004/38/EG, die vereist dat een EU-burger die onvrijwillig werkloos is, zich tijdig inschrijft bij de bevoegde instantie.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor de maanden januari tot en met maart 2021 en oktober tot en met december 2021, omdat eiseres voor deze maanden wel recht had op studiefinanciering. Voor de maanden april tot en met september 2021 bleef de afwijzing van de aanvraag in stand. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.059,- en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.