ECLI:NL:RBAMS:2022:5191

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
13/100277-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Letland

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Letland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 21 juni 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van diefstal en vernieling. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Letse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 18 augustus 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en werd de zaak behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn strafbaar in Nederland, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de vereisten voor dubbele strafbaarheid zijn nageleefd. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.

De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW. De zaak benadrukt de samenwerking tussen lidstaten binnen de Europese Unie op het gebied van strafrechtelijke vervolging en de uitvoering van Europese aanhoudingsbevelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/100277-22
RK nummer: 22/3246
Datum uitspraak: 1 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 februari 2022 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres: [adres],
nu gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 augustus 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, advocaat te Almere, die waarneemt namens haar kantoorgenoot, mr. M.L. Firet, eveneens advocaat te Almere en door een tolk in de Letse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 2 februari 2022 van de
Riga City Vidzeme Suburb Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek in verband met het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Lets recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 310, 311 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.