In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting, diefstal en winkeldiefstal, gepleegd op 5 mei 2022 te Amsterdam. Tijdens de zitting op 2 augustus 2022 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor de eerste drie feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte deze feiten had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van deze beschuldigingen.
Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor de subsidiaire tenlastelegging van opzetheling en verduistering. De verdachte had op 5 mei 2022 mobiele telefoons verworven en een bankpas van een slachtoffer, die eerder die dag was beroofd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren, gezien de omstandigheden waaronder hij deze had verkregen. De verdachte had verklaard de telefoons op straat te hebben gekocht van iemand die hem benaderde voor drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling en verduistering van de bankpas, die hij had gevonden en niet had teruggegeven.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 dagen, met aftrek van voorarrest, en motiveerde deze straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en zijn middelenproblematiek.