In deze zaak vorderen eisers, een besloten vennootschap en haar bestuurders, de opheffing van conservatoir beslag dat door gedaagden, de verhuurders, is gelegd op hun bankrekeningen. De achtergrond van het geschil ligt in een huurachterstand die is ontstaan door de coronamaatregelen. Eisers hebben sinds maart 2020 hun huurprijs verlaagd, terwijl gedaagden de volledige huurprijs blijven vorderen. De voorzieningenrechter heeft op 5 september 2022 uitspraak gedaan in kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt dat de beslagen op de bankrekeningen van eiseres, die de onderneming lamleggen, opgeheven moeten worden, omdat de overige beslagen voldoende zekerheid bieden voor de vordering van gedaagden. De rechter stelt vast dat de huurachterstand van eisers niet summierlijk ondeugdelijk is, maar dat de deskundige nog een gewijzigde huurprijs moet vaststellen. De vordering van gedaagden tot betaling van de huurachterstand wordt als niet summierlijk ondeugdelijk beoordeeld, maar de beslagen op de bankrekeningen van eiseres worden opgeheven. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.